ECLI:NL:RBNHO:2016:9126

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
3 november 2016
Zaaknummer
AWB - 13 _ 3879
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingplicht en bewijsvoering in het kader van internationale belastingheffing en criminele activiteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 november 2016 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen eiser, een Italiaanse staatsburger, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser was aangeslagen voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2007, 2008 en 2009, maar betwistte de belastingplicht in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet voldoende bewijs had geleverd dat eiser gedurende de relevante jaren inwoner van Nederland was. Eiser had geen Nederlandse nationaliteit, was niet ingeschreven in het bevolkingsregister, had geen bankrekening in Nederland en er was geen bewijs dat hij in Nederland werkzaam was. De rechtbank concludeerde dat de aanslagen en bijbehorende beschikkingen vernietigd moesten worden, omdat de belastingplicht van eiser in Nederland niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank oordeelde ook dat de boetes die aan eiser waren opgelegd, niet gerechtvaardigd waren, gezien het gebrek aan bewijs van belastingplicht. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in belastingzaken, vooral wanneer internationale elementen en criminele activiteiten aan de orde zijn.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 13/3879, HAA 16/4161 en HAA 16/4162

uitspraak van de meervoudige kamer van 2 november 2016 in de zaak tussen

[X] , verblijvende te [Z] , eiser

(gemachtigde: mr. S.J. van der Woude),
en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor de jaren 2007, 2008 en 2009 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv), alsmede aanslagen inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd. Gelijktijdig met de aanslagen ib/pvv zijn bij beschikkingen boetes opgelegd en bij de aanslag ib/pvv voor het jaar 2009 is tevens bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
Eiser heeft op 15 juli 2013 beroep ingesteld wegens het niet (tijdig) doen van uitspraken op bezwaar met betrekking tot de tegen de aanslagen en beschikkingen ingediende bezwaarschriften.
Verweerder heeft vervolgens op 27 augustus 2013 (in één geschrift vervatte) uitspraken op bezwaar gedaan, waarbij de aanslagen en beschikkingen zijn gehandhaafd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2016 te Haarlem. Eiser heeft zich daarbij laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.W.G. Sweerts en W.J. Kuijper.

