ECLI:NL:RBNHO:2017:10419

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 december 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
C/15/265384 / FA RK 17-6067
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor medicatie en hulpverlening aan minderjarige in het kader van een vechtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 13 december 2017 een beschikking gegeven in een familiezakenprocedure. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S. Kuijs, verzocht om vervangende toestemming voor het behandelen van de (vermoedelijke) stemmingsstoornis van haar minderjarige kind, die onder toezicht staat van de Jeugd- en Gezinsbeschermers. De vrouw stelde dat het kind lijdt onder de huidige situatie waarin hij zijn vader niet ziet en dat hij dringend hulp nodig heeft. De man, de vader van het kind, had aanvankelijk niet gereageerd op de verzoeken om toestemming, maar gaf later aan akkoord te gaan met de hulpverlening. De rechtbank oordeelde dat, ondanks de toestemming van de man, de vrouw nog steeds belang had bij haar verzoek, gezien de eerdere wisselende standpunten van de man. De rechtbank verleende de vrouw vervangende toestemming voor de gevraagde hulpverlening en veroordeelde de man in de proceskosten van de vrouw, omdat zijn uitblijven van reactie had geleid tot onnodige vertraging en kosten voor de vrouw. De rechtbank benadrukte de noodzaak van communicatie tussen de ouders en de impact van de vechtscheiding op het kind.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
GD
vervangende toestemming
zaak-/rekestnr.: C/15/265384 / FA RK 17-6067
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 13 december 2017
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te Heiloo,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. S. Kuijs, kantoorhoudende te Alkmaar,
tegen
[verweerder],
wonende te Heiloo,
hierna te noemen: de man.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 17 oktober 2017;
- het bericht, met bijlage, van de advocaat van de vrouw, ingekomen op 18 oktober 2017;
- de brief van de man, ingekomen op 23 oktober 2017;
- het bericht, met bijlage, van de advocaat van de vrouw, ingekomen op 6 november 2017;
- het bericht, met bijlagen (actueel gezinsplan november 2017), van de Jeugd- en Gezinsbeschermers, ingekomen op 27 november 2017;
- het bericht, met bijlagen, van de man, ingekomen op 28 november 2017.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 29 november 2017 in aanwezigheid van de vrouw, bijgestaan door mr. Kuijs voornoemd. Tevens was als informant ter zitting aanwezig mevrouw [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad), en mevrouw [naam] , namens de Jeugd-en Gezinsbeschermers.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Partijen zijn op [datum] een geregistreerd partnerschap aangegaan. Op [datum] is het geregistreerd partnerschap omgezet in een huwelijk, welk huwelijk op [datum] is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 16 september 2015.
2.2
Uit dit huwelijk is geboren de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente Alkmaar;
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over deze minderjarige. De hoofdverblijfplaats van de minderjarige is bij de vrouw.
2.3
Bij genoemde beschikking van 16 september 2015 is verder de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw vastgesteld en is tussen de man en de minderjarige een regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld. Ook is bepaald dat de man bevoegd is tot het gebruik van de echtelijke woning en dat de man een kinderbijdrage aan de vrouw voldoet van € 446,-- per maand en een bedrag van € 2.603,-- per maand ten behoeve van een partnerbijdrage. De behandeling ten aanzien van de afwikkeling huwelijkse voorwaarden is aangehouden tot 23 september 2015.
2.4
Bij beschikking van 27 januari 2016 is de minderjarige op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming onder toezicht gesteld van de Jeugd- & Gezinsbeschermers voor de duur van een jaar. De maatregel is verlengd en loopt tot 27 januari 2018.
2.5
Bij beschikking van 19 juli 2016 van het gerechtshof te Amsterdam is de beschikking van deze rechtbank van 16 september 2015 vernietigd ten aanzien van de zorgregeling en is tussen de man en de minderjarige een (andere) zorgregeling vastgesteld.
2.6
Bij beschikking van deze rechtbank van 19 oktober 2016 heeft de rechtbank aan de vrouw vervangende toestemming verleend voor het per direct inschrijven van de minderjarige bij de voetbalvereniging HSV te Heiloo.

