Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering in de bodemprocedure
9 december 2011 vanaf 1 november 2016 voor 5 jaar is voortgezet;
€ 50.000,00 per dag;
primairbeveelt dat SNBV gehouden is Vatfree toegang te verlenen tot de infrastructuur van de luchthaven tot het verlenen van haar diensten en om Vatfree toe te staan om brievenbussen te plaatsen c.q. geplaatst te houden op landside en airside plaatsen bij de douane dan wel
subsidiairSNBV veroordeelt tot het aanbieden van een marktconforme concessieovereenkomst aan Vatfree, althans SNBV te veroordeelt tot het voeren van adequaat overleg, onder verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 per dag;
4.Het verweer in de bodemprocedure
Gelet op de jaarlijkse omzet van Vatfree op de luchthaven en de op basis daarvan verschuldigde concessie vergoeding is de hoogte van de gevorderde dwangsom exceptioneel daar het boetebedrag per dag ongeveer gelijk is aan de jaaromzet. Verder is onduidelijk vanaf welk moment de dwangsom verschuldigd zou zijn, is er geen reden waarom SNBV niet vrijwillig uitvoering zou gegeven aan een toewijzend vonnis en loopt SNBV een fors financieel risico dat zij eventueel teveel betaalde dwangsommen nog terug zal krijgen van Vatfree. De dwangsom dient daarom te worden afgewezen dan wel gematigd te worden.
5.De tegenvordering en het verweer in de bodemprocedure
6.De provisionele vordering ex 223 Rv en het verweer
Daarbij komt dat toewijzing haaks staat op de afwijzing van het 230a verzoek, welk oordeel uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Tot slot heeft Vatfree geen belang bij de voorziening indien voor 15 januari 2018 uitspraak wordt gedaan omdat deze slechts geldt voor de duur van het geding.
Ook maakt SNBV bezwaar tegen de dwangsom en de hoogte daarvan.
7.De beoordeling
- dat partijen zowel een huurovereenkomst als een concessieovereenkomst hadden gesloten,
- dat het hier ging om twee afzonderlijke overeenkomsten,
- dat de concessieovereenkomst weliswaar per 1 november 2016 is geëindigd door de opzegging door SNBV, maar dat de huurovereenkomst is doorgelopen nu deze niet met de daarin overeengekomen opzegtermijn van een jaar was opgezegd. Op grond daarvan was SNBV gehouden de huurovereenkomst met Vatfree voort te zetten en om haar, zonodig, een nieuwe concessieovereenkomst aan te bieden. Ten aanzien van die laatste vordering heeft Vatfree betoogd dat SNBV op grond van de concessieovereenkomst gehouden was om uiterlijk zes maanden voor het einde van die overeenkomst in overleg te treden over de mogelijke verlenging van de concessieovereenkomst. In die verplichting is SNBV tekort geschoten en op die grond vorderde Vatfree aanbieding van een nieuwe concessieovereenkomst althans overleg daarover.
Nadat de kantonrechter bij beschikking van 14 november 2017 voor recht had verklaard dat de huurovereenkomst tussen SNBV en Vatfree met betrekking tot de bedrijfsruimten gelegen in het terminalcomplex van luchthaven Schiphol is geëindigd op 31 oktober 2016, heeft Vatfree de grondslag van haar vorderingen aangepast.
