In deze zaak heeft de werkgever, Landgoed Hoenderdaell, een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, die als dierenverzorger/valkenier werkzaam was. De werknemer was op 24 november 2015 op staande voet ontslagen, wat hij aanvocht met een tegenverzoek tot vernietiging van dit ontslag. Tijdens de zitting op 11 januari 2016 zijn beide verzoeken behandeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet voldoende bewijs had geleverd voor de beschuldigingen van diefstal en het ontslag niet onverwijld was gegeven. Hierdoor werd het verzoek van de werknemer om het ontslag te vernietigen toegewezen.
Vervolgens heeft de kantonrechter het verzoek van de werkgever tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen. De werkgever had geen redelijke grond voor ontbinding kunnen aantonen, aangezien de aangevoerde incidenten niet voldoende onderbouwd waren. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet had voldaan aan de vereisten van het ontslagrecht, zoals het maken van een duidelijk onderscheid tussen verschillende ontslaggronden en het geven van waarschuwingen aan de werknemer. De kantonrechter heeft de werkgever ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het loon van de werknemer tot het moment van rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, inclusief wettelijke verhogingen en rente.