ECLI:NL:RBNHO:2017:10206

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 november 2017
Publicatiedatum
6 december 2017
Zaaknummer
C/15/256932 / HA ZA 17-239
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van overeenkomsten inzake levering van oud papier en de vraag naar aanbestedingsplicht

In deze zaak vorderen Peute Recycling B.V. en Peute Papierrecycling B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als Peute c.s.) de vernietiging van overeenkomsten die H.V.C. heeft gesloten met Vlar Papier N.V. en Reparco Nederland B.V. voor de levering van oud papier. Peute c.s. stellen dat H.V.C. de opdracht in strijd met de Aanbestedingswet niet Europees heeft aanbesteed. De rechtbank heeft op 22 november 2017 uitspraak gedaan in deze bodemprocedure, waarbij de vorderingen van Peute c.s. zijn afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst voor de levering van papier niet onder de definitie van een overheidsopdracht valt zoals bedoeld in de Aanbestedingswet 2012. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van Peute c.s. niet ontvankelijk zijn, omdat zij niet kunnen aantonen dat er sprake is van een aanbestedingsplichtige opdracht. De rechtbank wijst ook op de termijn waarbinnen de vordering tot vernietiging had moeten worden ingesteld, die inmiddels was verstreken. Peute c.s. worden veroordeeld in de proceskosten van H.V.C., Vlar en Reparco.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/256932 / HA ZA 17-239
Vonnis van 22 november 2017 (bij vervroeging)
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PEUTE RECYCLING B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PEUTE PAPIERRECYCLING B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
eiseressen,
advocaat mr. S.C. Brackmann te Rotterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap
N.V. H.V.C.,
gevestigd te Alkmaar,
gedaagde,
advocaat mr. M.R. Küthe te 's-Gravenhage,
2. de vennootschap naar Belgisch recht
STORA ENSO LANGERBRUGGE N.V.,
gevestigd te Gent, België,
gedaagde,
advocaat mr. C.R.V. Lagendijk te Rotterdam,
3. de vennootschap naar Belgisch recht
VLAR PAPIER N.V.,
gevestigd te Gent, België,
gedaagde,
advocaat mr. C.R.V. Lagendijk te Rotterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REPARCO NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. J.W.A. Meesters te Amsterdam.
Eisers zullen hierna gezamenlijk Peute c.s. en ieder afzonderlijk Peute Recycling en Peute Papierrecycling genoemd worden.
Gedaagden zullen hierna gezamenlijk H.V.C. c.s. en ieder afzonderlijk H.V.C., Stora, Vlar en Reparco genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 juni 2017
  • het proces-verbaal van comparitie van 24 oktober 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
H.V.C. is een samenwerkingsverband van een aantal gemeenten en waterschappen. De vennootschap heeft ten doel werkzaam te zijn op het gebied van afval, reststromen, en duurzame energie, alsmede op het gebied van daarmee verband houdende activiteiten. Dit ten behoeve van de gemeenten en waterschappen die in het samenwerkingsverband H.V.C. deelnemen.
2.2.
H.V.C. is onder meer verantwoordelijk voor het inzamelen van huishoudelijk afval, waaronder oud papier, in de regio Dordrecht. Het oud papier wordt in deze regio door H.V.C. opgehaald en verzameld op de overslaglocatie van H.V.C. te Dordrecht. Ook zamelt een aantal gemeenten in de regio zelfstandig oud papier in, om dat vervolgens bij H.V.C. af te leveren. Het oud papier wordt vervolgens door H.V.C. verkocht.
2.3.
Peute Recycling is 100% aandeelhouder van Peute Papierrecycling. J. van den Heuvel is (indirect) bestuurder van voornoemde vennootschappen.
2.4.
Stora en Vlar zijn private ondernemingen. Stora heeft als kernactiviteit het vervaardigen van kranten- en magazinepapier uit gerecycled papier. De kernactiviteit van Vlar bestaat uit het verwerven van (on)gesorteerd papier en karton en het uitsorteren daarvan in enerzijds een gesorteerde kartonfractie, ten behoeve van de verkoop aan de kartonindustrie en anderzijds een gesorteerde papierfractie, die wordt ingezet als basis voor de papierproductie bij Stora.
