ECLI:NL:RBNHO:2017:10889

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 november 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
15/810079-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake belaging, bedreiging en poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van belaging, bedreiging en poging tot zware mishandeling van zijn ex-vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een lange periode zijn ex-vrouw stelselmatig heeft lastiggevallen door haar te bellen, beledigende berichten te sturen en haar te bedreigen met geweld. De tenlastelegging omvatte ook fysieke aanvallen, waaronder het geven van een kopstoot en het slaan en schoppen van de ex-vrouw. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen in overweging genomen, evenals de aangifte van het slachtoffer. De verdachte heeft de feiten bekend, wat heeft geleid tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de geestelijke gezondheid van de verdachte, die lijdt aan verschillende stoornissen, en heeft aanbevolen dat hij behandeld wordt voor zijn problemen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810079-17 (P)
Uitspraakdatum: 21 november 2017
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 november 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [woonplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] (thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie [naam 1] en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, [naam 2] , advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2014 tot en met 17 maart 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of Alkmaar en/of Zwolle en/of Enschede, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte veelvuldig, althans met grote regelmaat
- telefonisch contact gezocht met die [slachtoffer] en/of
- berichtjes met beledigende en/of bedreigende teksten naar die [slachtoffer] gestuurd en/of
- zich opgehouden in de buurt van de woning van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] gevolgd;
Feit 2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 augustus 2014 tot en met 30 maart 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of Alkmaar en/of Amsterdam, [slachtoffer] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] (telkens) dreigend de woorden toegevoegd, zoals: "Ik maak je dood" en/of "Ik verbrand jouw huis" en/of "Als je de aanklacht niet weg haalt, ik breek je botten, Ik slacht je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 3
Primair
hij op of omstreeks 01 augustus 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer]
- een kopstoot heeft gegeven en/of
- aan haar haren heeft getrokken en/of
- een knietje tegen haar gezicht heeft gegeven en/of
- haar hard op de grond heeft gegooid, waardoor zij op de grond is gevallen en/of
- ( vervolgens) een of meerdere malen in/tegen haar gezicht en/of lichaam heeft geslagen en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 01 augustus 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, zijn (ex)levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) een kopstoot in haar gezicht en/of tegen haar hoofd te geven en/of door die [slachtoffer] aan haar haren te trekken en/of die [slachtoffer] een knietje in haar gezicht te geven en/of door die [slachtoffer] op de grond te gooie en/of terwijl zij op de grond lag, (met kracht) in/tegen haar gezicht en/of in haar buik te schoppen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden met betrekking tot de feiten 1 en 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 6 maart 2017, dossierpagina’s 3 tot en met 9, inclusief bijlagen dossierpagina’s 13 tot en met 138;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor door [slachtoffer] d.d. 30 maart 2017, dossierpagina’s 11 tot en met 12;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal ontvangst klacht door hulp officier van justitie van [slachtoffer] d.d. 9 maart 2017, dossierpagina 10.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden met betrekking tot feit 3 primair
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 3 primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 2 augustus 2017, dossierpagina’s 014 tot en met 015:
