ECLI:NL:RBNHO:2016:9573

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
22 november 2016
Zaaknummer
5143320
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van servicekosten en stookkosten met verrekening door gedaagde

In deze civiele procedure heeft eiseres, [X], een vordering ingesteld tegen gedaagde, Noordhollands Vastgoed Management B.V. (NVM), met betrekking tot onbetaalde servicekosten en stookkosten. De vordering is ingesteld op 6 juni 2016, waarbij [X] een bedrag van € 3.626,29 vorderde, bestaande uit een hoofdsom van € 2.337,38 vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten. NVM heeft de vordering betwist en een tegenvordering ingesteld, waarbij zij een bedrag van € 1.582,50 vorderde voor kosten gemaakt in verband met onderhoud aan gemeenschappelijke gedeelten van het appartement.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de grondslag van de vordering van [X] onvoldoende was onderbouwd. [X] had verwezen naar producties zonder expliciet aan te geven welke delen relevant waren voor haar vordering. De kantonrechter oordeelde dat de verwijzing naar artikel 5:125 BW niet voldoende was om de vordering te onderbouwen, aangezien dit artikel enkel bepaalt dat NVM lid was van de vereniging van eigenaren en geen directe grondslag biedt voor de vordering.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vordering van [X] op het gebied van stookkosten niet kon worden toegewezen, omdat NVM had aangegeven dat de verwarmingsinstallatie was verwijderd en er geen stookkosten konden zijn. De kantonrechter heeft de vordering van [X] afgewezen en geoordeeld dat NVM recht had op verrekening van haar tegenvordering. De proceskosten zijn voor rekening van [X], omdat zij ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 5143320 CV EXPL16-4667
Uitspraakdatum: 14 december 2016
Vonnis in de zaak van:
[X]
gevestigd te Krommenie
eiseres
verder te noemen: [x]
gemachtigde: S. Baldinger
tegen
Noordhollands Vastgoed Management B.V.
gevestigd te Koedijk
gedaagde
verder te noemen: NVM
gemachtigde: mr L.T. van Eyck van Heslinga

1.Het procesverloop

1.1.
[x] heeft bij dagvaarding van 6 juni 2016 een vordering tegen NVM ingesteld. NVM heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[x] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna NVM een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
NVM is lid geweest van de [x] , als eigenaar van Lisdoddelaan 75. De [x] maakt in dat kader aanspraak op servicekosten en voorschot stookkosten van € 196,53 per maand.
2.2.
NVM deed eerder een voorstel tot schikking van het onderhavige geschil waarbij haar aanbod was om € 2.446,43 aan de [x] te betalen. Dit is niet geaccepteerd door de [x] .

3.De vordering

3.1.
[x] vordert dat de kantonrechter NVM veroordeelt tot betaling van € 3.626,29. De vordering bestaat uit een hoofdsom van € 2.337,38 vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten.
3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat een achterstand bestaat in de maandelijks verschuldigde kosten tot en met 1 mei 2012 en dat daarnaast een vordering bestaat op grond van een afrekening stookkosten 2011/2012. Het bedrag van € 196,53 per maand bestaat uit een bedrag van € 121,13, een bedrag van € 39,55 in verband met een aan de [x] verstrekte lening voor groot onderhoud, en € 35,85 aan voorschot verwarmingskosten.

