3.4.Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 30 oktober 2009 heeft mevrouw [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] aangifte gedaan van een gewapende overval in haar woning aan de [adres 2] 9 te Zwaag, waar ze samen met haar man [slachtoffer 1] woont. Haar man handelt in landbouwmachines en gaat regelmatig naar Dubai. Het komt voor dat zij voorafgaand aan het vertrek van haar man 2000 à 3000 euro in huis hebben voor de hotelkosten en het verblijf in het buitenland. Op de dag van de overval hadden ze omstreeks 5000 euro in huis.
Omstreeks 18.45 uur was zij in de woning aanwezig samen met [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 1]), toen er bij de voordeur werd aangebeld. Ze deed de voordeur open en zag een Marokkaanse jongeman voor de deur staan, omstreeks 22 a 23 jaar, kort zwart haar, enigszins naar achteren gekamd, geen snor of baard, 1,75 meter naar schatting, slank postuur. Zij hoorde hem zeggen: “Ik heb pech met mijn auto, mag ik even bij u bellen?” Ze ging naar binnen om haar man te roepen en deed de deur dicht. Vervolgens liep haar man [slachtoffer 1] naar de voordeur en deed de voordeur open. Direct hoorde ze veel geschreeuw in de gang. Ze liep er direct naar toe en zag een jongen op zich afkomen die haar bij de keel pakte. Ze werd de kamer ingeduwd door die man. Als signalement geeft ze op: een man, omstreeks 25 jaar, Marokkaan, erg ingevallen gezicht, mager tot iel, heel kort zwarte stekeltjeshaar, getinte huidskleur. Hij pakte haar met twee handen bij de keel en duwde haar de woonkamer in. De man werkte haar naar de grond. Ze hoorde hem roepen: “ga liggen, ga liggen, of ik schiet je dood.”
Toen ze op haar buik lag, voelde ze een knie in haar rechterzij. Hij greep haar handen en deed die op haar rug. Tegelijkertijd werd een zwartkleurig pistool op haar rechter slaap gezet. Het leek haar een speelgoedmodel, maar toen werd het wapen doorgeladen, hoorde zij. Zij raakte in paniek. Ze moest haar bek dicht houden, hoorde ze hem meerdere malen roepen: “anders schiet ik je dood”. Ze werd vervolgens getapet met duct tape, eerst haar mond, toen haar ogen, toen haar handen en voeten. Ze hoorde hem roepen: “Geef me je goud, waar is je goud.” Ze antwoordde in paniek dat ze dat niet had. De overvaller vroeg haar toen nogmaals waar het geld was. Ze antwoordde: “boven”. Ze voelde dat hij haar voeten van tape ontdeed. Voordat ze meegenomen werd naar de zolderverdieping en voordat haar ogen waren afgeplakt, zag ze nog een 2e Marokkaanse overvaller en een Hollandse overvaller. Die 2e overvaller werd “[slachtoffer 1]” genoemd. Zij omschrijft hem als volgt: man, Marokkaan, 22/23 jaar, ringbaardje en een snor. Hij leek haar een stuk langer dan degene die zich met haar bezig hield en die ze overvaller 1 zal noemen, namelijk 1,85 meter, flink postuur. Ze hoorde dat haar man [slachtoffer 1] zich hevig verzette tegen deze twee. Hij werd ook vast getapet. Ze kon onder het tape door nog zien dat overvaller 2 en 3 op [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 1]) zaten en hem sloegen en probeerden te tapen. Ze werd door dader 1 mee naar boven genomen door in de rug te duwen, haar het pistool tegen haar lichaam en hoofd te duwen. Ze werd meermalen met dat wapen op haar lichaam geslagen. Op zolder moest ze het geld aanwijzen. In een van de colberts van haar man [slachtoffer 1] in de kledingkast zat het geldbedrag, papiergeld, dat ze hem direct gaf. Ze zag en voelde dat dader 1 haar weer sloeg en om meer geld schreeuwde. Op dat moment werd vanaf de benedenverdieping geroepen: “He Mattie, mattie, we moeten gaan.” Ze moest onder dwang mee naar beneden. Ze werd vooruit geduwd, weer meerdere malen geslagen met dat pistool en eenmaal beneden, rende ze naar de voordeur maar werd gelijk tegengehouden door dader 1, die haar aan de haren trok. Dader 1 heeft haar ook meerdere malen opzettelijk in haar rug en in de buik geschopt terwijl ze op de grond lag. Ze werd vanuit de kamer in de hal gebracht en op de grond gewerkt. Dader 1 trok daar haar armbanden van haar pols. Uit haar oorlellen werden op ruwe wijze haar beide gouden oorbellen getrokken. Ze kreeg te horen: “Als jullie de politie bellen dan komen we terug en schieten we jullie dood.” Ze hoorde dat er door een van de overvallers werd geroepen: “Ik heb mijn muts niet, ik heb mijn muts niet.”, door dader 2 of 3 tegen dader 1. Er is inderdaad een bivakmuts in de hal achtergebleven en die is later meegenomen door de politie.
