6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Als gevolg van een gewelddadig incident in april van dit jaar heeft verdachte een posttraumatische stressstoornis opgelopen. Onder invloed van deze stoornis heeft verdachte gemeend verhaal te moeten halen bij de ouders van één van de betrokkenen. Verdachte heeft vervolgens met een vuurwapen op het slachtoffer geschoten. Hoewel het gedrag van verdachte voor een groot deel valt te verklaren door de stoornis, neemt de rechtbank hem dit wel kwalijk. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen en zeker niet zijn frustratie dienen af te reageren op een persoon die aan het eerder genoemde incident part noch deel heeft gehad. Daar komt bij dat verdachte al geruime tijd voor het ontstaan van de posttraumatische stressstoornis over een vuurwapen kon beschikken. Dat het slachtoffer niet geraakt is door verdachte is een zeer gelukkige omstandigheid die niet aan verdachte te danken is. Het is algemeen bekend dat het schieten op een persoon grote impact heeft op de slachtoffers, hetgeen ook is gebleken uit de verklaring van het slachtoffer, die ter terechtzitting is voorgelezen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 28 september 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een delict onherroepelijk is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 13 oktober 2016 van M. Sieval, als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Reclassering Palier.
- het over verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 1 september 2016, opgemaakt door M.H. de Groot, GZ psycholoog.
- het over verdachte uitgebrachte psychiatrische rapport gedateerd 28 september 2016, opgemaakt door H. Wind, psychiater.
Het psychiatrisch rapport houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene heeft een post traumatische stress-stoornis (PTSS). Betrokkene was obsessief gepreoccupeerd in zijn denken door de herbelevingen aan en nachtmerries van het geweld waaraan hij is blootgesteld. Zijn angsten en woedeaanvallen hebben geleid tot ernstig disfunctioneren en betrokkene heeft wegens de hevigheid van de klachten suïcidale ideaties ontwikkeld. Het heeft grotendeels zijn denken en gedragingen bepaald ten tijde van het tenlastegelegde. Er wordt geadviseerd betrokkene verminderd toerekeningsvatbaar te achten met betrekking tot zijn handelen inzake het tenlastegelegde feit.
Behandeling is goed mogelijk met traumatherapie. Bij adequate behandeling wordt het delict recidive risico bij betrokkene laag ingeschat indien de respons goed is.
Hij krijgt momenteel een EMDR behandeling in de P.I. met gunstig resultaat. Het behoud van een goed steunsysteem en maatschappelijke vooruitzichten zijn positieve factoren met betrekking tot het verlagen van het delict recidive risico.
Voorts wordt geadviseerd verdachte een meldplicht bij de reclassering op te leggen alsmede een behandelverplichting gericht op agressieregulatie en het vergroten van individuele copingvaardigheden om alternatieve gedragskeuzes te ontwikkelen. Een dergelijke behandeling kan plaatsvinden bij de Forensische polikliniek van GGZ Noord-Holland Noord of bij de Forensische Poli van De Waag. De reclassering kan toezicht houden op de naleving van de voorwaarden.
De psycholoog komt tot dezelfde conclusies en adviseert gelijkluidend.
Op de terechtzitting heeft de heer Wind desgevraagd toegelicht verdachte, hoewel deze terminologie niet meer gebruikt wordt, eerder
sterk verminderd toerekeningsvatbaarte achten. Nu hij slechts de keuze had tussen volledige ontoerekeningsvatbaarheid, waarvan niet kon worden gesproken, en verminderde toerekeningsvatbaarheid is hij tot dit laatste advies gekomen. Verdachte had ondanks de forse psychische symptomen, toch nog de beschikking over enig rationeel denken en enige keuzevrijheid.
Uit de reclasseringsrapportage blijkt het volgende:
GGZ reclassering Palier schat in dat de kans op recidive laaggemiddeld is. Voordat betrokkene in april 2016 PTSS heeft opgelopen ten gevolge van een mishandeling had hij zijn leven goed op orde en functioneerde hij op alle leefgebieden stabiel. Na zijn detentieperiode is hij voornemens om zijn leven op positieve wijze voort te zetten en hierbij behoudt hij een goed steunsysteem. Betrokkene heeft een EMDR behandeling gevolgd in P.I. Zwaag, waardoor zijn PTSS verschijnselen beduidend zijn afgenomen.
Met de conclusies en adviezen van deze rapporten kan de rechtbank zich verenigen.
Op de terechtzitting heeft verdachte verklaard de EMDR behandeling inmiddels voltooid te hebben. Verdachte heeft verklaard hier veel baat bij te hebben gehad en nu geen gevoelens van woede en angst of wraak meer te ervaren.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank de door de deskundigen gegeven adviezen in aanzienlijk grotere mate betrokken dan de officier van justitie, met name waar het de toerekeningsvatbaarheid van verdachte betreft, de geringe kans op herhaling en het positieve steunsysteem. Ook de proceshouding van verdachte weegt in zijn voordeel.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met GGZ reclassering Palier noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Tevens acht de rechtbank de oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden geïndiceerd: het volgen van een behandeling gericht op agressieregulatie alsmede een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast een locatieverbod en locatiegebod met elektronische controle als bijzondere voorwaarde op te leggen.