Overwegingen

Feiten
Ten aanzien van (de woonplaats van) eiser
1. Eiser is geboren te [A] (Italië) en heeft de Italiaanse nationaliteit. Hij en zijn echtgenote [B] (geboren te [C] , Italië, hierna: de echtgenote) hebben samen een kind, [D] , geboren te [C] , Italië op [# 1] .
2. Eiser heeft tot medio 2007 in [E] , Duitsland, een pizzeria geëxploiteerd onder de naam [F] .
3. Naar aanleiding van een zesvoudige moord gepleegd in [G] in de nacht van [# 2] 2007, waarvan eiser verdacht werd (tezamen met zijn zwagers [H] en [I] ), en een verzoek van de Duitse justitiële autoriteiten om uitlevering vindt op [# 3] 2009 een inval (hierna: de inval) plaats in de huurwoning [# 4] te [J] (hierna: [# 4] ). Daar is eiser samen met zijn zwager [H] aangetroffen en aangehouden. In [# 4] zijn ook de echtgenote en het kind van eiser aanwezig. Bij die inval vindt tevens huiszoeking plaats en worden naast onder meer een vuurwapen en vervalste identiteitsbewijzen, een bedrag aan contanten van in totaal € 546.275, horloges en een plastic tas met aankoopbonnen gevonden en in beslag genomen. Bovendien worden een huurcontract betreffende een appartement [K] (hierna: [K] ) en kwitanties van huurbetalingen betrekking hebbend op [K] aangetroffen. Uit de op de aanhouding van eiser gevolgde politieverhoren wordt duidelijk dat eiser met echtgenote en kind verblijft in slaapkamer 3 en zijn zwager in slaapkamer 1 van de door verweerder overgelegde plattegrond van [# 4] . Zowel eiser als [H] bevestigt dat de in elk van de als zodanig door verweerder geduide slaapkamers gevonden contanten en horloges toebehoren aan degene die in de betreffende kamer verbleef.
4. Bij de in onderdeel 3 genoemde huiszoeking wordt tevens aangetroffen een visitekaartje van [L] . Zij is verhoord door de politie. Uit haar verhoor blijkt dat zij bemiddeld heeft in de verhuur van [# 4] aan een onbekende man. De huur is ingegaan op 1 februari 2009. De huur is contant betaald. Er is geen huurcontract.
5. Het in onderdeel 3 genoemde huurcontract [K] staat op naam van [M] . De huur is ingegaan op 1 december 2005. Van de contant betaalde huur zijn verscheidene kwitanties bij de in onderdeel 3 genoemde huiszoeking gevonden.
6. Uit Italiaanse rechtshulpverzoeken van [# 6] en [# 7] 2008 volgt dat de zusters van eiser, [N] , [O] (echtgenote van [H] ) en [P] (echtgenote van [I] ) samen met een neef op [# 8] 2008 vanuit Italië zijn vertrokken en na een lange reis door Italië, Frankrijk en België in Nederland zijn aangekomen. Naar aanleiding van de rechtshulpverzoeken is de verblijfplaats van de zussen ontdekt: [Q] . Op [# 9] 2008 is de zwager van eiser, [I] , aangehouden op [R] . De zussen van eiser zijn aangehouden aan de [Q] , eveneens op [# 9] 2008.
7. Op [# 10] 2009 is eiser uitgeleverd aan Italië. Op [# 11] 2011 is hij in Italië tot levenslang veroordeeld voor de moorden in [G] . Hij is sinds zijn uitlevering gedetineerd in Italië.
8. Op 14 mei 2009 laat het Openbaar Ministerie weten eiser niet strafrechtelijk in Nederland te vervolgen. Aanvankelijk was eiser verdacht van witwassen en het in het bezit hebben van een vals document. Beiden verdenkingen zijn geseponeerd wegens onvoldoende nationaal belang en de verdenking van witwassen is voorts geseponeerd omdat een ander dan strafrechtelijk ingrijpen prevaleerde. Uit de brief van het Openbaar Ministerie blijkt verder dat “onder hem” in beslag zijn genomen een horloge en € 40.100 aan contanten.
9. Tegen eiser was een Europees Arrestatiebevel uitgevaardigd. In verband met een uitleveringsverzoek heeft het Italiaanse Ministerie van Justitie op 8 april 2009 informatie verstrekt over onder meer de periode eind 2006 tot en met [# 15] 2007, waaruit blijkt dat eiser van [# 12] 2006 tot [# 13] 2007 gedetineerd was in Italië, tot [# 14] 2007 huisarrest had in Italië, vervolgens naar Duitsland is gegaan en in ieder geval tot [# 15] 2007 in Duitsland heeft verbleven.
Ten aanzien van de aanslagen
10. Verweerder heeft op 28 april 2009 voorlopig aanslagen ib/pvv voor (onder meer) de jaren 2007 tot en met 2009 aan eiser opgelegd. Bij brief van eveneens 28 april 2009 worden eiser aangiftebiljetten ib/pvv voor de jaren 2007 en 2008 uitgereikt en worden vragen gesteld op grond van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) met betrekking tot zijn woonplaats, [F] en het bij de inval aangetroffen geld. De aangiftebiljetten 2007 en 2008 zijn niet ingediend door eiser. Het aangiftebiljet ib/pvv voor het jaar 2009 is op 10 juni 2011 uitgereikt. Dit biljet is door verweerder (met begeleidend schrijven van de gemachtigde van eiser) oningevuld retour ontvangen op 10 augustus 2011.
11. De onderhavige aanslagen ib/pvv en Zvw zijn opgelegd op 31 december 2010 (2007 en 2008), respectievelijk 31 december 2012 (2009). De aanslagen ib/pvv zijn opgelegd naar de volgende bedragen:

Jaar200720082009

Belastbaar inkomen box 1 € 660.875 € 612.875 € 560.525
Belastbaar inkomen box 3 € 636.875 € 586.700 € 280.262
Bij de aanslagen ib/pvv zijn vergrijpboetes opgelegd van 100% tot bedragen van € 340.751 (2007), € 315.054 (2008) en € 284.068 (2009). Bij de aanslag ib/pvv voor het jaar 2009 is een bedrag van € 25.512 aan heffingsrente in rekening gebracht.
12. Verweerder heeft de aanslagen ib/pvv 2007 en 2008, alsmede de daarbij opgelegde vergrijpboetes toegelicht bij brief van 23 december 2010. Daarin is vermeld:

Aanleiding opleggen aanslagen
Naar aanleiding van een verzoek om uitlevering van de Duitse justitiële autoriteiten bent u samen met uw zwager [H] op [# 3] 2009 door opsporingsmedewerkers van de Nationale Recherche aangehouden op het adres [# 4] , [# 16] te [J] , alwaar ook uw echtgenote en uw kind verbleven. Bij deze aanhouding zijn diverse zaken en vermogensbestanddelen in beslag genomen. Naar aanleiding van uw aanhouding is door de Nationale Recherche een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. De resultaten van dit onderzoek zijn met toestemming van de Officier van Justitie aan de Belastingdienst ter beschikking gesteld. Aan de hand van deze onderzoeksresultaten zijn uw belastbare inkomens voor de jaren 2007 en 2008 als volgt vastgesteld:

Jaar20072008

Belastbaar inkomen (box 1) € 660.875 € 612.875
Belastbaar inkomen (box 3) € 24.567 € 22.546

Motivering aanslagen

Bij de doorzoeking van de woning [# 4] te [J] zijn diverse zaken en vermogensbestanddelen aangetroffen, waaronder een groot geldbedrag in contanten (€ 546.275). Gezien de wijze van verpakking van het geld en de manier waarop het geld in de woning verstopt was, zijn er sterke aanwijzingen dat het geld een illegale herkomst heeft. Dit vermoeden wordt versterkt door de volgende feiten en omstandigheden:
- het overgrote deel van het geld (€ 420.800) was verstopt in een kartonnen verpakking van een luchtbed;
- het geldbedrag bestond voor het grootste gedeelte uit gebundelde grote coupures;
- in de woning is tevens een geldtelmachine aangetroffen;
- in de woning is verder nog een vals geld-detectieapparaat aangetroffen;
- uw eveneens in de woning aanwezige zwager [H] is in het verleden strafrechtelijk veroordeeld voor betrokkenheid bij de handel in cocaïne en lidmaatschap van een criminele organisatie en hij dient ter zake van deze veroordeling nog een gevangenisstraf van 7,5 jaar te zitten, reden waarom hij uit Italië is gevlucht;
- u wordt verdacht van het (mede)plegen van een zesvoudige moord in [G] (Dld.) in de nacht van [# 2] waarvoor uw uitlevering is verzocht door de Duitse justitiële autoriteiten;
- in uw eerste verklaring verklaart u dat u problemen in Italië heeft en daar aangehouden bent geweest in verband met de vondst van een vuurwapen waardoor u niet meer terug kon naar Duitsland;
- verder verklaarde u dat u een probleem heeft in Duitsland omdat daar goede bekenden en plaatsgenoten van u zijn vermoord, dat een van de vermoorde personen dezelfde naam heeft als uzelf en dat u gezocht wordt voor deze moorden;
- u en uw zwager [H] worden verdacht van lidmaatschap van de [S] tak van de Italiaanse maffia, genaamd ' [T] ;
- in de schoenenkast bij de voordeur van de woning bevond zich een vuurwapen met bijbehorende munitie;
- er is in de woning een vervalst Italiaans identiteitsbewijs aangetroffen ten name van een persoon genaamd [U] , met daarop een foto met uw beeldtenis;
- in uw slaapkamer is een Duitse identiteitskaart aangetroffen met de foto van uw echtgenote erop;
- in uw slaapkamer zijn verschillende stempels aangetroffen die bestemd zijn voor de vervaardiging van officiële documenten zoals Italiaanse paspoorten en identiteitsbewijzen;
- in de woning is een identiteitsbewijs aangetroffen ten name van [V] welke voorzien is van een foto waarop de in [# 17] 2008 eveneens in Nederland aangehouden [I] afgebeeld staat. [I] , ook een zwager van u, wordt er eveneens van verdacht lid te zijn van de ` [T] ;
- in de woning die bij u in gebruik was, zijn voorts een kogel(steek)werend vest alsmede een elftal GSM-toestellen, en in het washok van de woning zijn een drietal pruiken aangetroffen;
- u heeft verklaard dat u in [E] . Duitsland tot 2006 een pizzeria heeft gehad onder de naam " [F] " en dat u deze pizzeria kwijt bent geraakt en hier geen vergoeding voor heeft gekregen;
- u heeft verklaard dat de in uw slaapkamer aangetroffen horloges uw eigendom zijn.