(…) Op dinsdag 1 augustus 2017 kwam ik samen met mijn vriendin [getuige 1] uit Aalsmeer. Wij reden naar mijn woning aan de Van Lijnden van Hemmenstraat 121 in Hoofddorp. (…) Ik parkeerde op een parkeerplaats en plotseling zag ik daar mijn ex-man [verdachte] aankomen lopen. (…) Op een gegeven moment zei hij tegen mij dat mijn moeder een kanker hoer was. Nadat hij dat zei, stapte ik uit de auto omdat ik het niet prettig vond dat hij dat over mijn moeder zei. (…) Hierop ging hij voor mij staan en pakte met zijn twee handen mij stevig vast bij mijn schouders. (…) Direct hierop gaf hij mij een harde kopstoot. (…)Ik zag gelijk hierdoor zwart voor mijn ogen en wankelde op mijn benen. (….) Hierop pakte hij mijn haar beet en draaide mij met kracht om. Vervolgens gaf hij mij een knietje aan de linkerkant van mijn gezicht en hierna gooide hij mij hard tegen een geparkeerde auto aan. Ik kwam met mijn hoofd en rug tegen deze auto aan. Ik viel hierna op de grond en voelde overal klappen. Deze klappen kwamen in mijn gezicht, op mijn hoofd en lichaam. Ik voelde hierdoor bloed in mijn mond en neus. Hij beukte op mij in en was door het dolle heen. Ik raakte hierdoor buiten bewustzijn. (…)In het ziekenhuis ben ik onderzocht en daar is vastgesteld dat ik diverse kneuzingen heb op mijn lichaam en hoofd/ gezicht. Ik heb overal pijn. Ik heb ook last van een pijnlijke nek en kan moeilijk mijn hoofd draaien. Door de klappen zie ik met een (1) oog dubbel. (…)
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 7 augustus 2017, dossierpagina’s 019 tot en met 020:
(…) Op dinsdag 1 augustus 2017 gingen [slachtoffer] , [betrokkene] en ik met de kinderen naar een indoorspeeltuin. (…) Omstreeks 17:15 uur gingen wij naar huis. [slachtoffer] parkeerde haar auto voor de flat. Binnen een minuut zag ik [verdachte] aan komen lopen. (…) Ik zag dat [slachtoffer] aan haar haren werd getrokken door [verdachte] . Ik hoorde [slachtoffer] zeggen: “Als je me wil slaan, moet je echt slaan anders ben je geen echte man”. Ik zag dat [slachtoffer] uit de auto stapte en voor [verdachte] ging staan. (…) Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] gelijk aanvloog. Ik zag dat [verdachte] met zijn vuist in het gezicht sloeg van [slachtoffer] . Dit was ter hoogte van haar slaap. (…) Ik zag dat [verdachte] met zijn vuist op de neus van [slachtoffer] sloeg en vervolgens nogmaals in haar gezicht sloeg. Ik zag dat [slachtoffer] door haar benen zakte waarop [verdachte] haar nog een knietje gaf in haar gezicht. [slachtoffer] ging toen knock out. Ik zag dat [slachtoffer] tegen een auto aan op de grond viel. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] nog eens een trap na gaf in haar gezicht. (…) Ik zag bloed uit de neus en mond van [slachtoffer] komen. [slachtoffer] is zeker wel 5 a 10 minuten buiten bewustzijn geweest. (…)
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 3 augustus 2017, dossierpagina 021 tot en met 022:
(…) Op dinsdag 1 augustus 2017 omstreeks 15:00 uur zat ik op het balkon. Vanaf het balkon heb je zich op het speelveldje, [adres 2] en een deel van [adres 3] . Ik zag [verdachte] in de wijk lopen. (…) Toen ik naar buiten liep zag ik [verdachte] staan bij de auto van [slachtoffer] . (…) Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] bij haar haren pakte. Ik zag dat [verdachte] met zijn vuist in het gezicht van [slachtoffer] sloeg. Ik zag vervolgens dat [verdachte] [slachtoffer] aan haar haren naar beneden trok en een knietje gaf in haar gezicht. Ik zag dat [slachtoffer] met haar rug en hoofd tegen een geparkeerde auto aan viel. Ik zag dat [slachtoffer] eerst nog bleef zitten. Ik zag dat [verdachte] , met volle kracht, [slachtoffer] een schop in haar gezicht gaf en in haar buik. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen: “Ik maak je dood! Ik vermoord je!” Nadat [slachtoffer] geschopt was zag ik dat ze om viel, snel ademde en dat haar ogen weg draaiden. Ik zag bloed uit de neus en mond komen van [slachtoffer] . (…)
Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 6 augustus 2017, dossierpagina’s 023 tot en met 024:
(…) Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] bij haar haren pakte en naar beneden trok en haar een knietje in haar gezicht gaf. (… ) [slachtoffer] kwam ten val. Hierbij kwam bij tegen een geparkeerde auto aan. Ik zag dat [verdachte] haar vervolgens een schop in haar gezicht en buik gaf. Dit deed hij met volle kracht. (…)
Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina’s 025 tot en met 026:
(…) Ik zag dat [slachtoffer] uitstapte. In een beweging pakte haar ex-man haar haren met beide handen vast en gaf haar een kopstoot. Ik zag dat er een gevecht ontstond. (…)
