ECLI:NL:RBNHO:2017:10961

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
22 december 2017
Zaaknummer
HAA 17/1908
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het oprichten van zeven woningen op Dorpsweg 28 te Callantsoog

Op 22 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak HAA 17/1908, waarin eisers, bewoners grenzend aan het bouwplan, beroep hebben ingesteld tegen de omgevingsvergunning die is verleend voor het oprichten van zeven woningen op het perceel Dorpsweg 28 te Callantsoog. De vergunning is verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen op 8 maart 2017. Eisers betogen dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en dat er onvoldoende behoefte is aan de nieuw te bouwen woningen. De rechtbank overweegt dat eisers belanghebbenden zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en dat de vergunninghoudster, Henselmans Ontwikkeling III B.V., zich heeft laten vertegenwoordigen tijdens de zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bouwplan in strijd is met de bestemmingen van het bestemmingsplan, maar dat de vergunning is verleend met toepassing van artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De rechtbank oordeelt dat de ruimtelijke onderbouwing voldoende is en dat er voldoende behoefte is aan de woningen, die primair bedoeld zijn voor senioren. De rechtbank heeft ook de bezwaren van eisers tegen de aantasting van hun woongenot en privacy beoordeeld, maar oordeelt dat de vergunninghouder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen onaanvaardbare hinder zal ontstaan.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eisers ongegrond, waarbij wordt opgemerkt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/1908

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2017 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats] , eisers,
(gemachtigde: mr. J. Visser)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, verweerder
(gemachtigde: mr. ing. J. van Rijn).
Als derde-belanghebbende heeft aan het geding deelgenomen:
De besloten vennootschap Henselmans Ontwikkeling III B.V., te Noord-Scharwoude, vergunninghoudster,
(gemachtigde: mr. R. Muurlink).

Procesverloop

Bij besluit van 8 maart 2017, gepubliceerd op 13 maart 2017 (het bestreden besluit), heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van zeven woningen op het perceel Dorpsweg 28 te Callantsoog (het perceel).
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2017. Eiser [eiser 1] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van M.J.A. Ruigrok. Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2] , bijgestaan door haar gemachtigde.
Het beroep is gezamenlijk behandeld met het beroep met nummer HAA 17/2060.