Opbouw belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1)

Belastingplicht
Uit het ingestelde strafrechtelijke onderzoek is verder naar voren gekomen dat u vermoedelijk al sinds december 2005 in Nederland verblijft. Dit blijkt onder andere uit het feit dat in de woning een plastic tas is aangetroffen met daarin een aantal aankoopbonnen betreffende uitgaven die hebben plaatsgevonden in de omgeving van [W] alsmede een huurcontract, gedateerd 1 december 2005 voor de huur van het appartement [K] te [W] . De verhuurder is ene [L] . Ook zijn een aantal kwitanties betreffende de afdracht van de huur voor het adres [K] te [W] aangetroffen in uw woning. Op basis hiervan stel ik mij op het standpunt dat u in de jaren 2006 tot en met heden in Nederland woonachtig bent geweest en derhalve binnenlands belastingplichtig bent.

Aankoop horloges

Bij de doorzoeking zijn in uw kamer kostbare horloges aangetroffen. Uit de aangetroffen aankoopbonnen blijkt dat deze onder andere zijn aangeschaft in 2008. Het aankoopbedrag van deze horloges zal door mij bij uw inkomen uit werk en inkomen worden bijgeteld. De correctie voor 2008 is:

Jaar20072008

Correctie € 0 € 4.350

Huur woningen

Tijdens uw verblijf in Nederland heeft u meerdere woningen gehuurd. Dit blijkt onder meer uit de inbeslaggenomen kwitanties ter zake van betaalde huur. De huisvestingskosten worden door mij gesteld op € 2.000 per maand. De correcties voor de jaren 2007 en 2008 zijn:

Jaar20072008

Correctie € 24.000 € 24.000

Uitgaven in verband met de kosten van levensonderhoud

Om tijdens uw verblijf in Nederland in uw levensonderhoud te voorzien, heeft u uitgaven verricht. Voor de jaren 2007 en 2008 worden de kosten voor uw levensonderhoud door mij op € 2.000 per maand geschat. De correcties voor de jaren 2007 en 2008 zijn:

Jaar20072008

Correctie € 24.000 € 24.000

Aangetroffen contant geldbedrag

Bij uw aanhouding is in totaal een geldbedrag van € 546,275 in contanten aangetroffen. Over het geld dat in uw slaapkamer is aangetroffen, heeft u in uw eerste verhoor aangegeven dat u dit gespaard heeft, terwijl uw echtgenote verklaard heeft dat het geld afkomstig is van haar grootouders. Tijdens uw tweede verhoor heeft u verklaard dat het afkomstig is uit uw pizzeria en dat uw vrouw het geld heeft meegenomen uit Italië. Op verdere vragen over het in de woning aangetroffen geld beroept u zich op uw zwijgrecht. Nu uit uw tegenstrijdige verklaringen en de verklaring van uw echtgenote niet valt op te maken wat de herkomst is van het aangetroffen geldbedrag, zal ik voor de jaren 2007 en 2008 de volgende bedragen tot uw inkomen rekenen:

Jaar20072008

Correctie € 612.875 € 560.525
De bedragen zijn herleid uit het aangetroffen geldbedrag, vermeerderd met de vermoedelijk gedane (geschatte) uitgaven die u in de betreffende jaren heeft verricht.

Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1)

Uw belastbare inkomens uit werk en woning (box 1) zijn door mij vastgesteld aan de hand van de bovenstaande gegevens. De inkomsten zijn als winst uit onderneming dan wel als resultaat uit overige werkzaamheden aangemerkt en als volgt becijferd:

Jaar20072008

Horloges € 0 € 4.350
Huur € 24.000 € 24.000
Levensonderhoud € 24.000 € 24.000
Correctie inkomen € 612.875 € 560.525
Belastbaar inkomen € 660.875 € 612.875
Uit strafrechtelijke onderzoek is naar voren gekomen dat u een leidinggevende rol vervult binnen de [aa] clan van de ' [T] en dat uw zwager [H] betrokken is bij de handel in cocaïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat de belangrijkste economische activiteit van de ' [T] de grootschalige handel in cocaïne is en dat hiermee grote (contante) geldbedragen gemoeid zijn en hoge winsten behaald worden. Dit wordt bevestigd door het feit dat in uw woning een grote hoeveelheid contant geld, een geldtelmachine en een vals gelddetectie-apparaat zijn aangetroffen. De verklaringen over de herkomst van dit geld zijn tegenstrijdig en ongeloofwaardig. De hierboven opgesomde feiten en omstandigheden duiden erop dat Nederland in ieder geval sinds eind 2005 de uitvalsbasis voor de [aa] clan is en dat (vanuit) hier te lande illegale activiteiten werden geëntameerd. lk stel mij op het standpunt dat u in ieder geval sedert 2006, doch vermoedelijk al eerder, grote bedragen aan inkomsten uit in Nederland verrichte wederrechtelijke activiteiten heeft genoten. Het op [# 3] 2009 in uw woning aangetroffen geldbedrag is naar alle waarschijnlijkheid de verkoopopbrengst van of de aankoopsom voor een partij verdovende middelen en indicatief voor de omvang van de verdiensten uit die wederrechtelijke activiteiten.

Opbouw rendementsgrondslag belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3)

Jaar20072008

Grondslag 1-1 € 660.875 € 612.845
Grondslag 31-12 € 612.875 € 560.525
Gemiddelde grondslag € 636.875 € 586.700

Motivering boete

Aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2007 en 2008

Naast de gevolgen voor de belastingheffing is gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag een boete opgelegd. Het betreft een vergrijpboete ingevolge artikel 67d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna AWR) juncto hoofdstuk 1 en 3 van het Besluit Bestuurlijke Boete Belastingdienst (hierna BBBB. Deze boete bedraagt 50% van het bedrag van de aanslag.
Mij zijn de volgende feiten en omstandigheden gebleken op grond waarvan ik deze boete opleg: Uit onderzoek is het vermoeden gerezen dat u lid bent van en leiding geeft aan de [S] tak van de Italiaanse maffia, genaamd ' [T] , dat u sedert 2006 in Nederland verblijft en zich hier te lande bezig hebt gehouden met de handel in verdovende middelen, waarschijnlijk cocaïne. Omtrent de herkomst van de op [# 3] 2009 in uw woning aangetroffen contante geldsommen, kostbare horloges en andere voorwerpen (waaronder een vuurwapen, een geldtelmachine, een vals geld-detectieapparaat, (ver)vals(t)e identiteitsbewijzen, een kogel(steek)werend vest alsmede een elftal GSM-toestellen, een drietal pruiken en een grote hoeveelheid betalingsbewijzen) heeft u tegenstrijdige en ongeloofwaardige verklaringen afgelegd.
U heeft sedert uw verblijf in Nederland nooit om uitreiking van een aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen verzocht.
Aan u zijn op 28 april 2009 door de inspecteur vragen gesteld over uw woonplaats, de herkomst van de in uw woning aangetroffen gelden on goederen, hoe u in uw levensonderhoud heeft voorzien, uw zakelijke activiteiten en uw verdiensten daarmee. Door u zijn niet alle gevraagde gegevens en inlichtingen verstrekt dan wel is onjuiste informatie verstrekt.
Verder heeft u de op 28 april 2009 aan u uitgereikte aangiftebiljetten inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2007 en 2008 niet retourgezonden.
lk ben van oordeel dat u (binnenlands) belastingplichtig bent en substantiële inkomsten heeft genoten uit illegale activiteiten, vermoedelijk de handel in verdovende middelen (cocaïne) U heeft over de jaren 2007 en 2008 opzettelijk geen aangifte gedaan van uw inkomsten en vermogensbestanddelen. U wist, dan wel behoorde te weten, dat deze inkomsten en vermogensbestanddelen op de aan u uitgereikte aangiftebiljetten verantwoord dienen te worden,
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden ben ik van mening dat er sprake is van het bewust, of ook wel met opzet, nalaten om de uitgereikte aangiftebiljetten in te dienen, dan wel dat u zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de geenszins te verwaarlozen kans dat, door het niet indienen van deze aangiftebiljetten te weinig belasting zou worden geheven. Op grond hiervan ben ik van mening dat er sprake is van (voorwaardelijke) opzet.