3.Verzoek

3.1
De vrouw heeft verzocht ten behoeve van de minderjarige [het kind] , ter vervanging van de toestemming van de man, zo spoedig mogelijk toestemming te verlenen tot het behandelen van zijn (vermoedelijke) stemmingsstoornis middels specialistische GGZ-hulpverlening, dan wel speltherapie, dan wel andere door deskundigen noodzakelijk geachte medische, pedagogische dan wel psychologische hulpverlening.
De vrouw heeft daartoe aangevoerd dat de minderjarige enorm onder de huidige situatie dat hij zijn vader niet ziet lijdt. Dit wordt bevestigd door school, de KIEStrainers en de vrouw. De minderjarige heeft duidelijkheid nodig. Hij vraagt zich steeds af wanneer hij zijn vader weer zal zien. De minderjarige heeft dringend hulp nodig, onder meer om weerbaar te worden gemaakt om met deze heftige situatie om te kunnen gaan.
KIES loopt begin november 2017 ten einde. De vrouw, de gezinsbeschermers en de advocaat van de vrouw hebben aan de man gevraagd om toestemming voor therapie. Hierop is geen enkele reactie vernomen. De vrouw ziet dan ook geen andere optie dan de rechtbank om vervangende toestemming te vragen.
3.2
Verder heeft de vrouw verzocht de man te veroordelen in de proceskosten. De man heeft volgens de vrouw niet gereageerd op diverse, herhaalde verzoeken om toestemming te verlenen voor door professionals noodzakelijk geachte hulp aan de minderjarige. De vrouw is van mening dat de man misbruik maakt van zijn gezag en er onnodige vertraging is opgetreden wat ten koste gaat van de minderjarige en de vrouw nodeloos kosten heeft moeten maken. De vrouw heeft de proceskosten gesteld op een bedrag van € 287,-- ter zake van een eigen bijdrage voor de toevoeging, een bedrag van € 78,-- ter zake van griffierechtkosten en een bedrag van € 12,90 voor de aanschaf van een geboorteakte.

4.Verweer

4.1
De man heeft de rechtbank bij bericht van 23 oktober 2017 laten weten dat hij zijn toestemming geeft voor het starten van de hulp voor de minderjarige, zoals gevraagd in het verzoekschrift.
4.2
Bij bericht van 28 november 2017 heeft de man laten weten dat hij vanwege ziekte niet op de zitting zal verschijnen. Verder heeft de man als bijlage een verklaring overgelegd, waarbij hij zijn toestemming aan de vrouw verleent om [het kind] te laten deelnemen aan elk hulptraject, in de breedste zin, welke de vrouw denkt dat [het kind] nodig heeft.
Verder heeft de man verzocht het verzoek van de vrouw met betrekking tot de proceskostenveroordeling af te wijzen. De man heeft aangegeven dat hij niet verplicht is om zijn e-mail met grote regelmaat te controleren. Daarnaast is de man van mening dat hij kon worden gebeld met de vraag om vervangende toestemming te verlenen, dan wel dat verzoek bij brief te doen. Ook heeft de man aangegeven dat het telefoonnummer van zijn partner bekend is bij de Jeugd-en Gezinsbeschermers en de vrouw.

5.Beoordeling

5.1
Mede naar aanleiding van de brief van de advocaat van de vrouw van 6 november 2017 heeft de rechtbank aanleiding gezien de zitting doorgang te laten vinden.
vervangende toestemming
5.2
De advocaat van de vrouw heeft tijdens de zitting aangegeven dat in het verleden is gebleken dat de man van mening kan wisselen en de vrouw in die zin nog steeds belang heeft bij haar verzoek.
5.3
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw toewijzen.
proceskostenveroordeling
5.4
De rechtbank zal tevens het verzoek van de vrouw toewijzen om de man te veroordelen in de proceskosten van de vrouw, nu de vrouw door het uitblijven van een reactie van de man genoodzaakt was om (voor de tweede maal) een procedure aanhangig te maken om vervangende toestemming voor in dit laatste geval behandeling van (vermoedelijke) stemmingsstoornis bij [het kind] middels specialistische GGZ-hulpverlening, dan wel speltherapie, dan wel andere door deskundigen noodzakelijk geachte medische, pedagogische dan wel psychologische hulpverlening, te verkrijgen. De omstandigheid dat de man voor de zitting alsnog zijn toestemming voor een behandeling van de minderjarige heeft verleend maakt dit niet anders.
tot slot
5.5
De rechtbank betreurt het dat de man niet op zitting is verschenen om het gesprek te kunnen voeren. Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat partijen niet met elkaar communiceren en er sprake is van een vechtscheiding. Dit heeft ertoe geleid dat de man kennelijk een keuze heeft gemaakt om [het kind] (tijdelijk) niet meer te zien. Daar lijdt [het kind] zeer onder.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1
verleent vervangende toestemming tot het behandelen van een (vermoedelijke) stemmingsstoornis bij [het kind] middels specialistische GGZ-hulpverlening, dan wel speltherapie, dan wel andere door deskundigen noodzakelijk geachte medische, pedagogische dan wel psychologische hulpverlening;
6.2
veroordeelt de man in de kosten van deze procedure en begroot die tot aan deze beschikking aan de zijde van de vrouw op € 287,-- ter zake van eigen bijdrage voor een toevoeging, een bedrag van € 78,-- ter zak van het griffierecht en een bedrag van € 12,90 ten behoeve van de aanschaf van een geboorteakte;
6.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van G.S. Doornbosch als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2017.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.