Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 31 mei 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 28 augustus 2017.
2.De feiten
Hij heeft daartegen bezwaar ingesteld. Naar aanleiding van het (hoor)gesprek op
1 november 2017 in de bezwaarprocedure heeft de Ontvanger aan BDE tot 1 februari 2017 uitstel van betaling verleend voor de belastingschuld omdat BDE voornemens was een krediet ter aflossing van de belastingschuld aan te vragen. Aan het uitstel werd als voorwaarde verbonden dat de lopende termijnen tijdig zouden worden voldaan.
3.Het geschil
II. deze dwangbevelen buiten effect stelt;
III. voor recht verklaart dat de Ontvanger door ondanks de schorsende werking van artikel 17 Invorderingswet voor de aanslagen Omzetbelasting a.nr.8531.62.062.F016050 en Loonheffing a.nr.8531.62.062.A016050 toch dwangbevelen uit te vaardigen en ten uitvoer te leggen, jegens BDE onrechtmatig heeft gehandeld;
IV. de Ontvanger veroordeelt in de kosten van de procedure.
4.De beoordeling
a. niet aan de voorwaarden wordt voldaan waaronder het uitstel is verleend;b. tijdens de looptijd van het uitstel blijkt dat onjuiste gegevens zijn verstrekt;(...)d. de financiële omstandigheden van de belastingschuldige zodanig veranderen of zijn veranderd dat het naar het oordeel van de ontvanger onjuist is het uitstel te continueren;e. de medewerking van de verzoeker aan de Belastingdienst naar het oordeel van de ontvanger onvoldoende is;(...)
"met dagvaarding door de belastingschuldige als eiser aan de ontvanger die het dwangbevel heeft uitgevaardigd als gedaagde."Ook in lid 1 van dat artikel wordt verwezen naar de Ontvanger die het dwangbevel
heeft uitgevaardigd. Van het "uitgevaardigd zijn van een dwangbevel" kan slechts sprake zijn als het dwangbevel aan de belastingplichtige is betekend. De belastingplichtige moet immers op de hoogte worden gebracht van het voornemen van de Ontvanger om tot (dwang)invordering over te gaan. In de situatie waarin alleen nog maar is aangemaand, is het immers nog maar de vraag of de Ontvanger daadwerkelijk tot het uitvaardigen van een dwangbevel zal overgaan. Die vraag wordt beantwoord op het moment dat de Ontvanger een dwangbevel aan de belastingplichtige laat betekenen en daarmee zijn voornemen om tot tenuitvoerlegging van een dwangbevel kenbaar maakt.
"De rechtbank tekent hierbij aan dat het door de Ontvanger ten verwere aangevoerde en door R.G.R. c.s. onbetwiste feit dat de Ontvanger (nog) geen dwangbevel heeft uitgevaardigd, binnen het kader van de bevoegdheidsvraag niet relevant is, doch dat dit een ontvankelijkheidvraag betreft."De rechtbank heeft in dit bevoegdheidsincident uitsluitend de vraag of zij bevoegd was om van de vordering kennis te nemen, beantwoord en is niet ingegaan op de vraag of de belastingplichtige ontvankelijk was. De vraag of de belastingplichtige wel in verzet kon komen tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel terwijl er nog geen dwangbevel was betekend, zou pas in de vervolgprocedure aan de orde komen.
904,00(2,0punt × tarief € 452,00)