Een bij deze aangifte behorende goederenbijlage vermeldt een aantal goederen waaronder een horloge van het merk Rolex.
[slachtoffer 1] heeft op 2 november 2009 aangifte gedaan van een gewapende overval in zijn woning aan de [adres 2] 9 te Zwaag op 29 oktober 2009.
Hij was van plan geld mee te nemen naar Dubai op 30 oktober 2009 en had 5000 euro in een grijze colbert gedaan op zolder. Verder had hij een portemonnee met 2250 euro in zijn broekzak, die er tijdens de overval is uitgehaald. Op woensdag 28 oktober 2009 tussen 16.00 uur en 17.00 uur heeft hij al een van de daders voor het huis zien langslopen. Het was de dader met wie hij in eerste instantie aan de voordeur geconfronteerd werd. Hetzelfde zag hij ongeveer een uur voor de overval, dus rond 17.00 uur. Op donderdag 29 oktober 2009 werd hij geroepen door [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: aangeefster [slachtoffer 2]), dat er iemand aan de deur was die vroeg of hij even mocht bellen omdat hij autopech had. Hij liep naar de voordeur en zag een magere Noord-Afrikaans jongen voor de deur staan, 20—22 jaar. Hij zag dat de overvaller direct een zwart pistool, groot model, achter de broeksband vandaan haalde en op hem richtte. Tegelijkertijd pakte de overvaller de GSM uit zijn hand. Hij, aangever, sloeg het vuurwapen met zijn rechter hand naar links weg. Aangever noemt hem dader 1 en omschrijft hem als volgt: 1,75 meter, flink getinte huidskleur, kort donker haar, droeg een ringbaardje. Hij hoorde hem toen roepen: “kom jongens, kom jongens”. Hij zag toen dat er nog twee overvallers vanachter het schuurtje naar voren kwamen rennen, een blanke persoon en nog een Noord-Afrikaan. Deze overvallers, dader 2 en 3, duwden hem vervolgens met kracht tegen de grond. Hij viel op zijn buik. Dat was nog in de hal. Hij werd direct door twee daders in bedwang gehouden. Door een van hen werden zijn armen op de rug gebonden met duct tape, ook de enkels en zijn mond werden afgeplakt met die tape. Ondertussen werd hij 3 of 4 keer met het pistool hard op zijn achterhoofd geslagen. Tegen hem werd steeds gezegd: “Niet praten, niet praten, anders maken we je dood.” Hij zag dat een van de daders de kamer was ingelopen en [slachtoffer 2] tegen de grond werkte. Hij werd door twee daders naar de kamer gesleept. [slachtoffer 2] lag op de grond en een dader was bezig spullen te doorzoeken in de woonkamer. Hij hoorde dat er om geld geroepen werd naar [slachtoffer 2]. Aan hem werd er in het Engels om geld gevraagd: “Where is the money.” Hij kreeg het benauwd en riep meerdere malen: “Ik ga dood, ik heb pijn in mijn hart.” Daar werd niets op gedaan. Later bleek dat hij door de emoties een hartinfarct heeft gehad. Van zijn rechterpols werd een gouden schakelkettinkje gerukt. Zijn Breitling horloge werd vervolgens van zijn pols gehaald en uit zijn kontzak werd zijn portemonnee gehaald. [slachtoffer 2] werd door een van de daders mee naar boven genomen. Hij hoorde dader 1 naar hem roepen: “Liggen, liggen!” en “wanneer komt je dochter, we willen haar horloge hebben”.
Door de forensisch geneeskundige van de GGD Holland Noorden is op 3 november 2009 geconstateerd dat het slachtoffer [slachtoffer 2] uitgebreide bloeduitstortingen op de voorzijde van de buik en linker arm heeft opgelopen. Deze letsels passen bij de toedracht en het tijdstip zoals het slachtoffer dat heeft omschreven.
De forensisch geneeskundige van de GGD Holland Noorden heeft op 3 november 2009 geconstateerd dat er bij het slachtoffer [slachtoffer 1] een acuut hartinfarct is opgetreden tijdens de overval. Voorts had [slachtoffer 1] een bloeduitstorting op de neusrug en rechter onderooglid, met mogelijk een breuk van de neusrug. Deze letsels passen bij de toedracht en het tijdstip zoals omschreven door het slachtoffer.
