ECLI:NL:RBNHO:2017:10574

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
C/15/251250 / HA ZA 16-740
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid van weg en geschil over toegang tot percelen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 20 december 2017 vonnis gewezen in een geschil over de erfdienstbaarheid van weg. Eisers, eigenaren van de percelen kadastraal bekend als sectie AB nummers 936, 1471 en 2068, vorderden een verklaring voor recht dat erfdienstbaarheden van weg bestaan ten behoeve van hun percelen en ten laste van de percelen van gedaagden, die gezamenlijk eigenaar zijn van de percelen kadastraal bekend als sectie AB nummers 543, 1957, 1466, 1467 en 2111. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfdienstbaarheid van weg, die in 1916 is gevestigd, nog steeds bestaat en dat de gedaagden deze erfdienstbaarheid niet hebben doen vervallen door non-usus. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagden verplicht zijn om de toegang tot de percelen van eisers te waarborgen door het hek te verwijderen of de toegangscode te verschaffen. De vorderingen van eisers zijn toegewezen, en gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis bevestigt de blijvende rechtsgeldigheid van de erfdienstbaarheid en de verplichtingen van de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/251250 / HA ZA 16-740
Vonnis van 20 december 2017
in de zaak van

1.[eiser1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. G.M. Pierik te Purmerend,
tegen

1.[gedaagde1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.P. Liefting te Haarlem,
2.
[gedaagde2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.P. Liefting te Haarlem,
3.
[gedaagde3],
4.
[gedaagde4],
5.
[gedaagde5],
6.
[gedaagde6],
7.
[gedaagde7],
8.
[gedaagde8],
9.
[gedaagde9],
allen wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
niet verschenen.
Eisers zullen hierna [eisers] worden genoemd en gedaagden sub 1 en 2 zullen [gedaagden] genoemd worden. De gedaagden sub 3 tot en met 9 zullen worden aangeduid met “de overige gedaagden”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 november 2017
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] zijn eigenaar van de percelen kadastraal bekend [nummers] .
2.2.
[gedaagden] zijn eigenaar van de percelen kadastraal bekend [nummers] .
2.3.
[gedaagden] en de overige gedaagden zijn gezamenlijk eigenaar van het perceel kadastraal bekend [nummers] .
2.4.
In een proces-verbaal van veiling en toewijzing 9 december 1916 opgemaakt door notaris A. Bertling te Haarlem en overgeschreven ten Hypotheekkantore te Haarlem op 29 december 1916 in [nummers] , staat onder meer het volgende:
“Ten gebruike en ten nutte van de percelen sub 3 en ten laste van het gedeelte van het perceel te [nummers] dat verkocht wordt bij de percelen sub 4 genoemd en van het aan verkoopster toebehorende perceel te [nummers] wordt gevestigd de erfdienstbaarheid van weg naar en van de [straat] .
Ten gebruike en ten nutte van de percelen sub 4 en ten laste van het aan verkoopster toebehorende perceel te [nummers] wordt gevestigd de erfdienstbaarheid van weg naar en van de [straat]
Ten gebruike en ten nutte van de percelen sub 5 en ten laste van het gedeelte van het perceel [nummers] , dat verkocht wordt bij de percelen sub 4 genoemd en van het aan verkoopster toebehorende perceel te [nummers] , wordt gevestigd de erfdienstbaarheid van weg naar en van de [straat] .
2.5.
In het proces-verbaal van veiling en toewijzing wordt onder de percelen sub 3, 4 en 5 hiervoor bedoeld steeds een nader omschreven deel van het perceel [nummers] genoemd.
2.6.