3.4.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft betoogd dat met betrekking tot feit 3 niet kan worden bewezen dat verdachte aangeefster een kopstoot heeft gegeven omdat in drie getuigenverklaringen niet over een kopstoot wordt gesproken. Gelet hierop kan niet worden bewezen dat verdachte heeft gepoogd aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank overweegt dat het geven van een kopstoot bewezen kan worden omdat zowel aangeefster als getuige [getuige 4] verklaren dat verdachte aangeefster een kopstoot heeft gegeven. Gelet hierop en op hetgeen de overige getuigen verklaren namelijk dat verdachte aangeefster diverse malen in haar gezicht heeft geslagen, verdachte haar een knietje gaf waardoor ze door haar benen zakte waarna verdachte haar vervolgens nog eens in haar gezicht en tegen haar lichaam schopte en gelet op het letsel dat aangeefster is toegebracht, is de rechtbank van oordeel dat een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij in de periode van 1 maart 2016 tot en met 17 maart 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of Alkmaar, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft verdachte veelvuldig, althans met grote regelmaat
- telefonisch contact gezocht met die [slachtoffer] en
- berichtjes met beledigende en bedreigende teksten naar die [slachtoffer] gestuurd en
- zich opgehouden in de buurt van de woning van die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] gevolgd;
Feit 2
hij in de periode van 15 augustus 2014 tot en met 30 maart 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of Alkmaar en/of Amsterdam, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend woorden toegevoegd, zoals: "Ik maak je dood" en "Ik verbrand jouw huis" en "Als je de aanklacht niet weg haalt, ik breek je botten, Ik slacht je";
Feit 3
Primair
hij op 1 augustus 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer]
- een kopstoot heeft gegeven en
- aan haar haren heeft getrokken en
- een knietje tegen haar gezicht heeft gegeven en
- haar hard op de grond heeft gegooid, waardoor zij op de grond is gevallen en
- vervolgens tegen haar gezicht en lichaam heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte onder meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1belaging
Feit 2bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met brandstichting en bedreiging met zware mishandeling en bedreiging met de dood
Feit 3 primair:poging tot zware mishandeling
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de periode die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar, met als bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij de reclassering;
- opname voor klinische behandeling bij een zorginstelling, zoals Forensisch Psychiatrische Kliniek de Kijvelanden of een soortgelijke instelling;
- ambulante behandelverplichting;
- opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] ;
- een locatieverbod voor de gemeente Haarlemmermeer.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, vordert de officier van justitie tevens dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan de belaging van zijn ex-vrouw. Hij heeft haar op de meest uiteenlopende tijdstippen, vaak onverwacht en onaangekondigd opgezocht, haar stelselmatig en overmatig gebeld en haar grote hoeveelheden berichten gestuurd met beledigingen en heeft haar een aantal malen op verschillende manieren (ernstig) bedreigd. Door deze gedragingen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-vrouw en heeft hij hun kinderen een angstige en stressvolle tijd bezorgd. Uiteindelijk is verdachte tot uitvoering van zijn bedreigingen gekomen waarbij hij heeft gepoogd zijn ex- vrouw zwaar te mishandelen door haar een kopstoot te geven, te slaan, een knietje te geven en haar vervolgens in haar gezicht en tegen haar lichaam te schoppen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij – ondanks dat zijn ex- vrouw probeerde rustig te blijven en niet in ging op zijn berichten en gedrag zodat de situatie niet zou escaleren – is doorgegaan met het verzenden van (veelal) dwingende, vaak ook beledigende, en bedreigende berichten. De rechtbank rekent het verdachte tevens zwaar aan dat hij, nadat hij onder voorwaarden, waaronder een locatieverbod en een contactverbod met zijn ex- vrouw, geschorst was uit de voorlopige hechtenis, zich niet aan deze voorwaarden heeft gehouden en haar na zijn vrijlating heeft opgezocht en haar uiteindelijk zelfs lichamelijk letsel heeft toegebracht terwijl hij tot op de zitting heeft volgehouden dat hij haar, de moeder van zijn kinderen, ondanks de bedreigingen die hij uitte, nooit iets aan zou doen.