Op 9 december 2009 wordt aan mevrouw [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] en aan [slachtoffer 1] een vijftal digitale foto’s van twee verdachten getoond, welke foto’s afkomstig zijn van de door hen beschikbaar gestelde camerabeelden Mevrouw [slachtoffer 2] verklaarde dat zij de man zichtbaar op de kleurenfoto (1) herkent als degene die [slachtoffer 1]
(de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] )naar binnen heeft geduwd en die zij in eerste instantie te woord heeft gestaan. Hij is ook degene die haar onder bedreiging van een vuurwapen mee naar boven nam, nadat zij hem had gezegd dat er op zolder geld was. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij degene is op de kleurenfoto.
Op 14 december 2009 zijn door de verbalisanten de beelden van het privébewakingssysteem bekeken. Op de camerabeelden wordt de oprit van de woning in Zwaag en een deel van de openbare weg in beeld gebracht. De tijdweergave (systeemtijd) op deze camerabeelden loopt niet synchroon met de werkelijk tijd. Vastgesteld is dat ten opzichte van de systeemtijd het in werkelijkheid 1 uur, 13 minuten en 21 seconden vroeger is.
Op de beelden van 29 oktober 2009 om 14.30 uur zien de verbalisanten een man, herkend als de verdachte [medeverdachte 1].
Op het beeld van 19.54 uur zien de verbalisanten een man, herkend als de verdachte [medeverdachte 1], van rechts komen en de oprit oplopen. Hij belt aan, waarna hij de woning in gaat, gevolgd door twee andere NN verdachten 2 en 3. Hierop vindt de gewapende overval plaats.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij vóór de overval een gesprek heeft gehad met [medeverdachte 3] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3]). [medeverdachte 3] heeft verteld over mensen die veel geld hadden. [verdachte] was ook bij dat gesprek aanwezig. [medeverdachte 3] heeft het met [verdachte] over namen of een adres gehad.
[medeverdachte 3] heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij [medeverdachte 2] kent en dat hij het er met hem over heeft gehad dat die mensen (de rechtbank begrijpt: aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) veel geld zouden hebben. Later heeft [medeverdachte 2] aan hem verteld hoe de overval is gegaan.
Tijdens de behandeling van zijn hoger beroep bij het Gerechtshof in Amsterdam op 7 februari 2013 heeft [medeverdachte 1] als verdachte in zijn eigen zaak en als getuige in de zaak tegen medeverdachten H. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] verklaard dat naast [medeverdachte 2] , zijn neef [verdachte] en een Nederlandse vriend van hen met de naam [medeverdachte 4] betrokken waren bij de overval aan het [adres 2] in Zwaag op 29 oktober 2009. [medeverdachte 2] bleef in de auto zitten en [verdachte] en [medeverdachte 4] waren erbij in het huis en hebben zich met die man bezig gehouden.
[medeverdachte 1] heeft op 18 november 2013 als getuige tegenover de raadsheer- commissaris opnieuw verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] , [verdachte] en een Nederlandse jongen met de naam [medeverdachte 4] de overval heeft gepleegd. [medeverdachte 1] belde aan bij de woning, terwijl [verdachte] en [medeverdachte 4] achter het schuurtje bleven wachten. [medeverdachte 2] bleef in de auto. Nadat de deur werd open gedaan door de aangever [slachtoffer 1] heeft [medeverdachte 1] een wapen getrokken en zijn [verdachte] en [medeverdachte 4] er ook bij gekomen.
Op de terechtzitting van 17 november 2016 heeft [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] als getuige verklaard dat er een tip was gegeven dat er geld en drugs waren te halen in de woning. Er werd een plan gemaakt om in te breken in de woning, maar nadat [medeverdachte 1] en [verdachte] een paar keer overdag hadden aangebeld voelden zij zich bekeken en werd het plan opgevat om een beroving te plegen. Kort voor de overval heeft [medeverdachte 1] zonder enige vermomming aangebeld, [verdachte] en [medeverdachte 4] hadden hun gezicht afgeschermd met sjaals en capuchon. [medeverdachte 2] bleef als bestuurder achter in de auto. Nadat de deur was open gedaan raakte [medeverdachte 1] in worsteling met aangever [slachtoffer 1]. [medeverdachte 1] heeft het vuurwapen afgegeven aan [verdachte], die nam het vuurwapen over. In de woning zijn de aangevers mishandeld en getapet. [medeverdachte 1] is met de aangeefster naar boven gegaan. Ze hadden alle drie iets meegenomen uit de woning. Op de terechtzitting is aan de getuige de foto op bladzijde 104 met de tijdsaanduiding 14:42:59 getoond. De getuige herkende zichzelf en [verdachte] op deze foto.