Nadere motivering van de vergrijpboete; strafverzwarende factoren

De feiten die aan de correcties ten grondslag liggen, zijn van een zodanige aard dat u wist of behoorde te weten dat er als gevolg van het niet doen van aangifte geen dan wel te weinig belasting zou worden geheven. Dit betekent dat er sprake is van opzet. Op grond van paragraaf 26 van het Besluit Bestuurlijke Boete Belastingdienst (hierna BBBB) leidt dat gedrag in principe tot een boete van 50%. Daarom heb ik naast de aanslag over de correctie van het inkomen uit werk en woning een vergrijpboete opgelegd.
De vergrijpboete ex artikel 67d Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) juncto de paragrafen 25 en 26 BBBB is van toepassing op de aanslagen over het belastingjaar 2007 en 2008.
Gezien de aard en omvang van de bedoelde feiten is er echter tevens sprake van strafverzwarende omstandigheden als bedoeld in paragraaf 8 van het BBBB, meer in het bijzonder gelegen in het feit dat u geen dan wel tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, dat u de door de inspecteur gestelde vragen niet dan wel onvolledig dan wel onjuist heeft beantwoord en dat u de aan u uitgereikte aangiftebiljetten niet heeft geretourneerd. Vanwege de ernst van deze gedragingen, af te leiden uit de hierboven vermelde feiten en omstandigheden zoals gebleken uit het onderzoek, ben ik van mening dat op grond van paragraaf 8 BBBB de boete verhoogd dient te worden tot 100%.
Daarenboven is het bedrag van de te weinig geheven belasting - zowel in absolute als in relatieve zin - een groot bedrag, waardoor er sprake is van ernstige, omvangrijke en tevens ook verhoudingswijs omvangrijke fraude, zodat in beginsel geen kwijtschelding wordt verleend van de wettelijke boete van 100%.
Mij zijn geen verzachtende of financiële omstandigheden bekend die een verdergaande kwijtschelding rechtvaardigen en tot een matiging van de opgelegde boete leiden (paragraaf 7 BBBB).
Ingevolge artikel 67k, tweede lid, AVVR juncto paragraaf 11 van het BBBB heeft u het recht om de in deze kennisgeving vermelde gronden gemotiveerd te betwisten.
In verband met de spoed waarmee de aanslagen moesten worden opgelegd, kon ik u niet vooraf in de gelegenheid stellen om de gronden die mij aanleiding hebben gegeven de aanslag met boete op te leggen gemotiveerd te betwisten voordat de belastingaanslag en de vergrijpboete daadwerkelijk waren opgelegd. U wordt hiermee echter niet in uw rechten geschaad,
Deze mededeling is gebaseerd op artikel 67g van de AWR alwaar geregeld is dat de inspecteur uiterlijk bij het opleggen van de belastingaanslag bij een voor bezwaar vatbare beschikking de belastingplichtige in kennis stelt van de gronden waarop de oplegging van de boete berust.
(…)”
13. Verweerder heeft de aanslag ib/pvv 2009, alsmede de daarbij opgelegde vergrijpboete toegelicht bij brief van 21 december 2012. De toelichting komt in grote lijnen overeen met die voor de jaren 2007 en 2008.

Geschil14. In geschil is of eiser belastingplichtig is in Nederland, of hij terecht en tot de juiste bedragen in de heffing van ib/pvv en Zvw is betrokken in de jaren 2007 tot en met 2009.

