Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.de besloten vennootschap Pauw B.V.
de besloten vennootschap Beleggingsmaatschappij Edoras B.V.
tussenkomende partij
hierna te noemen: [partij X]
gemachtigde: mr. G.M. Kerpesteijn
eiser
hierna te noemen: [partij X]
gemachtigde: mr. G.M. Kerpesteijn
gedaagde
verder te noemen: Pauw
gemachtigde: mr. M. van Schie
gedaagde
verder te noemen: Maison Zen
gemachtigde: mr. G.T.J. Hoff
1.Het procesverloop
2.De feiten
“het winkelpand met bovengelegen onzelfstandige bedrijfswoning”.
“Ingeval huurder handelt in strijd met enige bepaling uit dit artikel verbeurt hij aan verhuurder per kalenderdag dat de overtreding voortduurt een direkt opeisbare en niet voor matiging vatbare boete, gelijk aan tweemaal de op dat moment voor huurder geldende huurprijs per dag, onverminderd het recht van verhuurder om nakoming dan wel ontbinding wegens wanprestatie, alsmede schadevergoeding te vorderen.”
“Hierbij bevestig ik schriftelijk onze mondelinge overeenkomst van medio april 1992. Hierbij zijn wij het volgende overeengekomen:De huurovereenkomst voor de bovenwoning van het pand aan de [a-straat] gaat in op 1 mei 1992. (…)Verder is overeengekomen een huurprijs van Fl. 650,= per maand inclusief gas/licht/water, vooruit te betalen, iedere eerste van de maand voor een onbepaalde huurperiode.In afwachting van de huurovereenkomst doe ik hierbij de betalingen van de maanden:mei (…)juni (…)juli (…)aug. (…)Gaarne verzoek ik u uw rekeningnummer te verstrekken voor automatische overboeking iedere 1e van de maand. Bij eerdere pogingen de huurpenningen over te maken bleek het rekeningnr. foutief te zijn. (…)”
“De door u zonder onze toestemming aangegane onderhuurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfswoning wordt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 1 week beëindigd. Ontruiming zal binnen deze periode plaats moeten hebben. De kosten die wij hiervoor onverhoopt zouden moeten maken om ontruiming te bewerkstelligen zullen voor uw rekening komen.”
“Wij bespraken:1a. Dat u zich er sterk voor zult maken dat [partij X] als (onrechtmatige) bewoner verdwijnt en dat u daartoe zo spoedig mogelijk alle mogelijke rechtsmaatregelen zult nemen. (…)1b. U zult ervoor zorgen dat de bovenverdieping wel bewoond blijft en dat deze bovenwoning ook bij de gemeente [plaats] weer te boek zal komen te staan als onzelfstandige woning. (…)2. We hebben u aangeboden een nieuwe huurperiode van tien jaar aan te gaan, ingaande1 januari 2006, met telkens weer het recht op verlenging met huurperioden van vijf jaren daarna. (…)4. We zullen gezamenlijk een verzoek bij de Inspectie omzetbelasting te [plaats] doen om per 1 januari 2006 te opteren voor verhuur met B.T.W.5. Wij stelden u een huurprijs voor ingaande 1 januari 2006 van € 80.000,- plus B.T.W. en gebruikelijk indexering, waartegenover u een aanbod deed van € 60.000,- plus B.T.W. en indexering. Alhoewel uw tegenbod iets lager is dan de door ons beoogde huurprijs, zijn wij in beginsel bereid daarmee akkoord te gaan. (…)”
“(…)2.1. (…) Tussen partijen staat vast dat de woning in strijd met de huurovereenkomst onrechtmatig wordt bewoond.2.2. Hierbij verplicht huurder zich de in het eerste lid bedoelde onrechtmatige bewoning zo spoedig mogelijk op te heffen er zorg voor te dragen dat de bovenverdieping weer als onzelfstandige bedrijfswoning (d.w.z. een afhankelijke woning in de zin van artikel 7:290 lid 3 BW) wordt bewoond. (…)3.1. In aanvulling op artikel 2 van de huurovereenkomst komen partijen hierbij overeen dat de huurovereenkomst met ingang van 1 januari 2006 wordt verlengd voor een periode van 10 jaar, eindigende op 31 december 2015.3.2. Na 31 december 2015 wordt de huurovereenkomst voortgezet voor aansluitende periodes van vijf jaren, tenzij huurder minimaal 12 maanden voor het einde van een huurperiode per aangetekende brief met bericht van ontvangst of deurwaardersexploot aan verhuurder heeft meegedeeld dat zij van dit optierecht geen gebruik wenst te maken. (…)”De artikelen 3.1. en 3.2. van dit concept (afkomstig van Maison Zen) weken niet af van die in het voorafgaande concept (afkomstig van Pauw). De belangrijkste afwijking betrof artikel 2.2. dat in het van Pauw afkomstige concept als een inspanningsverbintenis was geformuleerd.
“(…) Zoals besproken zal ik de aan u verschuldigde huur aan u overmaken. Ik zit even met de berekening van het totaalbedrag. Volgens mijn informatie heeft Pauw BV per 11 juli 1994 de onderhuurovereenkomst met mij overgenomen en ben ik dus vanaf deze datum huur aan Pauw BV verschuldigd. Bent u het met mij eens? (…)”
31 augustus 2016.
“In augustus 2015 hebben wij met elkaar gesproken over uw gebruik van de ruimte boven de winkel. Wij hebben gezocht naar een oplossing voor het feit dat u uw eerdere toezegging om de ruimte boven de winkel te verlaten niet wilt nakomen. (…) Wij handhaven dan ook de stelling dat u de ruimte illegaal bewoont en dat u de ruimte zo spoedig mogelijk moet verlaten. Zoals ook gold voor de afgelopen jaren, maken wij vanwege het illegale gebruik geen aanspraak op betaling van welke vergoeding dan ook. (…)”
“(…) U hebt – naar mijn beste weten – onder meer verklaard: Dat [partij X] graag in de bovenwoning wilde en dat u dat toeliet (omdat hij u indertijd na een introductie van [naam] met zijn vestigingspapieren had geholpen) maar dat u hem uitdrukkelijk heeft gewaarschuwd dat wanneer u de exploitatie van de winkel in het pand [a-straat] zou staken hij er onmiddellijk uit moest. Dat heeft u bij herhaling gezegd. Ik heb u zijn brief voorgelezen die hij aan u zou hebben gestuurd naar uw adres in [plaats] gedagtekend 6 augustus 1992, waarin hij schrijft dat hij een mondelinge huurovereenkomst met u is aangegaan voor de bovenwoning van de [a-straat] . In dezelfde brief schrijft hij dat hij ook nog vier cheques zou hebben bijgevoegd. Dit omdat u had geweigerd uw rekeningnummer door te geven. Hij verzoekt daarbij nog eens om uw rekeningnummer. U hebt mij gezegd dat u die brief niet kent en dus ook de cheques niet heeft ontvangen. Die brief heeft u nooit geantwoord (wanneer u de brief niet hebt ontvangen dan kon u daarop ook niet antwoorden) want anders zou hij het antwoord wel bij de stukken hebben gevoegd. (…) [partij X] heeft u nooit gevraagd om een huurcontract en ook niet naar uw bankrekeningnummer. Wanneer hij dat had willen doen, dan had hij daar geen brief over hoeven schrijven. U zag hem immers regelmatig. (…) Dit is de weergave van wat u mij verteld heeft. Zonder tegenbericht ga ik ervan uit dat dit een correcte weergave is. Wanneer u het ergens niet mee eens bent, laat me dat dan alstublieft zo spoedig mogelijk weten (zo mogelijk per e-mail), dan kan ik dat nog meenemen. (…)”
“In augustus 2015 hebben wij met elkaar gesproken over uw gebruik van de ruimte boven de winkel. Wij hebben gezocht naar een oplossing voor het feit dat u uw eerdere toezegging om de ruimte boven de winkel te verlaten niet wilt nakomen. (…) Wij handhaven dan ook de stelling dat u de ruimte illegaal bewoont en dat u de ruimte zo spoedig mogelijk moet verlaten. Zoals ook gold voor de afgelopen jaren, maken wij vanwege het illegale gebruik geen aanspraak op betaling van welke vergoeding dan ook. (…)”
3.De vordering in de zaak met nummer 4686259
- te verklaren voor recht dat Pauw de huurovereenkomst niet (rechtsgeldig) heeft opgezegd tegen 31 december 2015;
- te verklaren voor recht dat de huurovereenkomst op 31 december 2015 met een termijn van vijf jaar is verlengd tot 31 december 2020 en Pauw te veroordelen tot nakoming van de huurovereenkomst op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag dat Pauw nalaat hieraan te voldoen;
- te verklaren voor recht dat Pauw toerekenbaar te kort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst doordat zij in strijd met artikel 8 van de huurovereenkomst heeft gehandeld en Pauw te veroordelen tot vergoeding van de daardoor veroorzaakte schade ad
€ 577.357,- te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
- Pauw te veroordelen tot betaling van de verschuldigde boete van € 700.179,50 wegens het niet nakomen van artikel 3.5. van de algemene bepalingen van bij de huurovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
- Edoras te veroordelen tot betaling van € 577.357,- aan schade en € 700.179,50 aan boete;
- Pauw en Edoras te veroordelen in de proceskosten.