2.5.
Bij e-mail van 11 oktober 2016 heeft H.V.C. een zestal partijen, waaronder Peute Recycling, Stora, Vlar en Reparco, uitgenodigd tot het doen van een aanbieding. De uitnodiging luidt, voor zover hier van belang als volgt:
“Graag nodigen wij Peute uit voor het doen van een nieuwe aanbieding voor overname van papier dat HVC inzamelt en namens haar aandeelhouders aanbiedt. In onderstaande geven we de nadere informatie, de uitgangspunten en randvoorwaarden weer voor het doen van de aanbieding.
HVC heeft deze circa 14.000 ton oud papier uit inzameling beschikbaar in regio Dordrecht voor het jaar 2017, beschikbaar per 01-01-2017. Deze hoeveelheid oud papier wordt aangeboden aan marktpartijen t.b.v. overname en verwerking.
De afgelopen jaren fluctueren de tonnen tussen 15.000 en 16.000 ton. De commerciële bedrijfstonnen zijn door HVC afgestoten en door een daling van de val komen we in 2016 uit op circa 14.000 ton.
Van de aanbieders wordt verwacht dat deze het papier conform de geldende wet- en regelgeving afvoert en verwerkt, en dat maximale recycling wordt nagestreefd.
Voor de overname van het oud papier geldt: het oud papier wordt afgehaald door de afnemer vanaf de overslaglocatie van HVC op de Baanhoekweg 12 te Dordrecht. Strikte dagelijkse afname is hierbij een eis. Na gunning kan in de operationele uitvoering van de overeenkomst wijzigingen worden overeengekomen.
Vanwege spreiding in risico en afzet is de 14.000 ton verdeeld in 2 percelen van 7.000 ton. Elk perceel bestaat uit een mix van tonnen uit Dordrecht en omgeving; de herkomst van beide percelen is derhalve gelijk. HVC wenst beide percelen te gunnen aan verschillende afnemers. Dit betekent dat u kunt inschrijven op beide percelen, Echter, mocht uw inschrijving voor beide percelen als beste (zijnde de hoogste prijs) worden beoordeeld, dan zal HVC één van beide percelen gunnen aan de afnemer die als tweede is geëindigd.
De looptijd van de te sluiten overeenkomst is 1 jaar, met een eventuele optie van verlenging van één jaar.
Criteria voor beoordeling van de aanbiedingen:
• Prijs afgehaald (Baanhoekweg 12 te Dordrecht)
• Prijsformule: deze dient gekoppeld te zijn aan de Marktberichten Oud Papier (bij voorkeur MOP Bont Hoog Nederland & België met een toeslag)
o De basis van deze formule dient vanwege onze systemen gebaseerd te zijn op de maand vooraf. Kortom HVC zal de formule door u aangeboden berekenen op de basis van de Marktberichten Oud Papier van september 2016.
• Garantieprijs
(…)”
2.6.
Bij brief van 19 oktober 2016 heeft Peute Papierrecycling een aanbieding gedaan voor beide percelen. De brief luidt, voor zover hier van belang, als volg:
(…)De netto vergoeding per ton die wij bieden is de hoogste Marktberichten Oud Papier Bont NI/Be met een toeslag van € 30- per ton, gebaseerd op 7.000 ton per jaar per perceel, en met een looptijd van één (1) jaar met een verlengingsoptie van één (1) jaar. De hierbij geldende garantieprijs is € 120,- per ton gedurende de looptijd van het contract.”
2.7.
Bij e-mail van 21 oktober 2017 heeft H.V.C. aan Peute Papierrecycling meegedeeld dat zij, van de vijf partijen die tijdig een prijs hebben ingediend, derde zijn geworden.
2.8.
Bij brief van 1 december 2016 heeft Peute Papierrecycling bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken en aan H.V.C. meegedeeld dat zij zich op het standpunt stellen dat de opdracht Europees had moeten worden aanbesteed en aangekondigd de vernietiging van de overeenkomsten die H.V.C. heeft gesloten (of wellicht nog zal sluiten) in rechte te zullen vorderen als niet alsnog Europees wordt aanbesteed.