15. Eiser stelt dat hij gedurende die jaren niet in Nederland binnenlands belastingplichtige was en dat hij pas sinds februari 2009 in Nederland verbleef. Er is geen aanleiding om de bewijslast om te draaien, aangezien eiser geen aangifte in Nederland hoefde te doen en aangezien geen informatiebeschikkingen zijn genomen door verweerder. Bovendien stelt eiser dat ten onrechte het gehele in de woning [# 4] gevonden geldbedrag aan hem wordt toegerekend, inclusief het deel dat aan [H] toebehoort. Verder klaagt eiser dat verweerder, van de veronderstelling uitgaand dat het in 2009 aangetroffen geldbedrag inkomsten vormden in dat jaar, geen deugdelijke onderbouwing heeft gegeven dat die inkomsten ook in de drie jaar daarvoor zijn genoten. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de aanslagen, beschikking heffingsrente en boetebeschikkingen.
16. Verweerder stelt primair dat eiser in de onderhavige jaren binnenlands belastingplichtige was en subsidiair dat hij buitenlands belastingplichtige was. Met een beroep op omkering van de bewijslast stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser moet doen blijken dat en in hoeverre de aanslagen onjuist zijn. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
Beoordeling van het geschil
17. De rechtbank stelt voorop dat vast staat dat verweerder geen informatiebeschikkingen heeft genomen ten aanzien van de onderhavige aanslagen dan wel uitspraken op bezwaar, zodat omkering en verzwaring van de bewijslast (artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, hierna: Awr) op de grond dat eiser niet heeft voldaan aan de wettelijke informatieplicht, niet aan de orde is.
18. Voorts geldt dat alvorens de rechtbank toekomt aan de vraag of terecht een beroep wordt gedaan op de omkering van de bewijslast op de grond dat de vereiste aangifte niet is gedaan (zoals verweerder stelt en eiser weerspreekt), verweerder in ieder geval zijn stelling dat eiser gedurende de jaren 2007 tot en met 2009 inwoner van Nederland was, aannemelijk zal moeten maken. Indien binnenlandse belastingplicht van eiser niet aanwezig wordt geacht, zal verweerder de buitenlandse belastingplicht van eiser aannemelijk moeten maken.
19. Allereerst zal de rechtbank oordelen over de vraag of eiser in de jaren 2007 tot zijn uitlevering aan Italië op [#19] 2009 zijn woonplaats in Nederland had. Bepalend hierbij is of op grond van artikel 4 Awr naar de feiten en omstandigheden beoordeeld eiser zijn woonplaats in Nederland had. Verweerder voert daartoe onder meer aan dat:
- eiser vanaf half augustus 2007 tot aan zijn uitlevering in Nederland verbleef;
- eiser beschikking had over duurzame woongelegenheden in Nederland;
- eisers echtgenote en kind en zijn zwagers [H] en [I] eveneens langdurig in Nederland verbleven;
- eiser economische binding met Nederland had, aangezien hij vermoedelijk in Nederland criminele activiteiten verrichtte;
- uiterlijk waarneembare omstandigheden erop duiden dat eiser de intentie had om hier gedurende langere tijd te verblijven.
20. Eiser stelt daartegenover dat hij vanwege de zesvoudige moord in [G] voortvluchtig was en in ieder geval - afgezien van korte bezoeken - tot die moord in het geheel niet in Nederland heeft verbleven, doch in Duitsland een pizzeria exploiteerde, vervolgens in Italië gedetineerd is geweest en daarna teruggekeerd in Duitsland en dat hij na de moord in [G] ondergedoken is in diverse landen doch niet in Nederland en pas eind februari 2009 met vrouw en kind naar [# 4] , als onderduikadres, is gegaan. Eiser is ook niet herkend als huurder van [# 4] en had niets te maken met [K] , omdat hij toen in [E] , Duitsland, woonde. De echtgenote van eiser heeft blijkens een akte van 29 mei 2009 voorts in Italië onder ede verklaard dat zij pas op 25 februari 2009 tezamen met eiser in Nederland is aangekomen en dat zij samen maar 15 dagen op Nederlands grondgebied hebben doorgebracht, zo vervolgt eiser.
21. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat eiser gedurende de jaren 2007 (vanaf half augustus) tot zijn uitlevering naar Italië inwoner was van Nederland. Daartoe acht zij de volgende factoren redengevend. Eiser heeft niet de Nederlandse nationaliteit, was niet ingeschreven in het Nederlandse bevolkingsregister, had geen bankrekening in Nederland, was geen lid van enige vereniging en niet aannemelijk is dat eiser in Nederland werkzaam was (zie ook overweging 22). Noch het huurcontract van [# 4] noch dat van [K] stond op zijn naam. Voor de vaststelling dat deze woningen dan wel de woningen [Q] en [bb] duurzaam aan eiser ter beschikking stonden bestaan geen dan wel onvoldoende aanknopingspunten. Ook voor de vaststelling dat eiser kon beschikken over garageboxen in [cc] en [dd] bestaat onvoldoende bewijs. Voorts kan niet worden vastgesteld dat de bij de huiszoeking aangetroffen aankoopbonnen ter zake van levensonderhoud (waarop enkele uitgaven voor een baby zijn vermeld) aan eiser toebehoorden, temeer niet omdat een deel van deze bonnen ziet op de periode [# 12] 2006 tot [# 13] 2007 waarin eiser gedetineerd was in Italië. De feiten dat tijdens de inval zijn echtgenote en kind aanwezig waren in [# 4] en dat eiser erkend heeft dat de in slaapkamer 3 gevonden horloges van hem zijn (of waren) en aantoonbaar zijn aangekocht in Nederland gedurende de periode 2008 en 2009, zijn onvoldoende om daarmee binnenlandse belastingplicht aan te nemen. Dit geldt eveneens voor het gegeven dat er op het adres [ee] op [# 18] 2008 door vier verschillende speurhonden een positieve herkenning plaatsvond van een geurmonster van eiser. Het voorgaande blijft gelden indien de overige door verweerder genoemde factoren in aanmerking worden genomen. Verweerder heeft niet, dan wel onvoldoende, weersproken dat eiser tot de zesvoudige moord in [G] in Duitsland woonachtig was en dat eiser sindsdien voortvluchtig was. Verweerder heeft onvoldoende aangevoerd ter ondersteuning van zijn vermoeden van binnenlandse belastingplicht. De rechtbank verwerpt dan ook het standpunt van verweerder dat sprake is van binnenlandse belastingplicht van eiser.
22. Voor wat betreft de subsidiaire stelling van verweerder dat eiser in de onderhavige jaren buitenlands belastingplichtige was, overweegt de rechtbank dat verweerder op geen enkele wijze zijn vermoeden aannemelijk heeft gemaakt dat in die jaren door eiser winsten zijn behaald met de handel in cocaïne in Nederland en dat om die reden van inkomsten uit werk en woning sprake zou zijn geweest. De stellingen van verweerder dat het een feit van algemene bekendheid is dat de belangrijkste economische activiteit van de ‘ [T] de grootschalige handel in cocaïne is en dat daarmee grote contante geldbedragen zijn gemoeid en hoge winsten worden behaald acht de rechtbank onvoldoende om anders te oordelen. Gesteld noch gebleken is van belastbaar inkomen uit sparen en beleggen in Nederland, zodat het betoog van verweerder ook in zoverre faalt.
23. Gelet op het vorenoverwogene is niet aannemelijk geworden dat eiser in de onderhavige jaren belastingplichtig was in Nederland, zodat de aanslagen ib/pvv en Zvw en de bijbehorende beschikkingen dienen te worden vernietigd. De beroepen zijn derhalve in zoverre gegrond.
Voor zover de beroepen zijn gericht tegen het uitblijven van uitspraken op bezwaar, zijn deze niet-ontvankelijk, aangezien verweerder alsnog (lopende het beroep) uitspraak heeft gedaan.
Proceskosten
24. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 1). Daarbij is uitgegaan van drie samenhangende zaken in de zin van artikel 3 Bpb.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen betreffende de aanslagen ib/pvv en Zvw 2007, 2008 en 2009 gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vernietigt de aanslagen ib/pvv en Zvw voor de jaren 2007, 2008 en 2009, alsmede de daarbij behorende boetebeschikkingen en beschikking heffingsrente;
- verklaart de beroepen voor zover gericht tegen het uitblijven van uitspraken op bezwaar niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 992;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. de Jong, voorzitter, en mr. A.A. Fase en
mr. G.H. de Soeten, leden, in aanwezigheid van mr. M.R. Marinus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.