- de huuropzegging is gedaan door een daartoe niet bevoegde functionaris van Pauw, zodat deze opzegging niet rechtsgeldig is en de huurovereenkomst nog doorloopt tot 31 december 2020;
- ingevolge de tussen partijen tot stand gekomen allonge, de huurovereenkomst is verlengd tot 31 december 2020 nu deze uiterlijk op 31 december 2014 is opgezegd, zodat Pauw gehouden is nog tot dat moment de huurovereenkomst na te komen;
- Pauw in strijd met de huurovereenkomst de bovenwoning als zelfstandige bedrijfswoning heeft onderverhuurd aan [partij X] , waardoor zij aansprakelijk voor de door Maison Zen als gevolg hiervan geleden schade bestaande uit de waardevermindering van het bedrijfspand. Voorts is zij ingevolge de algemene bepalingen van de huurovereenkomst een boete verschuldigd bij overtreding één van de bepalingen uit het huurcontract, hetgeen hier het geval is.
4.Het verweer in de zaak met nummer 4686259
- degene die de huur namens Pauw heeft opgezegd, daartoe was gemachtigd door de enig bestuurder van Pauw en dat daarover bij Maison Zen ook geen twijfel kon bestaan;
- partijen nooit overeenstemming hebben bereikt over de tekst van de allonge, met name niet omdat zij het niet eens waren over de onrechtmatige bewoning door [partij X] hetgeen als een essentieel onderdeel moet worden aangemerkt. Pauw is dus ook niet gehouden aan de in die allonge opgenomen huurtermijn, zodat zij rechtsgeldig heeft opgezegd;
- Pauw heeft de bovenwoning nooit aan [partij X] verhuurd en is dus ook niet tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst zodat zij geen schadevergoeding verschuldigd is. Pauw betwist ook de door Maison Zen gestelde waardevermindering van het pand en voert aan dat zo zij al tot enige schadevergoeding gehouden zou zijn, een deel van de schade voor eigen rekening van Maison Zen komt omdat zij de aanwezigheid van [partij X] steeds heeft gedoogd;
- nu van een overtreding van één van de bepalingen uit de huurovereenkomst geen sprake is, is Pauw ook geen boete verschuldigd. Hoe dan ook heeft Maison Zen haar aanspraken hierop verwerkt door gedurende tenminste achttien jaar het gebruik door [partij X] te gedogen;
- Edoras betwist aansprakelijkheid uit hoofde van de 403 verklaring nu deze alleen ziet op rechtshandelingen die na 1 februari 1998 zijn verricht en de huurovereenkomst dateert van vóór die datum.
5.De vordering in de zaak met nummer 4901916
- jegens Maison Zen en Pauw voor recht te verklaren dat de door [partij X] bewoonde woonruimte op de eerste, tweede en zolderverdieping een zelfstandige woonruimte ex artikel 7:234 BW betreft;
- jegens Maison Zen voor recht te verklaren dat zodra de hoofdhuurovereenkomst tussen haar (dan wel haar rechtsopvolger) en Pauw (dan wel haar rechtsopvolger) eindigt, Maison Zen (dan wel haar rechtsopvolger) de onderhuurovereenkomst met [partij X] voortzet ex artikel 7:269 BW;
- Maison Zen te veroordelen om [partij X] als huurder van de voormelde zelfstandige woonruimte te gehengen en te gedogen zodra de hoofdhuurovereenkomst tussen Maison Zen (dan wel haar rechtsopvolger) eindigt op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag;
- Maison Zen en Pauw te veroordelen in de proceskosten.
6.Het verweer in de zaak met nummer 4901916
7.De beoordeling
“3.1. In aanvulling op artikel 2 van de huurovereenkomst komen partijen hierbij overeen dat de huurovereenkomst met ingang van 1 januari 2006 wordt verlengd voor een periode van 10 jaar, eindigende op 31 december 2015.3.2. Na 31 december 2015 wordt de huurovereenkomst voortgezet voor aansluitende periodes van vijf jaren, tenzij huurder minimaal 12 maanden voor het einde van een huurperiode per aangetekende brief met bericht van ontvangst of deurwaardersexploot aan verhuurder heeft medegedeeld dat zij van dit optierecht geen gebruik wenst te maken.”In de vervolgens uitgewisselde concepten is dit artikel steeds gelijk gebleven. De discussie en de wijzigingsvoorstellen hadden vooral betrekking op de verplichting voor Pauw om tot ontruiming van de bovenwoning te komen.
- de verklaring voor recht dat Pauw de huurovereenkomst niet (rechtsgeldig) heeft opgezegd tegen 31 december 2015 en;
- de verklaring voor recht dat de huurovereenkomst op 31 december 2015 met een termijn van vijf jaar is verlengd tot 31 december 2020,
alsmede de veroordeling van Pauw tot nakoming van de huurovereenkomst.
De overige vorderingen zullen worden afgewezen. Bij deze stand van zaken ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.