Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[werknemer 1]
2.[werknemer 2]wonende te [woonplaats]
verder te noemen: [werknemer 2]
gemachtigde: mr. L. Stolk-Hogeterp
1.Het procesverloop
2.De feiten
“
6. Verbod van nevenwerkzaamhedenHet is de Werknemer niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Werkgever in welke vorm dan ook, betaalde of onbetaalde nevenwerkzaamheden te verrichten of tijdens het dienstverband voor eigen rekening werkzaamheden te verrichten.(…)
“ [werknemer 2] en ik hebben vandaag ontslag genomen bij Royaal”“gaan voor ons zelf”“meer moneys”“nou toch hebben we het gedaan”“grond verkopen”
3.De vordering
1. verbiedt:
- tot en met 30 juni 2017 het in artikel 6 van hun arbeidsovereenkomsten opgenomen nevenwerkzaamhedenbeding te schenden en;
- tot en met 30 juni 2018 het in artikel 8 van hun arbeidsovereenkomsten opgenomen non-concurrentiebeding en in artikel 9 van hun arbeidsovereenkomsten opgenomen relatiebeding zowel gedurende als tijdens de resterende tijd van hun dienstverband te schenden,
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 per gedaagde per overtreding, alsmede € 2.500,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt indien zij binnen 24 uur na betekening van het vonnis daarmee in gebreke blijven tot een maximum van € 100,000,00 per gedaagde, althans op straffe van verbeurte van een dwangsom van een door de rechter te bepalen dwangsom met maximum;
2. gebiedt aan Royaal Vastgoed binnen twee dagen na dit vonnis alle informatie en documenten te verstrekken die betrekking hebben op de percelen grond waarvan zij het voornemen hadden of hebben deze aan te schaffen voor eigen commerciële doeleinden dan wel reeds hebben aangeschaft, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 15.000,00 per gedaagde indien zij binnen 24 uur na betekening van het vonnis daarmee in gebreke blijven alsmede € 1.500,00 voor iedere dag dat zij in gebreke blijven tot een maximum van € 75.000,00 per gedaagde, althans op straffe van een door de rechter te bepalen dwangsom met maximum.
4.Het verweer en de (voorwaardelijke) tegenvordering
Voor zover wel voldaan is aan de minimale formele toets, voert [werknemer 2] aan dat op dezelfde gronden niet is voldaan aan de inhoudelijke motiveringsplicht ex artikel 7:653 lid 3 sub a BW, nu uit de bedingen onvoldoende blijkt om welke concrete zwaarwegende bedrijfsbelangen het gaat en de noodzaak van de bedingen onvoldoende is toegelicht. Daarnaast betwist [werknemer 2] dat hij beschikt over specifieke financiële, organisatorische en marketingtechnische informatie.
[werknemer 1] en [werknemer 2]
- primair het concurrentie- en relatiebeding geheel zal schorsen;
- subsidiair het concurrentie- en relatiebeding gedeeltelijk zal schorsen, namelijk door het beding niet van toepassing te laten zijn voor een andere branche dan de branche voor de woningbouw, het beding te schorsen tot maximaal zes maanden en de geografische spreiding van het beding te schorsen tot de statutaire zetel van Royaal Vastgoed;
met veroordeling van Royaal Vastgoed in de proceskosten en nakosten.
5.De beoordeling
Kamerstukken II 2013/4, 33818, 3, p. 16-18). De kantonrechter komt tot het voorlopige oordeel dat de in de arbeidsovereenkomst onder 8 en 9 vermelde motiveringen voldoende onderbouwen om welke zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen het gaat en waarom die het desbetreffende beding vereisen. In het concurrentiebeding wordt voldoende specifiek ingegaan op de kennis die [werknemer 2] zal vergaren en in het relatiebeding wordt expliciet gewezen op het klantencontact. Daarmee zijn de belangen gespecificeerd met betrekking tot de werkzaamheden en de functie van [werknemer 2] . Dat het beding geen functienaam bevat en dat het gelijkluidend is aan het beding van [werknemer 1] doet hieraan niet af. Daarbij heeft Royaal Vastgoed ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat [werknemer 2] in zijn functie in aanraking is gekomen met vertrouwelijke informatie en kennis heeft genomen van de werkwijzen en knowhow van Royaal Vastgoed. [werknemer 2] deed in overleg met de twee directeuren van Royaal Vastgoed onderzoek naar aan te kopen percelen grond en stelde verkoopbrochures op. Royaal Vastgoed heeft voorts stukken overgelegd waaruit blijkt dat [werknemer 2] inzicht had in de financiële positie van twee klanten van Royaal Vastgoed. Royaal Vastgoed heeft dan ook voldoende onderbouwd dat het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding in dit concrete geval noodzakelijk is in de zin van artikel 7:653 lid 2 BW. Ook [werknemer 2] is dus in beginsel gehouden aan het in zijn contract opgenomen verbod van nevenwerkzaamheden en van het concurrentie beding en het relatiebeding.
€ 25.000,00 per persoon.
6.De beslissing
tot en met 30 juni 2018 het in artikel 8 van hun arbeidsovereenkomsten opgenomen non-concurrentiebeding en in artikel 9 van hun arbeidsovereenkomsten opgenomen relatiebeding te schenden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 per gedaagde per overtreding, alsmede € 2.500,00 voor iedere dag dat de overtreding voortduurt indien zij binnen 24 uur na betekening van dit vonnis daarmee in gebreke blijven tot een maximum van € 50,000,00 per gedaagde;
€ 1.500,00 voor iedere dag dat zij in gebreke blijven tot een maximum van € 25.000,00 per gedaagde;