Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het geschil
- € 2.736,00 bruto terzake het loon over de periode van 1 januari 2015 tot en met 28 januari 2015;
- € 1.600,00 bruto terzake het vakantiegeld vanaf 1 juli 2014 tot en met 28 januari 2015;
- € 1.404,59 bruto terzake het saldo aan openstaand verlof;
- € 1.026,00 terzake het loon over de periode dat [x] voor de curator heeft doorgewerkt,
alsmede tot betaling van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over deze bedragen, vanaf de dag van verschuldigdheid tot de dag van algehele betaling, een en ander op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag voor iedere dag of gedeelte van de dag dat [y] in gebreke blijft met de betaling, na veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis. Voorts vordert [x] dat de kantonrechter [y] veroordeelt tot betaling van de proceskosten en de buitengerechtelijke incassokosten.
4.De beoordeling
oud-werknemers van de [a] aangespannen bestuursrechtelijke procedures is beslist en de algemene verwijzing naar de onderliggende stukken in die procedure, is evenmin voldoende toereikend voor de conclusie dat sprake is van een overgang van onderneming. Het betreft zaken waarin het beroep van deze oud-werknemers van de [a] tegen besluiten van het UWV waarbij aangevraagde (faillissements)uitkeringen op grond van de WW zijn afgewezen, ongegrond zijn verklaard omdat – kort gezegd – volgens de rechtbank in navolging van het UWV sprake is van een overgang van onderneming met ingang van 14 januari 2015 en dus vóór faillissement. In deze zaak gaat het echter om een civiele vordering en is het aan de eisende partij om, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting van [y] , gemotiveerd en onderbouwd te stellen waarom er sprake is van een overgang van onderneming. Aan die stelplicht heeft [x] , zoals hiervoor reeds is overwogen, niet voldaan. Dat er vraagtekens zijn te plaatsen bij het tijdstip van de aandelenoverdracht, mede gelet op de familieband en de financiële verwevenheid van tussen de [a] en [y] in de periode voorafgaand aan het faillissement is in dit verband onvoldoende. Bij deze stand van zaken is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende komen vast te staan, dat er sprake is van een overgang van onderneming. De conclusie is dat de kantonrechter de vorderingen van [x] zal afwijzen.