ECLI:NL:RBNHO:2017:10546

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juni 2017
Publicatiedatum
18 december 2017
Zaaknummer
C/15/259195 HA RK 17/82
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • Th.S. Röell
  • E.B. de Vries – van den Heuvel
  • A.C. Terwiel-Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de voorzitter van de wrakingskamer en verzoek om doorverwijzing naar een andere rechtbank afgewezen

In deze zaak heeft verzoekster op 17 mei 2017 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. W.J.A.M. van Brussel, de rechter die betrokken was bij haar lopende zaken. Verzoekster stelde dat de rechter partijdig was, omdat hij eerder een uitspraak had gedaan in een andere zaak waarin zij partij was. Daarnaast verzocht zij om doorverwijzing naar een andere rechtbank, wat zij onderbouwde met de stelling dat de voorzitter van de wrakingskamer al eerder een verzoek van haar had behandeld, wat volgens haar de schijn van partijdigheid wekte. De wrakingskamer heeft het verzoek om doorverwijzing afgewezen, omdat dit niet in de wet is verankerd en in strijd is met het wrakingsprotocol van de rechtbank Noord-Holland. Het verzoek om wraking van de voorzitter werd buiten behandeling gesteld wegens misbruik van het wrakingsinstrument en strijd met de goede procesorde. De rechtbank oordeelde dat de vrees van verzoekster voor partijdigheid van de rechter niet terecht was, aangezien de enkele betrokkenheid bij een eerdere zaak niet voldoende was om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De rechtbank heeft het verzoek om wraking afgewezen en bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de hoofdzaken niet in behandeling wordt genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 juni 2017 door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/259195 HA RK 17/82
Beslissing van 23 juni 2017
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. W.J.A.M. van Brussel
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft op 17 mei 2017 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, afdeling publiekrecht, sectie bestuursrecht, locatie Haarlem, aanhangige zaken met zaaknummers 17/1213 en 17/1214, hierna te noemen: de hoofdzaken. Eveneens heeft verzoekster verzocht om doorverwijzing van het wrakingsverzoek naar een andere rechtbank.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Bij brief van 14 juni 2017 heeft verzoekster een verzoek om wraking gedaan ten aanzien van de voorzitter van deze wrakingskamer. Als grond daarvoor heeft zij aangegeven dat de voorzitter al eerder een verzoek van verzoekster om wraking heeft behandeld. In die zaak heeft verzoekster ten aanzien van de voltallige wrakingskamer, waar de voorzitter deel van uit maakte, een wrakingsverzoek ingediend. Dit verzoek en het verzoek op het oorspronkelijke wrakingsverzoek zijn toen afgewezen en daardoor, zo stelt zij, heeft de voorzitter op zijn minst genomen de schijn van partijdigheid en/of vooringenomenheid jegens verzoekster gewekt.
1.4.
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 15 juni 2017. Verzoekster is ondanks deugdelijke oproeping niet verschenen. De rechter is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

2.Het standpunt van verzoekster

Verzoekster heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat – aangevoerd dat de rechter als behandelend rechter betrokken is geweest bij een andere zaak, waarbij verzoekster partij was. De rechter heeft daardoor volgens haar op zijn minst genomen de schijn van partijdigheid en/of vooringenomenheid jegens verzoekster gewekt. Het voorgaande wordt bevestigd door zijn beslissing de hoofdzaken niet door te verwijzen naar een andere rechtbank en zich niet te verschonen in de hoofdzaken, aldus verzoekster.

3.Het standpunt van de rechter

Naar de mening van de rechter is de vrees van verzoekster dat hij in de hoofdzaken partijdig of vooringenomen is, niet terecht. De enkele omstandigheid dat hij in een eerdere zaak van haar over een ander onderwerp een uitspraak (ECLI:NL:RBNHO:2016:901) heeft gedaan is daarvoor niet voldoende. Deze uitspraak is in hoger beroep overigens bevestigd (ECLI:NL:RVS:2016:3021). Dit is de enige zaak van verzoekster die hij heeft behandeld. Er bestond dan ook geen aanleiding voor hem zich te verschonen of de hoofdzaken aan een andere rechter of rechtbank over te dragen. Hij ziet daarom geen aanleiding in het wrakingsverzoek te berusten.

4.De beoordeling

Verzoek om doorverwijzing naar een andere rechtbank:
4.1.
Het verzoek om doorverwijzing naar een andere rechtbank wordt afgewezen, omdat het verzoek geen steun vindt in de wet en in strijd is met het Wrakingsprotocol rechtbank Noord-Holland (het Wrakingsprotocol). In artikel 5.1 van het Wrakingsprotocol is vastgelegd dat het wrakingsverzoek steeds wordt behandeld door een meervoudige kamer van het gerecht in kwestie. In artikel 5.5 van het Wrakingsprotocol is een uitzondering geregeld, voor zeer bijzondere gevallen waarin kan worden overwogen om voor het formeren van een wrakingskamer een beroep te doen op rechters uit een ander gerecht van gelijke aard. De wrakingskamer is van oordeel dat van een dergelijk zeer bijzonder geval niet is gebleken zodat verwijzen niet aan de orde is.
Verzoek om wraking van de voorzitter van deze wrakingskamer:
4.2.
Het verzoek om wraking van de voorzitter van de wrakingskamer wordt buiten behandeling gesteld, wegens misbruik van het wrakingsinstrument en omdat dat in strijd is met de goede procesorde. Uit haar eigen verzoek blijkt dat verzoekster er kennelijk een gewoonte van maakt om - zonder geldige reden - niet alleen rechters te wraken, maar vervolgens ook leden van de wrakingskamer. Dat is in strijd met de goede procesorde en kan niet anders worden gekwalificeerd dan misbruik van het wrakingsinstrument.
Verzoek om wraking van de rechter:
4.3.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (de zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (de zogenaamde objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoekster is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
4.4.
Het gegeven dat de rechter betrokken is geweest bij een andere zaak waarbij verzoekster partij was, levert geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormt derhalve geen grond voor wraking. De beslissingen de hoofdzaken niet door te verwijzen en zich niet te verschonen maken dat niet anders. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.
Toepassing artikel 8:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht:
4.5.
De rechtbank ziet voorts aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Verzoekster - zelf jurist en voormalig advocaat - heeft wederom een bij voorbaat kansloos wrakingsverzoek ingediend. Daarom is naar het oordeel van de wrakingskamer sprake van misbruik van het rechtsmiddel wraking.

5.Beslissing

De rechtbank:
- stelt het verzoek om wraking van de voorzitter van de wrakingskamer buiten behandeling;
- wijst het verzoek om doorverwijzing naar een andere rechtbank af;
- wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de hoofdzaken niet in behandeling wordt genomen;
- beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster en de rechter in de hoofdzaken een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
- beveelt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team Bestuursrecht, locatie Haarlem.
Deze beslissing is gegeven door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. E.B. de Vries – van den Heuvel en mr. A.C. Terwiel-Kuneman, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Bakker, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2017.
[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.