Overwegingen

1.1.
Eisers wonen direct grenzend aan het bouwplan en zijn belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
1.2
Op de locatie van het bouwplan rusten op grond van het bestemmingsplan “Callantsoog Dorpsplein – Dorpsweg e.o. 1990” de bestemmingen “Eengezinshuizen en bijbehorende tuinen en erven” en “Winkels en bijbehorende tuinen en erven” en op grond van het bestemmingsplan “Callantsoog Dorpsplein – Dorpsweg e.o. 1990, eerste herziening en aanvulling 1996” de bestemming “Horecabedrijven en bijbehorende tuinen en erven”, met de aanduiding “harde horeca toegestaan”. Het bouwplan is hiermee in strijd.
1.3.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (…).
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo, kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en (a) indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, (sub 3) indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
2. Bij het bestreden besluit is door verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning voor bouwen en gebruik in afwijking van de bestemmingsplannen verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo. De vereiste ruimtelijke onderbouwing is opgenomen in het document “Duinzicht: Dorpsweg 28, Callantsoog Gemeente Schagen”, opgesteld door de Lodewijck Groep.
3.1.
Eisers voeren aan dat onvoldoende is onderzocht of daadwerkelijk behoefte bestaat aan de nieuw te bouwen woningen. Volgens eisers bestaat er voor de geplande uitbreiding geen objectieve noodzaak en zijn alternatieve bouwlocaties niet, dan wel onvoldoende, onderzocht. Het is nog maar de vraag of de woningen bestemd zullen worden voor senioren. Aangegeven wordt ook dat de woningen flexibel worden ingedeeld en aantrekkelijk zouden worden voor meer doelgroepen, zoals bijvoorbeeld starters.
3.2.
Verweerder verwijst naar de hoofstukken 3 en 5 van de ruimtelijke onderbouwing voor een motivering van de voorgenomen ontwikkeling, die voorziet in kleinschalige woningbouw.
3.3.
In hoofdstuk 3, paragraaf 3.5.2., wordt de Woonvisie Schagen 2014 aangehaald. Daarin staat beschreven hoe Schagen omgaat met de veranderingen op de woningmarkt. Centraal staat vraaggestuurd bouwen in de kernen van de gemeente. Zo is er in de toekomst meer behoefte aan huur- en goedkope woningen en aan levensloopbestendige woningen. Ook flexibiliteit in het woningprogramma is een belangrijk criterium. Daarmee wordt bedoeld een ontwikkeling zodanig te realiseren dat het voor meerdere doelgroepen geschikt is. De ontwikkeling van het perceel Dorpsweg 28 past binnen het vraaggestuurd bouwen. De woningen die gebouwd worden, worden zodanig ontworpen dat ze flexibel kunnen worden ingedeeld en daardoor aantrekkelijk zijn voor meerdere doelgroepen, zoals starters en (kleine) gezinnen. Primair zijn de woningen bedoeld voor senioren.
In hoofdstuk 5 staat dat en zekere kwalitatieve vraag naar woningen blijft bestaan, juist in een centrum/dorps milieu zoals Callantsoog. Deze vraag wordt met name teweeg gebracht door de groeiende groep senioren, die behoefte hebben aan levensloopbestendige of nultredenwoningen.
3.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is met voorgaande passages voldoende onderzocht of en voldoende gemotiveerd dat daadwerkelijk behoefte bestaat aan de nieuw te bouwen woningen. Daarbij wordt erkend dat de woningen flexibel zullen worden ingedeeld.
Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat er geen behoefte is aan de in het bouwplan voorziene woningen. Eisers hebben geen alternatieven aangedragen, zodat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat sprake is van een alternatief waarbij een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA0679). De beroepsgrond slaagt niet.
4.1
Eisers betogen dat door het bouwplan de ruimtelijke kwaliteit van de woonsituatie aanzienlijk zal worden aangetast. Zij hebben nu ruimte om hun woning en vrij uitzicht. Na voltooiing van het bouwplan zal het open karakter aan de achterzijde verdwijnen. Het realiseren van het bouwplan betekent tevens een aantasting van het woongenot. De privacy zal aanzienlijk worden aangetast. Er zal rechtstreeks zicht zijn vanuit (de dakkapellen van) de nieuwe woningen in de woning en tuin van eisers. Eisers betogen voorts dat in de ruimtelijke onderbouwing geen, althans onvoldoende, rekening is gehouden met de effecten van het bouwplan op de omwonenden. Geen rekening is gehouden met hinder door geluid, schaduwwerking en geur. Op de zitting hebben eisers voor wat betreft geuroverlast als voorbeeld het barbecueën door de nieuwe bewoners genoemd.
4.2.
Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat in een woonomgeving binnen een dorpskern altijd enig geluid in de buitenruimte te verwachten is. Verweerder acht dat niet in strijd met een goed woon- en leefklimaat. Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen onevenredige geluidsoverlast zal ontstaan door de voorgenomen inrichting en het gebruik van de buitenruimte. Wonen is voorts geen geuroverlast veroorzakende activiteit.
Gezien de afstand tot eisers woning wordt met het bouwplan voorts geen onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de privacy van eisers. Daarbij komt dat eisers geen recht hebben op vrij uitzicht. Vergunninghoudster heeft in dit verband toegelicht dat rekening is gehouden met in- en uitzicht op de belendende percelen. Op de verdieping van de woningen zijn geen ramen gesitueerd die rechtstreeks op deze percelen uitkijken.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op voorgaand standpunt kunnen stellen. De voorziene woningen liggen op een in een stedelijke omgeving niet ongebruikelijke afstand van de woning van eisers. In het bouwplan blijven ramen die rechtstreeks uitkijken op het perceel van eisers achterwege. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat er een onacceptabele toename van (geluids)hinder zal zijn als gevolg van het bouwplan.
5.1.
Eisers voeren aan dat een woonhofje niet in het straatbeeld past en dat door het bouwplan een onaanvaardbare verstening van het gebied ontstaat. Tevens is niet gemotiveerd waarom niet is gekozen voor een kleinschaliger bouwplan.
5.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bouwplan stedenbouwkundig aanvaardbaar is en passend op de locatie. Verweerder verwijst naar hoofdstuk 5 van de ruimtelijke onderbouwing. Verweerder heeft er in de omgevingsvergunning op gewezen dat de aanvraag op 25 mei 2016 is beoordeeld door de Commissie Ruimtelijke kwaliteit Schagen. De commissie heeft geoordeeld dat de aanvraag zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
5.3
In hoofdstuk 5 van de ruimtelijke onderbouwing leest de rechtbank onder meer dat wordt beoogd de ruimtelijke kwaliteit en uitstraling van het perceel te verbeteren. Op grond van het huidige bestemmingsplan zijn op het perceel drie verschillende functies toegestaan: wonen, detailhandel en horeca. Met het bouwplan wordt dit teruggebracht naar een woonfunctie, die wordt geïntensiveerd door het toevoegen van woningen. De huidige woning aan de Dorpsweg voegt zich in hoofdopzet uitstekend in de bestaande stedenbouwkundige structuur en doet recht aan de continuering van het bebouwingsritme dat kenmerkend is voor historische dorpslinten. Deze woning is in een dermate slechte staat dat gekozen is voor vervanging door een eengezinswoning, die in vorm en situering vergelijkbaar is met de huidige woning. Hoewel de nieuwe woning in massa groter zal zijn, voegt deze zich in de dorpse maat en schaal. De zes nultredenwoningen komen achter de eengezinswoning op het onbebouwde gedeelte van het perceel en ter plaats van het huidige horeca-etablissement. De woningen sluiten goed aan bij de woningen aan het lint. Het materiaalgebruik is desalniettemin bijzonder te noemen. Het hout waarmee de gevels worden bekleed geven de woningen een strandhuisjesachtige uitstraling. Dit heeft een eigentijdse relatie met de oorspronkelijke kleinschalige bebouwing van Callantsoog. Daarmee wordt de relatie met strand en duinen versterkt en benadrukt. Beoogd is dan ook om de woningen in vorm en uitstraling zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de directe omgeving. Dat uit zich onder meer in kleinschaligheid in vorm en massa. De ruimtelijke onderbouwing sluit concluderend af met de stelling dat het bouwplan met respect voor de bestaande omgeving zal worden ingepast.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich onder verwijzing naar de ruimtelijke onderbouwing en het advies van de Commissie Ruimtelijke kwaliteit Schagen op het standpunt kunnen stellen dat het bouwplan op de locatie passend is en dat dat in de ruimtelijke onderbouwing afdoende is gemotiveerd. Eisers beroepsgrond dat een woonhofje niet in het straatbeeld past en dat door het bouwplan een onaanvaardbare verstening van het gebied ontstaat slaagt niet.
6.1.
Eisers voeren aan dat geen rekening is gehouden met hinder door schaduwwerking.
6.2.
Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat uit het schaduwonderzoek blijkt dat enige schaduwwerking is te verwachten, maar dat deze niet van dien aard is dat dat leidt tot een onacceptabele aantasting van het woon-en leefklimaat.
6.3