2.9.
Bij brief van 8 december 2016 heeft H.V.C. aan Peute Papierrecycling meegedeeld en toegelicht dat in haar optiek geen sprake is van een overheidsopdracht die Europees moet worden aanbesteed, zodat een beroep op vernietiging geen kans van slagen heeft. Zij heeft daarnaast de namen van de winnaars van de procedure kenbaar gemaakt en kenbaar gemaakt dat zij met de winnaars inmiddels overeenkomsten in het kader van de verkoop van het papier heeft gesloten.
2.10.
Eind december 2016 heeft H.V.C. met Vlar (als eerste geëindigd) en begin 2017 met Reparco (als tweede geëindigd) de overeenkomsten voor de verkoop van oud papier gesloten.
2.11.
De overeenkomst tussen H.V.C. en Reparco luidt, voor zover hier van belang als volgt:
(…)Artikel 1) Levering, kwaliteit en verwerking
1. HVC verplicht zich tot levering van papier en karton van +/- 7.000 ton per jaar aan Reparco en Reparco verplicht zich tot de inname van dit door HVC geleverde papier en karton.
2. Het papier en karton is afkomstig van gemeenten uit Dordrecht en omstreken.(…)
Artikel 2) Operationele aspecten en eigendom
1. Het papier en karton wordt door HVC geleverd en door Reparco afgehaald vanaf de Overslag Dordrecht aan de Baanhoekweg l2 te Dordrecht (hierna te noemen:”Locatie”).
2. Het papier en karton komt op de Locatie verdeeld over de week binnen van maandag tot en met zaterdag.
3. Reparco draagt er zorg voor dat de hal waarin de overslag plaatsvindt op de Locatie dagelijks leeg is.
4. Reparco garandeert de afvoer van papier en karton vanaf de Locatie.(…)
9. Het eigendom van het papier en karton gaat bij het laden in het voertuig van Reparco over van HVC naar Reparco(…)”
Artikel 5) Duur van de overeenkomst
1. De overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van een (1) jaar, ingaande op 1 januari 2017 en dus van rechtswege eindigende op 31 december 2017.
2. De overeenkomst wordt telkenmale met een periode van één jaar verlengd, indien Partijen hierover drie maanden voor het einde van de looptijd van de overeenkomst schriftelijk overeenstemming hebben bereikt.(…)”
2.12.
De overeenkomst tussen H.V.C. en Vlar is, op een aantal hier niet ter zake doende punten na, identiek aan de overeenkomst tussen H.V.C. en Reparco.
2.13.
Bij dagvaardingen van 27 december 2016 heeft Peute Recycling zowel een procedure in kort geding als een bodemprocedure aanhangig gemaakt.
2.14.
Omdat Peute Recycling het griffierecht in de bodemprocedure niet tijdig had voldaan, is in die procedure op 15 maart 2017 ontslag van instantie verleend. Peute c.s. hebben daarop, met een vrijwel gelijkluidende dagvaarding, op 20 maart 2017 opnieuw een bodemprocedure aanhangig gemaakt.
2.15.
Het kort geding is op 9 maart 2017 ter zitting behandeld. Op 23 maart 2017 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank Peute Papierrecycling in haar vordering jegens Stora niet-ontvankelijk verklaard, de vorderingen jegens H.V.C., Vlar en Reparco afgewezen en, voor zover hier van belang, als volgt geoordeeld:
“(…)4 De beoordeling
(…)
4.7
De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de overgelegde stukken blijkt dat er door HVC een overeenkomst is gesloten met Vlar, niet tevens met Stora Enso, zodat Peute niet kan worden ontvangen in haar vorderingen jegens Stora Enso.
4.12.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De vorderingen in dit kort geding zien op vernietiging dan wel schorsing van de overeenkomsten die HVC met Vlar en Reparco heeft gesloten. Peute heeft tevens een bodemprocedure aanhangig gemaakt, strekkende tot vernietiging van die overeenkomsten. In dit kort geding moet worden beoordeeld of er aanleiding bestaat om op dit moment, in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure, in te grijpen door het geven van een voorlopige voorziening.
Daartoe dient een inschatting te worden gemaakt van de mate van waarschijnlijkheid dat de bodemrechter, geconfronteerd met dit zelfde feitencomplex, zal oordelen dat de overeenkomsten vernietigd moeten worden omdat regels van aanbestedingsrecht zijn geschonden en dat Peute door de gang van zaken in haar belangen is geschaad.
4.13.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is vooralsnog niet zeer aannemelijk geworden dat de vordering van Peute in de bodemprocedure kans van slagen heeft. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.14.
Het is allerminst evident dat in het onderhavige geval sprake is van een aanbestedingsplichtige overheidsopdracht. In de uitnodiging is weliswaar een desideratum (de aanbieders moeten maximale recycling nastreven), een eis (dagelijkse afname) en een beperking (gunning van de twee aangeboden percelen aan verschillende afnemers) opgenomen, maar ook indien die in aanmerking worden genomen is minstgenomen voor twijfel vatbaar of in de aanbieding een zodanige mate van dienstverlening wordt gevraagd dat de te sluiten overeenkomst daarmee het karakter van een “gewone” verkoop verliest.
De voorzieningenrechter acht in dit verband ook van belang dat de genoemde drie aspecten niet in de gesloten contracten zijn uitgeschreven en dat het gunningscriterium slechts twee parameters kent: prijs gerelateerd aan MOP en de hoogte van de garantieprijs.
4.15.
Het door Peute ingeroepen arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 april 2014 (ECLI:NLGHARL:2014:2878) leidt niet tot een ander oordeel. Het hof heeft in die zaak -die betrekking had op de verkoop van oud papier door een gemeente- weliswaar een aanbestedingsplicht aangenomen, maar die aanname lijkt in belangrijke mate te steunen op het door het hof in aanmerking genomen feit dat de gemeente daar een geheim kortingsbedrag op de zgn hoogste bontprijs verleende.
4.16.
Verder zal ook de bodemrechter in aanmerking nemen dat een zeker opportunisme aan de opstelling van Peute niet vreemd is, zoals volgt uit het samenstel van de volgende feitelijkheden:
- Peute heeft, net als een vijftal andere bedrijven, een uitnodiging ontvangen van HVC om een aanbod te doen voor de afname van huishoudelijk oud papier en karton uit Dordrecht en omstreken
- Peute heeft meegedaan aan deze procedure en heeft vóór zij bekend raakte met de afloop daarvan geen bezwaar gemaakt tegen de gevolgde procedure; dat bezwaar is pas gekomen nadat de (voor haar ongunstige) uitslag aan haar was meegedeeld
- Peute heeft ter zitting een aantal bezwaren tegen de gevolgde procedure aangevoerd maar heeft niet kunnen uitleggen op welke wijze dat afbreuk heeft gedaan aan de eerlijkheid van de mededinging die in de context van die procedure heeft plaatsgevonden, en evenmin ander concreet nadeel kunnen noemen
- Uit het eigen betoog van Peute volgt dat zijzelf er in het verleden geen bezwaar tegen heeft gemaakt om met HVC tot onderhandse afspraken te komen
Of de bodemrechter deze vaststellingen een toereikende basis zal vinden om te oordelen dat Peute door de gang van zaken voldoende geschaad is om het rechtens vereiste belang bij vernietiging te hebben kan in het midden blijven. Voldoende is de vaststelling dat ook op dit punt twijfel mogelijk is.
4.17.
Dat voert tot de slotsom dat de kans van slagen van de vordering van Peute in de bodemprocedure twijfelachtig is. Bij die stand van zaken bestaat er geen aanleiding om bij wijze van voorlopige maatregel in te grijpen en de overeenkomsten tussen HVC en Vlar en HVC en Reparco te vernietigen dan wel te schorsen. De vorderingen van Peute worden om die reden afgewezen.(...)”

3.Het geschil

3.1.