In een akte van verkoop en koop, levering verleden voor notaris B.M. Brans, destijds notaris te Haarlem, waarvan een afschrift werd overgeschreven ten Hypotheekkantore te Haarlem op 1 juli 1949 in [nummers] staat onder meer het volgende:
“alle rechten of aanspraken op uitweg over dit perceel welke van ouds daarop worden uitgeoefend moet de koper dulden wordende nog in het bijzonder naar de volgende bepalingen voorkomende in voorschreven titel van aankomst verleden voor notaris A. Bertling voornoemd, destijds te Haarlem de dato tien November negentien honderd negentien, zijnde een proces verbaal van veiling en toewijzing overgeschreven ten Hypotheekkantore te Haarlem tweeëntwintig december negentienhonderd negentien in [nummers] en luidende als volgt:
“5 Ten laste van de bij deze te verkopen weg [nummers] is bij proces verbaal van veiling negen December negentienhonderd zestien opgemaakt door mij notaris gevestigd de erfdienstbaarheid van weg van en naar de [straat] ten gebruike en ten nutte de bij dat proces verbaal onder 3, 4 en 5 genoemde percelen.”
2.7.
In een akte van scheiding en deling op 29 september 1993 verleden voor een plaatsvervanger van mr. B.H. Bijlholt, destijds notaris te Haarlem, ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers op 30 september daarna in [nummers] , staat onder meer het volgende:
ERFDIENSTBAARHEID VAN WEG
Ter uitvoering van het overeengekomene wordt bij deze gevestigd de erfdienstbaarheid van weg ten laste van de kavels Ah, Ab, Al, Bl, Bb, Bh, Dl en Dh en ten gunste van de kavels Ah, Ab, Al, de twee perceelsgedeelten met de gebouwen plaatselijk bekend [adres] , zoals die aan de heer Ligtenberg zijn toegedeeld bij akte van twaalf juli negentienhonderd eenennegentig verleden voor mij, notaris, bij afschrift overgeschreven ten kantore van de Rijksdienst van het Kadaster en de Openbare Registers te Amsterdam op vijftien juli daarna in [nummers] , kavels Bl, Bb, Cb, Ch, Bh, Dl, Dh en Db om te komen en te gaan van en naar de [straat] via de percelen AB 551 en AB 543.”
2.8.
Het hiervoor bedoelde [adres] is thans genummerd [adres] . Het hiervoor bedoelde [adres] is thans genummerd [adres] , zijnde het woonadres van [eisers]
2.9.
[gedaagden] hebben op de perceelgrens tussen perceel AB 543 en AB 1957 een hek geplaatst met een toegangscode.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen na wijziging van eis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. een verklaring voor recht dat een erfdienstbaarheid van weg bestaat ten behoeve van De Onroerende Zaak, kadastraal bekend onder de aanduidingen AB 936, AB 1471 en AB 2068, en ten laste van perceel AB 543, een en ander zoals weergegeven op de kadastrale tekening welke als productie E28 is overgelegd;
II een verklaring voor recht dat een erfdienstbaarheid van weg bestaat ten behoeve van De Onroerende Zaak, kadastraal bekend onder de aanduidingen AB 936, AB 1471 en
AB 2068, en ten laste van perceel AB 1957, een en ander zoals weergegeven op de
kadastrale tekening welke als productie E28 is overgelegd;
III een verklaring voor recht dat een erfdienstbaarheid van weg bestaat ten behoeve van De Onroerende Zaak, kadastraal bekend onder de aanduidingen AB 936, AB 1471 en
AB 2068, en ten laste van perceel AB 1466, AB 1467 en AB 2111, een en ander zoals
weergegeven op de kadastrale tekening welke als productie E28 is overgelegd;
Meer subsidiair
IV een verklaring voor recht dat het pad, gelegen op perceel AB 543, een en ander zoals weergegeven op de kadastrale tekening welke als productie E28 is overgelegd, een
openbare weg is als bedoeld in artikel 4 van de Wegenweg en derhalve voor een ieder toegankelijk is;
V wijziging van de erfdienstbaarheid van weg ten behoeve van de Onroerende Zaak (AB 936, AB 1471 en AB 2068), zodat [eisers] via perceel AB 1957, alsmede via de percelen AB 1466, AB 1467, AB 1468 (thans 2111, 2112, 2102), AB 935, AB 543 en AB 1957 de [straat] kan bereiken. Eén ander op een wijze die uw rechtbank in goede justitie juist acht;