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het enkele feit dat verweerder een schaduwonderzoek heeft doen uitvoeren al dat verweerder rekening heeft gehouden met eventuele hinder door schaduwwerking. Bij gebrek aan beroepsgronden gericht tegen dit onderzoek is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de schaduwwerking niet van dien aard is dat dat leidt tot een onacceptabele aantasting van het woon-en leefklimaat.
7.1.
Eisers betogen dat door het bouwplan hun woning minder waard zal worden. Hiermee is onvoldoende rekening gehouden in het bestreden besluit.
7.2.
Eisers hebben op grond van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening de mogelijkheid om binnen de in die bepaling genoemde termijn en onder de daar gestelde voorwaarden een tegemoetkoming in de gestelde schade te vragen.
8.1.
Eisers voeren aan dat zij overlast gaan ondervinden van verkeer en door een tekort aan parkeerplaatsen. Ook zullen toeristen gebruik gaan maken van de parkeerplaatsen.
8.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het tekort aan parkeerplaatsen niet mag worden toegerekend aan het bouwplan, omdat dit tekort er al is. Verweerder stelt zich voorts op het standpunt dat het bouwplan voldoet aan de geldende parkeernormen. De Parkeernota is van toepassing. De Parkeernota is grotendeels gebaseerd op de CROW-richtlijnen. Hierin staat dat voor koopwoningen in de schil/overloopgebied 1,4 parkeerplaats per woning nodig is, waarvan 30% ten behoeve van bezoekers. De zes woningen die in de vorm van een twee-onder-een-kap worden gebouwd, zijn nultredenwoningen in het lagere prijssegment. De doelgroepen voor deze woningen zullen voornamelijk ouderen en starters zijn, in tegenstelling tot twee-onder-een-kap woningen die over het algemeen vallen in het hogere koopsegment. Zouden de normen van een twee-onder-een-kap woningen worden gehanteerd, dan zou er een overmaat aan parkeerplaatsen ontstaan. Omdat het beleid niet voorziet in deze bijzondere situatie is met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht aansluiting gezocht bij de parkeernorm voor de categorie “koop, etage, goedkoop”.
Voor deze categorie geldt een parkeernorm van 1,4 parkeerplaatsen per woning. Voor de te realiseren vrijstaande woning is de norm uit de Parkeernota overgenomen van 2,1. Dit betekent dat er in totaal 11 parkeerplaatsen nodig zijn, waarvan 0,3 een bezoekersaandeel is. Het bouwplan voorziet in 14 parkeerplaatsen, waarvan er 4 achter elkaar zijn gesitueerd. Deze tellen daarom niet mee. Er is derhalve één parkeerplaats tekort. Omdat het de verwachting is dat achter elkaar parkeren niet steeds een probleem oplevert acht verweerder het niet onaanvaardbaar van de norm van 11 parkeerplaatsen af te wijken en genoegen te nemen met 10 parkeerplaatsen, nu er feitelijk 14 parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
8.3.
De rechtbank is van oordeel en verweerder heeft dit ter zitting erkend, dat het bouwplan niet is gelegen in “de schil/overloopgebied”, zoals aangegeven op bijlage I van de Parkeernota. Het bouwplan is gelegen in het gebied “rest bebouwde kom”. Uitgaande van de categorie “koop, etage, goedkoop” levert dit een behoefte op van 12 parkeerplaatsen (6 x 1,5 + 2,3 = 11,3/afgerond 12). Verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat dit zijn standpunt en motivering niet anders maakt.
8.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op basis van een inzichtelijke en toereikende motivering op het standpunt gesteld dat de categorie woningen die in het bouwplan zijn voorzien niet zijn benoemd in de Parkeernota, dat de categorie twee-onder-een-kap woningen niet toepasselijk is omdat geen sprake is van hoog segment twee-onder-een-kap woningen dat met deze categorie wordt bedoeld en dat daarom is uitgegaan van de categorie “koop, etage, goedkoop”, als meest overeenkomstige categorie. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de 4 van de 14 beschikbare parkeerplaatsen niet kunnen worden ontkend en in de praktijk, hoewel de 4 plaatsen voor de norm niet kunnen worden meegeteld, in ieder geval door de toekomstige bewoners, zullen kunnen worden benut.
8.5.
Voor wat betreft de gestelde overlast van verkeer is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op basis van het geluidonderzoek op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake kan zijn van geluid of trillingen van langsrijdend verkeer, maar dat daardoor geen dusdanige overlast is te verwachten dat geen sprake meer is van een goed woon- en leefklimaat.
9. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het beroep ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Bakker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2017.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden aan partijen op: