ECLI:NL:RBNHO:2017:11572

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juni 2017
Publicatiedatum
2 maart 2018
Zaaknummer
260764 HA RK 17/118
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in civiele procedure afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid

Op 26 juni 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van zorgen over de objectiviteit van de behandelend rechter in een civiele procedure. De verzoeker had eerder op 15 en 19 juni 2017 brieven gestuurd naar de griffier, waarin hij vroeg om maatregelen te nemen om de objectiviteit van de rechter te waarborgen. Deze brieven werden opgevat als een wrakingsverzoek, maar werden door de voorzitter van de wrakingskamer op 21 juni 2017 als kennelijk niet-ontvankelijk beoordeeld, omdat de verzoeker geen gronden had aangevoerd en zelfs de naam van de rechter niet had genoemd.

Na de eerdere beslissing diende de verzoeker op 25 juni 2017 een nieuw wrakingsverzoek in, maar ook dit verzoek werd door de wrakingskamer als kennelijk niet-ontvankelijk beoordeeld. De wrakingskamer oordeelde dat het nieuwe verzoek niet voldeed aan de eisen van artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat het verzoek zich richtte tegen een onbekende rechter en niet de specifieke gronden voor wraking bevatte. De wrakingskamer verwees naar het wrakingsprotocol van de rechtbank, waarin staat dat een verzoek niet tegen alle rechters van een rechtbank kan worden ingediend.

De rechtbank besloot het wrakingsverzoek buiten behandeling te stellen en bepaalde dat, behoudens nieuwe feiten of omstandigheden, een volgend verzoek van de verzoeker niet in behandeling zal worden genomen. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd gegeven door mr. L.J. Saarloos, plaatsvervangend voorzitter van de wrakingskamer, in aanwezigheid van mr. A. Ibrahim, griffier, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer, locatie Alkmaar
zaaknummer: 260764 HA RK 17/118
WBP zaaknummer: 258388 HA RK 17/72
Datum uitspraak : 26 juni 2017
BESLISSINGop het verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), ingediend door:
[verzoeker]
[adres]
hierna te noemen: verzoeker.

1.PROCESVERLOOP

1.1.
Verzoeker heeft bij brieven van 15 en 19 juni 2017 aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, verzocht om maatregelen te nemen om de objectiviteit van de behandelend rechter in zijn geschil te waarborgen. Deze berichten zijn opgevat als wrakingsverzoek, onder meer, omdat verzoeker dat zelf ook zo noemde.
De verzoeken zijn bij beslissing van 21 juni 2017 van de voorzitter van de wrakingskamer als kennelijk niet-ontvankelijk beoordeeld.
1.2.
Verzoeker heeft na ontvangst van die beslissing bij brief, gedateerd 25 juni 2017, maar per fax op 23 juni 2017 ontvangen, een nieuw wrakingsverzoek ingediend.
1.3.
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten opnieuw geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek.

2.BEOORDELING VAN HET VERZOEK

2.1.
Op grond van artikel 36 Rv. kan de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn.
2.2
In de vorige wrakingsbeslissing is overwogen dat ingevolge het bepaalde in artikel 37 Rv een verzoek tot wraking de gronden van het verzoek dient te bevatten. Verzoeker had echter in het geheel geen gronden aangevoerd; hij had zelfs niet de naam genoemd van de rechter, tegen wie het verzoek zich richtte. Gelet daarop is het eerdere wrakingsverzoek als kennelijk niet-ontvankelijk beoordeeld.
2.3.
Het nieuwe wrakingsverzoek is ingediend tegen “(onbekend), in ieder geval de rechter welke de hoofdzaak onder zich heeft”. Ook dit kan niet gezien worden als een grond voor wraking. Hierbij wordt voorts verwezen naar paragraaf 4.3 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, waarin is bepaald dat een wrakingsverzoek zich – uiteraard – niet tegen alle rechters van een rechtbank kan richten. Gelet hierop zal ook het onderhavige verzoek als kennelijk niet-ontvankelijk buiten behandeling worden gesteld.
2.3.
Overeenkomstig het wrakingsprotocol bepaalt de wrakingskamer hierbij dat behoudens nieuwe feiten of omstandigheden een volgend verzoek van verzoeker om wraking niet in behandeling zal worden genomen en dat de WBP-procedure in dat geval onmiddellijk zal worden voortgezet. Het enkele noemen van de naam van de aanstaande behandelend rechter zal niet worden beschouwd als een nieuw feit of een nieuwe omstandigheid. In dat geval zal het verzoek ter kennisname aan het laatste wrakingsdossier worden toegevoegd.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
stelt ook dit verzoek tot wraking buiten behandeling;
3.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
3.3.
bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met zaaknummer 258388) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het schriftelijke verzoek tot wraking en beveelt daartoe de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan de voorzitter van de rechtbank Noord-Holland, afdeling Privaatrecht, sectie Handel, locatie Alkmaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, plaatsvervangend voorzitter van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Ibrahim, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 juni 2017.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.