Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met de producties 1 tot en met 11
- de brief van 30 november 2017 van STC met de producties 1 tot en met 3
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van STC.
- [eiser] in persoon, bijgestaan door mr. Kuijper voornoemd;
- namens STC, [A.] (bestuurslid) en [B.] (manager), bijgestaan door mr. Van Orsouw voornoemd.
3.Het geschil
4.De beoordeling
namensde bij haar aangesloten chauffeurs administratieve handelingen voor STC. Hieruit valt volgens [eiser] af te leiden dat Staxi in haar hoedanigheid als GTO in feite enkel als tussenpersoon of doorgeefluik tussen STC en hem fungeerde.
Sigurdur A. Sigurjónsson t. IJsland, EHRM 30 juni 1993, nr. 16130/90) over de negatieve verenigingsvrijheid, oftewel het recht om zich niet bij een vereniging aan te sluiten. Uit het voorgaande volgt volgens [eiser] dat het verplichte lidmaatschap van een GTO om de status van Aanvullend Vervoerder te kunnen bemachtigen onverenigbaar is met artikel 11 EVRM. Voor deze inbreuk op artikel 11 EVRM ontbreekt een wettelijke basis en is ook geen noodzaak, aldus [eiser]. De veelvoud aan klachten over het taxivervoer op Schiphol geeft volgens [eiser] afdoende aan dat het huidige systeem niet werkt.
- het betreft hier een beroep in een horizontale verhouding, zodat voor doorwerking een toereikende grond moet worden gesteld. Dat is niet gebeurd;
- de inzet betreft de toegang tot een in private eigendom aan STC toebehorende opstelstrook. STC heeft als eigenaar in beginsel de bevoegdheid om voorwaarden te stellen voor de toegang tot haar privéterrein;
- Het STC-systeem treft de uitoefening van het grondrecht van artikel 11 EVRM niet in de kern, omdat [eiser] zich ook bij één van de andere GTO’s kan aansluiten dan wel (als eigen rijder) taxivervoer van en naar Schiphol kan verzorgen buiten het STC-systeem om;
- Voor zover van een inbreuk al sprake is, zijn de daaraan ten grondslag gelegde doelen zoals regulering en kwaliteitsbevordering van het taxivervoer in relatie tot de ernst van de inbreuk van een dermate groot belang, dat van een ongerechtvaardigde inbreuk geen sprake is.
816,00