Peute c.s. vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om:
I. De overeenkomst tussen H.V.C. als opdrachtgever en Stora/Vlar als opdrachtnemer, althans Stora en/of Vlar als opdrachtnemer te vernietigen op grond van artikel 4.15 Aw 2012, per datum vonnis, althans per de datum die de rechtbank in goede justitie redelijk acht;
II. De overeenkomst tussen H.V.C. als opdrachtgever en Reparco als opdrachtnemer te vernietigen op grond van artikel 4.15 Aw 2012, per datum vonnis, althans per de datum die de rechtbank in goede justitie redelijk acht;
III. H.V.C. c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Peute c.s. leggen - samengevat - aan hun vorderingen ten grondslag dat H.V.C. de opdracht in strijd met de Aanbestedingswet niet Europees heeft aanbesteed.
3.3.
H.V.C. c.s. betwisten de stellingen van Peute c.s. en voeren - samengevat – het volgende verweer:
  • Peute c.s. hebben geen rechtens te respecteren belang (als bedoeld in artikel 3:303 BW) bij haar vorderingen;
  • Peute c.s. hebben hun rechten om over de procedure te klagen verwerkt;
  • De onderhavige overeenkomsten tot verkoop van papier kwalificeren niet als overheidsopdrachten die op grond van deel 2 Aw 2012 moeten worden aanbesteed, zodat er ook geen grond voor vernietiging van deze overeenkomsten bestaat op grond van artikel 4.15 Aw 2012;
  • Voor zover Peute c.s. een beroep zouden toekomen op artikel 4.15 Aw hebben zij, gelet op artikel 4.15 lid 2 sub a, tweede streepje Aw 2012 hun vordering te laat ingesteld.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid

4.1.
Partijen zijn gevestigd op het grondgebied van verschillende staten. Peute c.s. zijn gevestigd in Nederland, Vlar en Stora in België. Om die reden dienen eerst de vragen omtrent de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en het toepasselijke recht beantwoord te worden. De verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken is van toepassing, aangezien Nederland en België beiden lidstaat zijn van de Europese Unie waarvoor deze verordening op 10 januari 2015 in werking is getreden. Op grond van het bepaalde in artikel 8 aanhef en onder 1 van deze verordening kan een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat ook worden opgeroepen, indien er meer dan één verweerder is voor het gerecht van de woonplaats van een hunner, op voorwaarde dat tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. Nu de beide medegedaagden van Vlar/Stora (H.V.C. en Reparco) gevestigd zijn in Nederland komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe. Nu H.V.C. =]pis gevestigd te Alkmaar is deze rechtbank relatief bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
Toepasselijk recht
4.2.
Vanwege de internationale aspecten in deze procedure dient voorts beoordeeld te worden welk recht van toepassing is op de beoordeling van dit geschil. De rechtbank stelt vast dat geen van partijen een standpunt ingenomen hebben ten aanzien van het op dit geschil toe te passen recht. Voorts is van belang dat partijen, gelet op de verwijzingen naar artikelen uit de Aanbestedingswet en het Burgerlijk Wetboek en naar Nederlandse rechtspraak in hun stukken, kennelijk zijn uitgegaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht. Naar het oordeel van de rechtbank is dit voldoende om een impliciete rechtskeuze door partijen voor Nederlands recht aan te nemen, zodat de vorderingen naar dit recht zullen worden beoordeeld.
Ontvankelijkheid
4.3.
Het meest verstrekkende verweer dat door Stora is aangevoerd, is dat Peute c.s. in hun vordering jegens Stora niet kunnen worden ontvangen omdat met Stora door H.V.C. geen overeenkomst is gesloten.
4.4.
Door Peute c.s. is hiertegen aangevoerd dat de uitnodiging om een bieding te doen was gedaan aan de combinatie Vlar/Stora, zodat zij om die reden in de procedure is betrokken. Peute c.s. hebben echter niet weersproken de stelling van Stora dat er geen overeenkomst bestaat tussen Stora en H.V.C., zodat deze niet in strijd met het aanbestedingsrecht tot stand is gekomen en evenmin kan worden vernietigd.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken blijkt dat er door H.V.C. een overeenkomst is gesloten met Vlar, niet tevens met Stora, zodat Peute c.s. niet kunnen worden ontvangen in hun vorderingen jegens Stora.
4.6.
Peute c.s. zullen worden veroordeeld in de proceskosten van Stora. Aangezien Stora inhoudelijk hetzelfde verweer voert als Vlar zullen de proceskosten voor Stora begroot worden op nihil. Voor veroordeling in de werkelijk gemaakte proceskosten acht de rechtbank geen termen aanwezig.
Inhoudelijk
4.7.
Kern van het geschil betreft de vraag of H.V.C. ten onrechte de overeenkomst voor de levering van papier niet Europees heeft aanbesteed en uit dien hoofde de overeenkomst voor vernietiging op grond van artikel 4.15 lid 1 sub a Aw 2012 in aanmerking komt.
4.8.
Artikel 4.15 lid 2 Aw luidt als volgt:
De vordering tot vernietiging wordt door een ondernemer die zich door een gunningsbeslissing benadeeld acht ingesteld:
a. voor het verstrijken van een periode van 30 kalenderdagen ingaande op de dag na de datum waarop:
- de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf de aankondiging van de gegunde opdracht bekendmaakte overeenkomstig de artikelen 2.134 tot en met 2.138, mits deze aankondiging ook de rechtvaardiging bevat van de beslissing van de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf om de opdracht te gunnen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht, of
- de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf aan de betrokken inschrijvers en gegadigden een kennisgeving zond van de sluiting van de overeenkomst, op voorwaarde dat die kennisgeving vergezeld gaat van de relevante redenen voor de gunningsbeslissing;
b. in andere gevallen dan bedoeld in onderdeel a, voor het verstrijken van een periode van zes maanden, ingaande op de dag na de datum waarop de overeenkomst is gesloten.
4.9.
Met H.V.C. c.s. is de rechtbank van oordeel dat, voor zover al sprake zou zijn van een Europees aanbestedingsplichtige overheidsopdracht voor diensten, waarop de Aw 2012 van toepassing is, de dertig dagen termijn van artikel 4.15 lid 2 sub a, tweede streepje Aw 2012 ruimschoots verstreken is. Bij e-mail van 21 oktober 2016 heeft H.V.C. aan Peute c.s. meegedeeld zij derde waren geworden. Vervolgens heeft H.V.C. bij brief van 8 december 2016 aan Peute c.s. kenbaar gemaakt dat de overeenkomsten zouden worden gesloten met respectievelijk Reparco en Vlar, omdat zij als winnaars uit de bus zijn gekomen. Uitgaande van de brief van 8 december 2016, was de dertig dagen termijn reeds op 9 januari 2017 verstreken. De vordering tot vernietiging bij dagvaarding van 30 maart 2017 is derhalve te laat ingesteld. De eerder - alleen namens Peute Recycling - uitgebrachte dagvaarding in de bodemprocedure van 27 december 2016 speelt hierbij geen rol, omdat H.V.C. c.s. in deze procedure zijn ontslagen van instantie vanwege het feit dat Peute Recycling het griffierecht niet tijdig heeft voldaan. Reeds op deze grond dienen de vorderingen van Peute c.s. te worden afgewezen.
4.10.
Peute c.s. hebben in dit verband (eerst ter gelegenheid van de comparitie) nog aangevoerd dat niet de dertig maanden termijn van artikel 4.15 lid 2 sub a Aw 2012 van toepassing is, maar de zes maanden termijn van artikel 4.15 lid 2 sub b Aw 2012, omdat H.V.C. de opdrachten niet heeft aangekondigd en Peute c.s. geen mededeling van de gunningsbeslissing in de zin van de Aw 2012 hebben ontvangen nu het bericht van 21 oktober 2016 geen relevante redenen voor de afwijzing van de aanbiedingen bevat, noch de namen van de winnaars. Dit betoog slaagt niet. Zoals hiervoor onder de feiten weergegeven is aan Peute Papierrecycling op 21 oktober 2016 kenbaar gemaakt dat zij derde zijn geworden, hetgeen dus impliceert dat de nummers 1 en 2 een betere prijs hebben geboden. Vervolgens is bij brief van 8 december 2016 door H.V.C. een nadere toelichting gegeven en zijn ook de namen van de winnaars kenbaar gemaakt aan Peute Papierrecycling.
4.11.