Ter terechtzitting heeft verdachte opnieuw laten zien dat hij zich slecht kan verplaatsen in de positie het slachtoffer en dat hij de aanleiding voor zijn handelen steeds buiten zichzelf legt. Verdachte heeft er onvoldoende blijk van gegeven thans inzicht te hebben in het effect van zijn handelen. Vanwege de ernst van de feiten acht de rechtbank het stellen van bijzondere voorwaarden van groot belang.
Onderzoek psycholoog
Bij de door de rechtbank te beantwoorden vraag of bij de verdachte ten tijde van het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarmee samenhangend de vraag in hoeverre de verdachte strafbaar is ten aanzien van die feiten, heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het rapport van drs. [deskundige 1] , GZ-psycholoog en forensisch gedragsdeskundige, geregistreerd in het Nederlands Register voor Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) die na inzage van de gerechtelijke stukken een onderzoek omtrent de geestvermogens van verdachte ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde heeft ingesteld. De deskundige heeft op 19 oktober 2017 als volgt over haar bevindingen gerapporteerd.
Verdachte lijdt aan een post traumatische stress stoornis (PTSS), een aandoening met aandacht tekort en hyperactiviteit (ADHD), een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, theatrale en narcistische trekken en aan stoornissen in het gebruik van alcohol, cocaïne en cannabis. Deze stoornissen waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten aanwezig en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 en 2 lijkt er een verband tussen het feit dat aangeefster verdachte in 2014 verliet en een toename van zijn middelengebruik. Dit middelengebruik kan verdachte agressiever en achterdochtiger maken. Verdachte lijkt op basis van de bij hem geconstateerde stoornissen ADHD en PTSS minder in staat geweest zijn middelengebruik, ondanks de bij hem bekende consequenties daarvan, zoals agressie en achterdocht, te controleren. De spanning liep voor verdachte op doordat zijn vrouw hem na een moeizame relatie uiteindelijk heeft verlaten. Van daadwerkelijk inzicht in het effect dat de bedreigingen van verdachte op zijn ex-vrouw kunnen hebben gehad, geeft hij geen blijk en evenmin toont hij doorvoelde schaamte of spijt over het gebeurde, hetgeen, tezamen met zijn dreigende gedrag, duidt op een gebrekkige gewetensontwikkeling die past bij de bij hem vastgestelde persoonlijkheidsstoornis. Op basis daarvan wordt geadviseerd om betrokkene de feiten onder 1 en 2 in licht verminderde mate toe te rekenen.
Ten aanzien van het derde feit speelde, naast de eerder genoemde feiten en omstandigheden, de factor een rol dat betrokkene naar zijn zeggen zijn ex-vrouw in de zomer van 2017 voor het eerst had verteld over het feit dat hij als kind seksueel misbruikt was door oudere jongens in Marokko. Volgens verdachte heeft zijn ex-vrouw hem ervan te beschuldigd dat hij “geen echte man” was. In combinatie met zijn persoonlijkheidsproblematiek waarbinnen agressie gemakkelijk geprikkeld wordt en tevens wordt aangewakkerd door excessief middelengebruik, heeft betrokkene ‘verhaal willen halen’ bij aangeefster, hetgeen zodanig is geëscaleerd dat hij haar een kopstoot heeft gegeven, heeft geslagen en geschopt. Op basis van het voorgaande adviseert rapporteur de rechtbank om betrokkene het feit onder 3 in sterk verminderde mate toe te rekenen.
Op grond van het onderzoek wordt derhalve een verband aanwezig geacht tussen een ziekelijke stoornis (zijnde PTSS, ADHD, een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, theatrale en narcistische trekken en misbruik van verdovende middelen) en het ten laste gelegde. De rechtbank volgt het advies van de deskundige [deskundige 1] om verdachte met betrekking tot het ten laste gelegde onder de feiten 1 en 2 licht verminderd toerekeningsvatbaar en met betrekking tot het ten laste gelegde onder feit 3 sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Bij gelijkblijvende externe omstandigheden en het uitblijven van behandeling voor genoemde stoornissen is het risico op herhaling van soortgelijke feiten hoog, waar het gaat om de persoon van aangeefster. Het betreft hier namelijk direct aan de persoon gerelateerde delicten. Om recidive te voorkomen dient verdachte te worden behandeld voor zijn stoornissen en dient op termijn toegewerkt te worden naar een gunstiger maatschappelijke uitgangspositie in de vorm van behuizing, werk, schuldsanering, en begeleiding bij de verhouding met zijn ex-vrouw en kinderen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 31 maart 2017 is de verdachte eerder ter zake van geweldsdelicten onherroepelijk veroordeeld, zij het geruime tijd geleden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank tevens gelet op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 26 juni 2017, opgesteld door [deskundige 2] en de daarop aanvullende rapportage van 31 oktober 2017, opgesteld door [deskundige 3] en de toelichting op deze rapportages door [deskundige 3] ter terechtzitting van 7 november 2017. Beide rapporteurs zijn als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Palier, forensische & intensieve zorg. Zij achten een langdurige klinische opname, reclasseringstoezicht, ambulante behandeling en een contact- en locatieverbod noodzakelijk om het recidive risico te verminderen en de veiligheid van aangeefster en de kinderen te waarborgen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken.
De rechtbank zal, zoals tevens door de officier van justitie is gevorderd, bepalen dat een gedeelte van de vrijheidsbenemende straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van vijf jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank verplicht contact met de reclassering, een langdurige klinische opname en ambulante behandeling noodzakelijk. Deze verplichtingen zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Daarbij acht de rechtbank een contactverbod met aangeefster [slachtoffer] en een locatieverbod voor Hoofddorp noodzakelijk voor zover en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Deze verboden zullen tevens als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 45, 57, 285, 285b, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
TWAALF (12) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
zes (6) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van vijf jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
-medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich houdt aan de aanwijzingen die GGZ Reclassering Palier hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Hij dient zich gedurende de proeftijd te blijven melden zo frequent als de reclassering dit gedurende deze periode nodig acht;
- wordt verplicht te verblijven in en mee te werken aan een langdurige klinische behandeling in Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) De Kijvelanden of een voor betrokkene meest geschikte behandelsetting in een inrichting te bepalen door het Nederlandse Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, werkeenheid Indicatiestelling Forensische Zorg (NIFP/IFZ), dat hiertoe een inrichting zal aanwijzen waar feitelijke invulling aan een dergelijke intramurale behandeling zal kunnen worden gegeven, met inachtneming van de mate van zorg en beveiliging die voor betrokkene noodzakelijk is. Deze behandeling van betrokkene zal minimaal twaalf maanden duren of eventueel korter als de leiding van de te bepalen inrichting in overleg met de reclassering dit noodzakelijk acht;
- wordt verplicht om zich voor zijn problematiek ambulant te laten behandelen bij Brijder
Verslavingszorg of een soortgelijke instelling. Daarbij is hij verplicht mee te werken aan een nog nader te indiceren behandelaanbod, waarbij een korte klinische opname, voor de duur van maximaal zeven weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek tot de mogelijkheden behoort, hetgeen deel uit kan maken van een ambulant behandeltraject.
- wordt verplicht om na het klinisch traject te verblijven in een begeleid wonen setting of
een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich dient te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft
opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- wordt verboden contact te (laten) leggen met zijn ex-vrouw, mevrouw [slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- wordt verboden om zich binnen de grenzen van Hoofddorp te bevinden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Otter, voorzitter,
mr. M. Goedhuis-Visser en mr. J.C. van den Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 november 2017.