Meer subsidiair
VI een verklaring voor recht dat de weg op perceel AB 543 wordt aangemerkt als een
buurweg, een en ander zoals weergegeven op de kadastrale tekening welke als productie E28 wordt overgelegd;
VII een verklaring voor recht dat het pad, gelegen op perceel AB 1957, een en ander zoals weergegeven op de kadastrale tekening welke als productie E28 is overgelegd, als openbare weg betreft als bedoeld in artikel 4 van de Wegenweg en derhalve voor een
ieder toegankelijk is;
Nog meer subsidiair
VIII een verklaring voor recht dat het pad op perceel AB 1957 wordt aangemerkt als een buurweg, een en ander zoals weergegeven op de kadastrale tekening welke als productie E278 is overgelegd, althans op wijze die uw rechtbank in goede justitie juist acht;
Meest subsidiair
IX de weg gelegen op de percelen AB 543 en AB 1957, zoals weergegeven op de
kadastrale tekening (productie E28), aan te wijzen als noodweg ten behoeve van het
De Onroerende Zaak (AB 93, AB 1471 en AB 2068);
Zowel primair als (meer/meest) subsidiair
X Gedaagden sub 1 en sub 3 tot en met sub 9 te bevelen dat zij het pad gelegen op de
percelen AB 543 voortdurend toegankelijk houden, zodat [eisers] het betreffende pad/weg - gelegen op perceel AB 543 ongehinderd kunnen gebruiken om te komen en te gaan van de openbare weg naar De Onroerende Zaak en vice versa, op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- in eens, alsmede een dwangsom van € 500,- per dag of een gedeelte daarvan, althans een dwangsom op te leggen aan gedaagden sub 1 en sub 3 tot en met 9 die uw rechtbank in goede justitie juist acht, indien gedaagden sub 1 en sub 3 tot en met sub 9 – gezamenlijk of individueel – in gebreke blijven aan dit bevel te voldoen;
XI Gedaagden sub 1 en sub 2 te bevelen dat zij het pad gelegen op de percelen AB 1957 en 1466 daadwerkelijk voortdurend toegankelijk houden voor [eisers] door onder meer het hek te verwijderen en verwijdert te houden, dan wel [eisers] de toegangscode te verschaffen, zodat [eisers] het betreffende pad op de percelen AB 1957 en AB 1466, AB 1467 en AB 2111 kunnen gebruiken om te komen en te gaan van de openbare weg naar De Onroerende Zaak en vice versa, op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- in eens, alsmede een dwangsom van € 500,- per dag of een gedeelte daarvan, althans een dwangsom op te leggen aan gedaagden sub 1 en sub 2 die uw rechtbank in goede justitie juist acht, indien gedaagden sub 1 en sub 2 -gezamenlijk of individueel - in gebreke blijven aan dit bevel te voldoen;
XII Gedaagden sub 1 tot en met sub 9 hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eisers]
van de kosten van dit geding, de nakosten daaronder begrepen, met
dien verstande dat de nakosten worden begroot op € 131,- zonder betekening in
conventie of reconventie op € 205,- zonder betekening in conventie en reconventie
samen, telkens te vermeerderen met € 68,- in geval van betekening van dit vonnis, met
bepaling dat gedaagden over de proceskosten de wettelijke rente verschuldigd zijn
indien deze kosten niet binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis zijn
voldaan.
3.2.
[gedaagden] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak heeft betrekking op percelen die alle zijn gelegen in de gemeente [gemeente] . In het navolgende zal daarom bij de kadastrale vermelding van de percelen de aanduiding “ [gemeente] ” worden weggelaten.
4.2.
[eisers] hebben aan hun primaire vordering ten grondslag gelegd dat ten behoeve van de hun in eigendom toebehorende percelen thans kadastraal bekend sectie AB nummers 936, 1471 en 2068 en ten laste van de [gedaagden] en de overige gedaagden in eigendom toebehorende percelen thans kadastraal bekend sectie AB nummers 543, 1957, 1466, 1467 en 2111 een erfdienstbaarheid van weg is gevestigd om te komen van en te gaan naar de [straat] . [gedaagden] hebben dit gemotiveerd weersproken.