Ook materieel kunnen de vorderingen van Peute c.s. niet slagen. De definitie van een overheidsopdracht voor diensten ex artikel 1.1. Aw 2012 luidt als volgt:
“een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die is gesloten tussen een of meer dienstverleners en een of meer aanbestedende diensten en die betrekking heeft op het verlenen van andere diensten dan die welke vallen onder overheidsopdracht voor werken”. De enkele verkoop van papier waar het in het onderhavige geval om draait valt niet onder deze definitie. De vereiste bezwarende titel die strekt tot de verlening van diensten ontbreekt in de door H.V.C. met Vlar en Reparco gesloten overeenkomsten. Zoals H.V.C. c.s. ook betogen is terzake de overeenkomsten geen sprake van een afdwingbare prestatie enerzijds, noch van een tegenprestatie anderzijds. Het gaat hier om zuivere koopovereenkomsten.
Het feit dat in de uitvraag staat: “
Van de aanbieders wordt verwacht dat deze het papier conform de geldende wet- en regelgeving afvoert en verwerkt, en dat maximale recycling wordt nagestreefd.”brengt niet mee dat sprake is van een bezwarende titel. Het gaat hier immers niet om een afdwingbare tegenprestatie.
4.12.
Peute c.s. hebben (eerst) ter gelegenheid van de comparitie in dit verband nog betoogd dat de opdracht kwalificeert als aanbestedingsplichtige opdracht omdat het de uitvoering van gemeentelijke wettelijke taken betreft (mede in het kader van de zogenaamde “nuttige toepassing” van afval) die voortvloeien uit de Wet Milieubeheer. Door een deel van de wettelijke taak uit de opdracht te halen, poogt H.V.C. de opdracht te onttrekken aan het aanbestedingsrecht, hetgeen in strijd is met artikel 2.14 Aw. Bovendien is dat op basis van de wettelijke regelingen onrechtmatig. Voor zover de wettelijke taak geen rol speelt of de rol van de gemeente onduidelijk is, is toch sprake van een aanbestedingsplichtige opdracht, omdat H.V.C. een rechtstreeks economisch belang heeft bij de uitvoering van de opdracht en sprake is van een afdwingbare prestaties, aldus nog steeds Peute c.s.
4.13.
De rechtbank volgt Peute c.s. niet in haar betoog. Een eventuele plicht tot het uitvoeren van gemeentelijke wettelijke taken brengt immers niet mee dat de desbetreffende overeenkomsten per definitie onder het aanbestedingsrecht vallen. Aan Peute c.s. kan worden toegegeven dat er verschillen zijn tussen de uitvraag van 11 oktober 2016 en inhoud van de overeenkomsten. Deze verschillen zijn echter marginaal en doen niet af aan het feit dat de overeenkomsten niet onder het aanbestedingsrecht vallen.
4.14.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van Peute c.s. zullen worden afgewezen.
4.15.
Peute c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Voor veroordeling in de werkelijk gemaakte proceskosten acht de rechtbank geen termen aanwezig. De kosten aan de zijde van H.V.C., Vlar en Reparco worden begroot op telkens:
- griffierecht 618,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.522,00
4.16.
Peute c.s. zullen ook in de door Vlar en Reparco gevorderde nakosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart Peute c.s. niet-ontvankelijk in hun vordering jegens Stora,
5.2.
veroordeelt Peute c.s. in de kosten van dit geding aan de zijde van Stora gevallen en tot op heden begroot op nihil,
5.3.
wijst het gevorderde jegens H.V.C., Vlar en Reparco af,
5.4.
veroordeelt Peute c.s. in de proceskosten, aan de zijde van H.V.C. tot op heden begroot op € 1.522,00,
5.5.
veroordeelt Peute c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Vlar tot op heden begroot op € 1.522,00,
5.6.
veroordeelt Peute c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Reparco tot op heden begroot op € 1.522,00,
5.7.
veroordeelt Peute c.s. in de na dit vonnis voor Vlar ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Peute c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.8.
veroordeelt Peute c.s. in de na dit vonnis voor Reparco ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Peute c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2017. [1]

Voetnoten

1.type: 299