Ter onderbouwing van dit standpunt beroept Vatfree zich op een NMa-rapportage “Onderzoek economische machtspositie Schiphol en wenselijkheid regulering” van 15 november 2010. Blijkens dat rapport heeft Schiphol een economische machtspositie ten aanzien van “passenger handling services”, wat is gedefinieerd als “any kind of assistance to passengers”. Volgens Vatfree vallen haar werkzaamheden, te weten het assisteren van passagiers die de Europese Unie verlaten bij het terugkrijgen van btw op door hen in Nederland verrichte aankopen, onder deze definitie. De toegang tot de luchthaven is voor de activiteiten van Vatfree een “essential facility”. Ook als aangenomen zou moeten worden dat de activiteiten van Vatfree vallen onder “business area consumers”, welk onderdeel blijkens het rapport behoort tot de overige niet-luchtvaartactiviteiten, heeft SNBV ten aanzien van de activiteiten van Vatfree een machtspositie. Luchthaven Schiphol is de enige internationale uitgang voor niet-EU reizigers, de douane die de aankoopbonnen moet afstempelen bevindt zich op luchthaven Schiphol en alleen op luchthaven Schiphol kan Vatfree aan haar klanten de vereiste informatie en assistentie verstrekken. Kortom, uitsluitend door zelf ook op de luchthaven aanwezig te zijn, kan Vatfree haar activiteiten uitoefenen, aldus – steeds - Vatfree.
Volgens Vatfree moeten haar activiteiten worden beschouwd als “passenger handling services”, wat valt onder activiteiten die nauw verbonden zijn met luchtvaartactiviteiten. Blijkens het rapport (blz. 15) gaat het bij die laatste soort activiteiten om:
“
activiteiten die niet vallen onder de luchtvaartactiviteiten maar die wel noodzakelijk zijn voor de luchtvaartactiviteiten en gebonden zijn aan de locatie van de luchthaven Schiphol.”
In het rapport is voorts opgenomen (blz. 16):
“
De activiteiten rechtstreeks verbonden met luchtvaartactiviteiten (zoals gedefinieerd in het Besluit exploitatie luchtvaart Schiphol artikel 2, lid 2) vallen in ieder geval onder de groep activiteiten nauw verbonden met luchtvaartactiviteiten. Deze activiteiten die rechtstreeks verband houden met de luchtvaartactiviteiten bestaan uit:- de verlening van een concessie voor brandstoflevering voor luchtvaartuigen,|- de verlening van een concessie voor catering van luchtvaartuigen,- utiliteitsdiensten,- werkzaamheden door of vanwege de exploitant van de luchthaven die ten laste zijn gebracht van luchtvaartactiviteiten en die in rekening zijn gebracht aan derden.”.
Ten slotte is in het rapport ook opgenomen (blz. 17) dat bijna alle activiteiten van de drie business areas Consumers, Real Estate en Alliances & Partnerships vallen onder de groep “overige niet-luchtvaartactiviteiten”. De activiteiten van de business area Consumers bestaan uit het exploiteren van winkels en autoparkeerterreinen, het uitgeven en managen van concessie voor winkels en horecagelegenheden en het aanbieden van mogelijkheden om te adverteren op Schiphol (blz. 12).
De provisionele vordering
Uit de concessieovereenkomst blijkt dat deze ziet op “
het recht ter zake het mogen retitueren van BTW aan niet-EU reizigers (…) in de in artikel C.1.1. genoemde locaties in het terminalgebouw”. In artikel C.1.1. wordt verwezen naar de postbussen bij de Douane tussen vertrekhal 2 en 3. Voorts is in artikel J.3. lid 3 bepaald dat de overeenkomst ziet op al hetgeen partijen in verband met het onderwerp daarvan zijn overeengekomen en dat met ingang van het ondertekenen van de concessieovereenkomst alle overeenkomsten en afspraken die partijen daarover eerder mochten hebben gesloten respectievelijk gemaakt, eindigen. Uit deze bepalingen, in samenhang bezien, kan worden afgeleid dat de concessieovereenkomst ook betrekking had op de brievenbussen, zodat door het eindigen van die overeenkomst ook de titel voor het gebruik van die brievenbussen is komen te vervallen.
De proceskosten in reconventie komen voor rekening van Vatfree omdat zij ongelijk krijgt.
8.De beslissing
8.2. veroordeelt Vatfree tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van SNBV tot en met vandaag vaststelt op € 1.600 [4 pt x € 400,00] aan salaris gemachtigde,
In het incident ex 223 Rv:8.8. wijst de vordering af.