4.3.
[eisers] hebben hun primaire vordering onderbouwd met voor zover in deze procedure van belang verwijzing naar een tweetal notariële akten waarin (delen van) bedoelde erfdienstbaarheid van weg zou(den) zijn gevestigd. Voor de beoordeling van de vordering is daarom van belang of genoemde percelen van [eisers] en van [gedaagden] en de overige gedaagden zijn te herleiden tot de percelen in de door [eisers] bedoelde akten van vestiging (zie onder 2.4 en 2.7). Daarbij is van belang dat artikel 5:76 Burgerlijk Wetboek (verder: BW) in het eerste lid bepaalt dat wanneer het heersend erf wordt verdeeld de erfdienstbaarheid blijft bestaan ten behoeve van ieder gedeelte ten voordele waarvan zij kan strekken en in het tweede lid dat wanneer het dienend erf wordt verdeeld, de last blijft rusten op ieder gedeelte, ten aanzien waarvan naar de akte van vestiging en de aard der erfdienstbaarheid de uitoefening mogelijk is. In de akte van vestiging kan van de vorige leden worden afgeweken (5:76 lid 3 BW).
De heersende erven
4.4.
De Dienst voor het kadaster en de openbare registers (verder: het kadaster) heeft een filiatieonderzoek gedaan voor de kadastrale percelen sectie B nummers 1541, 1751 en 1753 over de periode 20 september 2016 tot 9 december 1916 (productie E23). Uit het proces verbaal van veiling en toewijzing van 9 december 1916 (zie 2.4), volgt dat het perceel nummer 1541 in 1916 is gesplitst in drie gedeelten, omschreven sub 3, 4 en 5, welke gedeelten blijkens voornoemd filiatieonderzoek kadastraal genummerd zijn 2826, 2827 en 2828. Tot de onder sub 5 in het proces-verbaal genoemde percelen behoren voorts ook de kadastrale percelen 1751 en 1753. Gelet op de onder 2.4 aangehaalde passage uit het proces-verbaal van veiling en toewijzing is ten behoeve van de drie gedeelten van het toenmalige perceel nummer 1541, alsmede ten behoeve van de toenmalige kadastrale percelen 1751 en 1753 gevestigd de erfdienstbaarheid van weg naar en van de [straat] . Dit wordt bevestigd in de onder 2.6 aangehaalde passage.
4.5.
De kadastrale percelen van [eisers] sectie AB nummers 936, 1471 en 2068 komen blijkens het als productie E14 overgelegde kadastrale overzicht alle voort uit het kadastrale perceel sectie AB nummer 541. Uit het hiervoor bedoelde filiatieonderzoek volgt dat het perceel AB 541 voortkomt uit delen van de percelen sectie B nummers 1541, 1751 en 1753. Gelet op het bepaalde in artikel 5:76 BW betekent dit dat de kadastrale percelen van [eisers] thans heersende erven zijn voor de in het proces-verbaal van veiling en toewijzing gevestigde erfdienstbaarheid van weg.
4.6.
Blijkens de hiervoor onder 2.7 aangehaalde passage is bij akte van scheiding en deling van 29 september 1993 gevestigd een erfdienstbaarheid van weg ten behoeve van de kavels Ah, Ab, Al, de twee perceelsgedeelten met de gebouwen plaatselijk bekend [adres] , zoals die aan de heer Ligtenberg zijn toegedeeld bij akte van twaalf juli negentienhonderd eenennegentig, kavels Bl, Bb, Cb, Ch, Bh, Dl, Dh en Db. De kavels zijn aangegeven op een met de akte ingeschreven tekening (productie E13). Uit de als productie E4 overgelegde uittreksels van de kadastrale kaart van het desbetreffende gebied, blijkt dat kavel Bl nu kadastraal bekend is als sectie AB nummers 2068 en 2069 en kavel Dl als sectie AB nummer 1471. Het aan Ligtenberg toegedeelde perceelsgedeelte met de gebouwen plaatselijk bekend [adres] is nu kadastraal bekend als sectie AB nummer 936. Hieruit volgt dat de kadastrale percelen van [eisers] heersende erven zijn voor de in deze akte van scheiding en deling gevestigde erfdienstbaarheid van weg.
De dienende erven
4.7.
Het kadastrale perceel sectie AB nummer 543 komt blijkens het afschrift van een akte van scheiding en deling van 15 december 1987 (productie E21) in samenhang bezien met het afschrift van een akte van verkoop en koop, levering van 1 juli 1949 (productie E22) voort uit het kadastrale perceel [nummers] . In bedoelde akte van scheiding en deling wordt immers voor wat betreft de eigendomsverkrijging van het onverdeeld aandeel in het kadastrale perceel sectie AB nummer 543, in gebruik als verhard pad, verwezen naar de overschrijving ten hypotheekkantore van bedoelde akte van verkoop en koop, levering, bij welke akte de onverdeelde helft in een perceel weg, kadastraal bekend [nummers] werd verkregen.
Uit de hiervoor onder 2.4 aangehaalde passage uit het proces-verbaal van veiling uit 1916 blijkt dat perceel 1524 dienend erf is voor de onder 4.4 bedoelde erfdienstbaarheid van weg. Gelet op het bepaalde in artikel 5:76 BW betekent dit dat het aan de gedaagden gezamenlijk toebehorende kadastrale perceel sectie AB nummer 543 thans dienend erf is voor de onder 4.4 bedoelde erfdienstbaarheid van weg.
4.8.
Uit het als productie E24 overgelegde kadastrale overzicht volgt dat het perceel thans kadastraal bekend sectie AB nummer 1957 voortkomt uit het kadastrale perceel sectie AB nummer 551. Uit het onder 4.4 genoemde filiatieonderzoek blijkt dat dit perceel voortkomt uit het kadastrale perceel sectie B nummer 1541, meer in het bijzonder uit het gedeelte dat na splitsing van nummer 1541 is genummerd als 2827, welk gedeelte – gelet op de vernummering – correspondeert met het gedeelte dat verkocht wordt bij de percelen sub 4 in het proces-verbaal van veiling. Uit de hiervoor sub 2.4 aangehaalde passage uit dat proces-verbaal volgt dat ten laste van dit perceel een erfdienstbaarheid van weg is gevestigd. In r.o. 4.5 is al overwogen dat de percelen van [eisers] heersende erven zijn voor deze erfdienstbaarheid. Gelet op het bepaalde in artikel 5:76 BW betekent dit dat het aan [gedaagden] in eigendom toebehorende kadastrale perceel sectie AB nummer 1957 thans dienend erf is voor de onder 4.4 bedoelde erfdienstbaarheid van weg.
4.9.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is het perceelsgedeelte dat voortkomt uit het kadastrale perceel sectie B nummer 2827 niet alleen dienend erf, maar ook heersend erf ten aanzien van de percelen die voortkomen uit het kadastrale perceel [nummers] (zie 4.4).
4.10.
Blijkens de hiervoor onder 2.7 aangehaalde passage is bij akte van scheiding en deling van 29 september 1993 gevestigd een erfdienstbaarheid van weg ten laste van de kavels Ah, Ab, Al, Bl, Bb, Bh, Dl, Dh. De kavels zijn aangegeven op een met de akte ingeschreven tekening (productie E13). Uit de als productie E4 overgelegde uittreksels van de kadastrale kaart van het desbetreffende gebied, blijkt dat kavel Ah nu kadastraal bekend is als sectie AB nummer 1466, kavel Ab als sectie AB nummer 1467 en kavel Al als sectie AB nummer 1468, welk perceel inmiddels is overgegaan in sectie AB nummers 2111, 2112 en 2102. Mede gelet op het bepaalde in artikel 5:76 BW volgt hieruit dat de aan [gedaagden] in eigendom toebehorende kadastrale percelen sectie AB nummers 1466, 1467 en 2111 dienende erven zijn voor de in deze akte van scheiding en deling gevestigde erfdienstbaarheid van weg.
Conclusie
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat er een erfdienstbaarheid van weg bestaat om te komen van en naar de [straat] ten behoeve van de aan [eisers] toebehorende percelen kadastraal bekend sectie AB nummers 936, 1471 en 2068 en ten laste van voor zover in deze procedure van belang het aan gedaagden gezamenlijk toebehorende kadastrale perceel sectie AB nummer 543 en de aan [gedaagden] toebehorende kadastrale percelen sectie AB nummers 1957, 1466, 1467 en 2111.
4.12.
Al hetgeen [gedaagden] hebben aangevoerd tegen het bestaan van de erfdienstbaarheid van weg treft geen doel. Het enkele feit dat in een akte van levering door (een van) partijen ten overstaan van een notaris wordt verklaard dat er geen erfdienstbaarheden bestaan, betekent niet dat de erfdienstbaarheid is komen te vervallen. Ook de omstandigheid dat er een andere ontsluiting van de heersende erven bestaat, leidt niet tot het oordeel dat de erfdienstbaarheid teniet is gegaan. Voorts hebben [gedaagden] hun stelling dat de erfdienstbaarheid door non usus teniet is gegaan mede in het licht van hun eigen stellingen onvoldoende onderbouwd. Gesteld noch gebleken is immers dat vóór 1 januari 1993 (de datum waarna tenietgaan van een erfdienstbaarheid door non usus als gevolg van de invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek op 1 januari 1992 niet meer mogelijk is) sprake is geweest van een aaneengesloten periode van 30 jaar waarin van de erfdienstbaarheid geen gebruik is gemaakt. Integendeel, uit de stellingen van [gedaagden] volgt nu juist dat er wel steeds door verschillende gebruikers van de erfdienstbaarheid gebruik is gemaakt. Daarbij is in het kader van het beroep op non usus niet van belang of het gebruik slechts incidenteel is geweest, zoals [gedaagden] hebben aangevoerd. Voor zover [gedaagden] hebben willen betogen dat dit gebruik gedurende een aaneengesloten periode van 30 jaar vóór 1 januari 1993 slechts op basis van toestemming van de respectieve eigenaren van de dienende erven is geweest, hebben zij dat betoog onvoldoende onderbouwd. Dit geldt temeer nu in verschillende notariële akten die [eisers] hebben overgelegd voor wat betreft bekende erfdienstbaarheden telkens wordt verwezen naar het proces-verbaal van veiling van 9 december 1916 (zie 2.4).
4.13.
[gedaagden] hebben ter zitting nog aangevoerd dat de erfdienstbaarheid in 1980 is vervallen op basis van een rechterlijke uitspraak in een zaak tussen Donkers en Smit. Vervolgens zijn zij in de gelegenheid gesteld om het desbetreffende vonnis bij akte in het geding te brengen. [gedaagden] hebben vervolgens bij akte aangevoerd dat het vonnis niet beschikbaar is gekomen en bewijs aangeboden van hun stelling dat Donkers en Smit tegen [gedaagden] hebben gezegd dat in de bewuste uitspraak is opgenomen dat er geen erfdienstbaarheid uit 1916 via AB 1541 en AB 1524 aanwezig is.
Het bewijsaanbod wordt gepasseerd. Artikel 85 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt, voor zover hier van belang, dat de partij die zich bij akte op enig stuk beroept verplicht is een afschrift van het stuk bij te voegen. De verplichting geldt niet als de wederpartij verklaart geen afschrift te verlangen, maar dat is hier niet aan de orde. De verplichting van artikel 85 Rv kan niet worden omzeild met een getuigenverklaring over de inhoud van het schriftelijk stuk. Aangezien het vonnis waarop [gedaagden] zich wensen te beroepen niet in het geding is gebracht en, bij gebreke van nadere gegevens, ook niet kan worden achterhaald, wordt op de stellingen daaromtrent geen acht geslagen.
4.14.
De conclusie van het voorgaande is dat de primaire vorderingen onder I, II en III zullen worden toegewezen als hierna vermeld. De verwijzing daarbij naar de als productie E28 overgelegde kadastrale tekening zal worden afgewezen, aangezien uit het proces-verbaal van veiling en toewijzing uit 1916 niet valt af te leiden dat de erfdienstbaarheid is gevestigd als op die tekening is aangegeven. Evenmin kan door de rechtbank worden vastgesteld dat op deze tekening exact de thans bestaande weg is ingetekend.
4.15.
De vorderingen sub X en XI zullen jegens [gedaagden] respectievelijk [gedaagden] worden toegewezen. De vordering sub X zal jegens de gedaagden 3 tot en met 9 worden afgewezen nu gesteld noch gebleken is dat zij het gebruik van de erfdienstbaarheid van weg op het perceel sectie AB 543 feitelijk verhinderen.
De gevorderde dwangsom zal alleen worden toegewezen voor wat betreft de vordering sub XI. Uit de stellingen van [eisers] volgt immers dat het gebruik van de erfdienstbaarheden op de percelen van [gedaagden] feitelijk wordt gefrustreerd door de aanwezigheid van het hek van [gedaagden] Dit betekent dat met het verwijderen van het hek dan wel het verschaffen van de toegangscode van het hek de toegankelijkheid van de desbetreffende weg over de percelen van [gedaagden] voldoende is gewaarborgd, ook voor wat betreft het perceel in de vordering sub X. De dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als hierna vermeld.
4.16.
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Deze kosten worden aan de zijde van [eisers] begroot op:
Explootkosten € 113,99
Griffierecht 288,00
Salaris advocaat
€ 904,00(2 punten x tarief ad € 452,00)
Totaal € 1.305,99
De overige gedaagden zullen niet in de proceskosten worden veroordeeld nu zij slechts gedagvaard zijn omdat zij mede-eigenaren zijn van het kadastrale perceel sectie AB nummer 543.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat een erfdienstbaarheid van weg bestaat ten behoeve van de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie AB nummers 936, 1471 en 2068 en ten laste van het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie AB nummer 543;
5.2.
verklaart voor recht dat een erfdienstbaarheid van weg bestaat ten behoeve van de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie AB nummers 936, 1471 en 2068 en ten laste van het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie AB nummer 1957;
5.3.
verklaart voor recht dat een erfdienstbaarheid van weg bestaat ten behoeve van de onroerende zaak kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie AB nummers 936, 1471 en 2068 en ten laste van de percelen kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie AB nummers 1466, 1467 en 2111;
5.4.
beveelt [gedaagden] dat hij het pad gelegen op het perceel gemeente [gemeente] sectie AB nummer 543 voortdurend toegankelijk houdt, zodat [eisers] het pad ongehinderd kunnen gebruiken om te komen van en te gaan naar de openbare weg naar respectievelijk van hun percelen kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie AB nummers 936, 1471 en 2068;
5.5.
beveelt [gedaagden] dat zij het pad gelegen op de percelen gemeente [gemeente] sectie AB nummers 1957 en 1466 voortdurend toegankelijk houden voor [eisers] door het hek te verwijderen en verwijderd te houden, dan wel [eisers] de toegangscode te verschaffen, zodat [eisers] het pad ongehinderd kunnen gebruiken om te komen van en te gaan naar de openbare weg naar respectievelijk van hun percelen kadastraal bekend gemeente [gemeente] sectie AB nummers 936, 1471 en 2068, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag dat zij vanaf een week na de betekening van dit vonnis in gebreke blijven aan dit bevel te voldoen met een maximum van € 50.000,00;
5.6.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.305,99, alsmede in de nakosten ten bedrage van respectievelijk € 131,- zonder betekening en € 199,- met betekening, deze kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele betaling;
5.7.
verklaart dit vonnis voor wat betreft het dictum onder 5.4, 5.5 en 5.6 uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2017. [1]

Voetnoten

1.type: 735