4.Het verweer

4.1.
NVM betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat de grondslag van de vordering onduidelijk is en dat zij een tegenvordering heeft die het bedrag van de vordering overstijgt. Zij doet een beroep op verrekening.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat NVM terecht in haar conclusie van antwoord klaagt over het feit dat de dagvaarding de grondslag van de vordering slechts summier vermeldt. De [x] verwijst naar het volledige procesdossier in een eerdere zaak tussen partijen – over dezelfde kwestie – en voegt dit als productie bij, doch laat na aan te geven wat uit deze stukken relevant is en op welke onderdelen daarvan een beroep wordt gedaan. Ook bij de bespreking van het verweer van NVM verzoekt de [x] om de als productie overgelegde conclusie van repliek als herhaald en ingelast te beschouwen.
Het is vaste rechtspraak dat een feitelijke grondslag voor een vordering niet kan worden gecreëerd dan wel aangevuld door slechts te verwijzen naar producties (vergelijk HR 7 december 1990, NJ 1991, 216). Van een partij mag worden gevergd dat hij expliciteert wat als feitelijke grondslag van zijn vordering heeft te gelden en waarom de producties de door hem betrokken stellingen kunnen onderbouwen. In het licht van het voorgaande kan de kantonrechter slechts acht slaan op hetgeen de [x] in de dagvaarding en de conclusie van repliek in de onderhavige procedure daadwerkelijk vermeldt en op de producties slechts voor zover duidelijk aangegeven wordt ter onderbouwing van welke stelling daarnaar wordt verwezen en welk deel van de betreffende productie daarvoor relevant is.
5.2.
De [x] stelt dat de verschuldigdheid van de (service)kosten voortvloeit uit artikel 5:125 BW. De kantonrechter volgt NVM in haar verweer dat luidt dat dit artikel slechts bepaalt dat NVM toen zij eigenaar was van Lisdoddelaan 75 van rechtswege lid was van de [x] en aldus geen grondslag biedt voor de onderhavige vordering. Bij dupliek verwijst de [x] vervolgens naar artikel 5 lid 2 van het Modelreglement 1983, doch zij laat na notulen over te leggen van een vergadering van de [x] waarin de gevorderde voorschotbijdrage is vastgesteld.
5.3.
Wat daar ook van zij, het verweer van NVM richt zich met name tegen de gevorderde stookkosten en het bedrag in de servicekosten dat ziet op een aan de [x] verstrekte lening voor groot onderhoud. Wat betreft deze lening en de in verband daarmee doorberekende kosten heeft NVM aangegeven dat iedere onderbouwing ontbreekt.
5.4.
Wat de stookkosten betreft heeft NVM zich op het standpunt gesteld dat zij de verwarmingsinstallatie verwijderd heeft, zodat geen sprake kan zijn van stookkosten, laat staan van een in rekening gebracht bedrag aan extra verbruik van € 175,55. Pas nadat de nieuwe eigenaar zijn intrek in het appartement heeft genomen is het energiegebruik hervat. Dit is niet betwist door de [x] . Wel doet de [x] een beroep op artikel 3 onder h van het modelreglement, doch zij laat na te onderbouwen hoe de berekening van de bij NVM in rekening gebrachte stookkosten tot stand is gekomen, hetgeen gezien het voorgaande wel op haar weg had gelegen. Dit gedeelte van de vordering zal aldus worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor het bedrag van € 39,55 in verband met een lening, aangezien bij dupliek niet is gereageerd op het verweer van NVM op dit punt. De vordering die resteert bedraagt dan
€ 1.322,43.
5.5.
Voor dit overgebleven gedeelte van de vordering van de [x] heeft NVM bij brief van 12 januari 2012 aan de [x] en ook thans in de onderhavige procedure een beroep gedaan op verrekening. Zij stelt een vordering op de [x] te hebben ten bedrage van € 1.582,50. Zij heeft deze vordering reeds bij factuur van 26 september 2011 ingediend bij de [x] . Het betreft kosten die NVM heeft moeten maken in het kader van onderhoud aan een gedeelte van het appartement dat naar haar overtuiging gezien moet worden als een gemeenschappelijk gedeelte, voor het onderhoud waarvan de [x] verantwoordelijk en aansprakelijk is. Het betreft reparatie van een keukenkozijn en bijbehorend schilderwerk. Daarnaast zijn de ramen aan de galerijzijde vervangen door isolatieglas. De [x] heeft de vordering erkend voor zover het betreft het repareren van het keukenkozijn. Voor het overige verwijst zij naar artikel 17 lid 1 en lid 6 van het Modelreglement. Deze artikelen bepalen dat een eigenaar verantwoordelijk is voor onderhoud en glasschade aan zijn privé gedeelte. NVM heeft echter aangevoerd dat haar vordering ziet op kosten die zij heeft gemaakt voor het onderhoud aan gemeenschappelijke gedeelten. Nu dat niet is betwist door de [x] , en ook overigens geen verweer is gevoerd tegen de verrekening, slaagt het beroep op verrekening.
5.6.
Nu NVM reeds in 2012 verklaarde te verrekenen, zijn op dat moment op grond van artikel 6:127 BW de beide verbintenissen tot hun gemeenschappelijk beloop teniet gegaan zodat over de vordering van de [x] slechts rente verschuldigd is geworden indien deze een hoger bedrag betrof dan de vordering van NVM. Nu dit niet het geval blijkt te zijn, is de conclusie dat de kantonrechter de vordering van de [x] zal afwijzen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van de [x] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de [x] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor NVM worden vastgesteld op een bedrag van € 350,00 aan salaris van de gemachtigde van NVM en veroordeelt de [x] tot betaling van maximaal € 87,50 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door NVM worden gemaakt;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter