ECLI:NL:RBNHO:2017:11717

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 maart 2017
Publicatiedatum
12 november 2019
Zaaknummer
15/129152-16 en 15/096386-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en vernieling door verdachte na beëindiging van de relatie met slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 maart 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van belaging en vernieling. De officier van justitie, mr. M.A. Hobbelink, heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 150 uur. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, [slachtoffer 1], door haar herhaaldelijk te bellen en sms-berichten te sturen, en zich in de buurt van haar woning op te houden. Daarnaast heeft hij verschillende vernielingen gepleegd aan eigendommen van het slachtoffer, waaronder het vernielen van ruiten en autobanden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, waarbij de modus operandi van de verdachte, die een patroon vertoonde van belaging en vernieling, als bewijs is gebruikt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van het gedrag van de verdachte op het slachtoffer, die angstgevoelens heeft ervaren en tijdelijk haar woning heeft moeten verlaten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, een taakstraf van 150 uur, en heeft maatregelen opgelegd, waaronder een contactverbod en een gebiedsverbod. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor de geleden materiële en immateriële schade, die in totaal €3.237,85 bedraagt. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, met wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15-129152-16 en 15-096386-16 (ttz gev)
Uitspraakdatum: 24 maart 2017
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 maart 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] .
De politierechter heeft de zaak onder het parketnummer 15-129152-16 bij verwijzingsbeslissing gedateerd 24 augustus 2016 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van
- het standpunt van de officier van justitie, mr. M.A. Hobbelink, dat ertoe strekt dat de rechtbank de onder parketnummer 15/129152-16 onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 15/096386-16 ten laste gelegde feit bewezen zal verklaren en verdachte hiervoor zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, onder oplegging van de algemene voorwaarden en een contact- en gebiedsverbod met betrekking tot het slachtoffer [slachtoffer 1] , welke bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard dienen te worden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 150 uur, bij niet of niet naar behoren uitvoeren van die werkstraf te vervangen door 75 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze integraal dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- hetgeen door verdachte en mr. E.M. van den Oudenaller, raadsvrouw van verdachte, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Parketnummer: 15-129152-16
feit 1
hij in of omstreeks de periode 30-01-2016 tot en met 25 april 2016 te Oostzaan, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door in voornoemde periode (aan) die [slachtoffer 1] veelvuldig SMS berichten gestuurd en/of heeft gebeld en/of zich meermalen bij de woning van die [slachtoffer 1] heeft opgehouden en/of is verschenen;;
feit 2
hij op of omstreeks 14 februari 2016 te Oostzaan opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of raam van een woning (gelegen op de [adres 2] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
feit 3
hij op of omstreeks 3 maart 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk meerdere althans een autoband(en) van een personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
feit 4
hij op of omstreeks 8 mei 2016 te Oostzaan opzettelijk en wederrechtelijk een raam en/of ruit van een auto en/of een woning (gelegen op [adres 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Parketnummer 15-096386-16:
op of omstreeks 7 maart 2016 te Oostzaan opzettelijk en wederrechtelijk twee, althans een of meer autobanden (behorende bij personenauto, merk Fiat Panda, voorzien van kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, deze rechtbank bevoegd is tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten, de officier van justitie ontvankelijk is en er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.1.
Bewijsmotivering
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit voor de aan verdachte ten laste gelegde vernielingen van de autobanden en het raam van de woning van [slachtoffer 1] wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verdenking dat verdachte de dader is, is slechts gebaseerd op vermoedens en aannames.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen met betrekking tot alle
tenlastegelegde feiten - in onderlinge samenhang bezien – het volgende beeld naar voren komt.
Verdachte en aangeefster [slachtoffer 1] hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Sinds [slachtoffer 1] de relatie heeft beëindigd, meent verdachte een geldvordering op haar te hebben, verband houdende met uitgaven tijdens de relatie gedaan. Hij belt haar veelvuldig en stuurt haar grote aantallen (sms)berichten. Op 7 maart 2016 wordt verdachte in de buurt van de woning van het slachtoffer gesignaleerd en aangehouden door de politie. De banden van de auto van het slachtoffer blijken lek gestoken. Op 14 februari 2016 worden ruiten van de woning van het slachtoffer vernield, terwijl op 3 maart 2016 in Amsterdam banden van haar auto en die van haar vader worden lek gestoken. Op 8 mei 2016 ten slotte worden ruiten van haar woning en van haar auto vernield. Aldus lijkt een patroon zichtbaar, waarbij de
modus operandiblijkt te zijn het leksteken van autobanden en het ingooien van ruiten. Dit patroon en de periode waarin de feiten zijn begaan, passen bij de gemoedstoestand waarin verdachte zich bevond na het beëindigen van de relatie door aangeefster. De bewegingen van zijn mobiele telefoon op de dagen 14 februari 2016 en 3 maart 2016 ondersteunen dit, terwijl de verklaring die verdachte hierover geeft, namelijk dat een werknemer van hem de telefoon mogelijk bij zich droeg, de rechtbank gelet op de tijdstippen waarop de feiten plaatsvonden (bijna alle buiten werkuren) en de omstandigheid dat op 14 februari 2016 om 22.59 uur, 23.02 uur, 23.03 uur en 23.04 uur en 3 maart 2016 om 07.14 uur dezelfde telefoon kort na het voorval contact zoekt met de telefoon van aangeefster, niet geloofwaardig voorkomt.
Gelet op het vorenstaande en de bewijsmiddelen, bezien in hun onderlinge samenhang, acht de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde vernielingen.
3.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer
15-129152-16 onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer
15-096386-16 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Parketnummer: 15-129152-16
feit 1
hij in de periode van 1 februari 2016 tot en met 25 april 2016 te Oostzaan, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, door in voornoemde periode aan die [slachtoffer 1] veelvuldig SMS berichten te sturen en te bellen en zich bij de woning van die [slachtoffer 1] op te houden;
feit 2
hij op 14 februari 2016 te Oostzaan opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een woning gelegen op de [adres 2] , toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft vernield;
feit 3
hij op 3 maart 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk meerdere autobanden van personenauto’s, toebehorende aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , heeft vernield;
feit 4
hij op 8 mei 2016 te Oostzaan opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een auto en een woning gelegen op [adres 2] , toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft vernield;
Parketnummer 15-096386-16:
hij op 7 maart 2016 te Oostzaan opzettelijk en wederrechtelijk twee autobanden (behorende bij een personenauto, merk Fiat Panda, voorzien van kenteken [kenteken] , toebehorende aan
[slachtoffer 1] , heeft vernield.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten:

Het bewezenverklaarde levert op:
onder parketnummer 15-129152-16:
ten aanzien van feit 1:
Belaging.
ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
ten aanzien van feit 3 en 4 telkens:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd.
onder parketnummer 15-096386-16:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf en maatregelen

6.1.
Hoofdstraffen
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. Na beëindiging van de relatie met het slachtoffer heeft hij haar gedurende een periode van ongeveer drie maanden vele malen gebeld, sms-berichten gestuurd en zich in de buurt van haar woning opgehouden. Door aldus te handelen heeft verdachte op indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. Uit haar slachtofferverklaring blijkt dat zij angstgevoelens ondervond en de gevolgen van de belaging dagelijks met zich meedroeg. Het slachtoffer voelde zichzelf genoodzaakt tijdelijk haar woning te verlaten.
Voorts heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan de vernielingen van autobanden en ramen van hetzelfde slachtoffer. Hiermee heeft verdachte het slachtoffer veel overlast bezorgd en schade berokkend.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 17 februari 2017;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 29 juni 2016 van
[reclasseringswerker], als reclasseringswerkster verbonden aan
Reclassering Nederland.
Het reclasseringsrapport houdt onder meer in:
Betrokkene is meerdere malen met justitie in aanraking geweest voor verschillende type delicten. De criminogene factoren zijn onzes inziens zijn denkpatronen en gedrag. De relatie werd door aangeefster beëindigd en mogelijkerwijs kon betrokkene niet goed met deze keuze omgaan. [verdachte] meldde in ons gesprek geen problemen in zijn leven te kennen en vindt hulpverlening in zijn bestaan niet aan de orde.
De reclassering adviseert bij bewezenverklaring een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen zonder hieraan bijzondere voorwaarden te verbinden.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf, in voorwaardelijke vorm, van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat en taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straf die voor vergelijkbare strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken.
6.2.
Vrijheidsbeperkende maatregelen
Ter voorkoming van strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat de maatregelen aan verdachte dienen te worden opgelegd dat hij voor de duur van twee jaren:
a. zich niet zal begeven of ophouden in de straten gelegen te Oostzaan binnen het gebied van [aangegeven gebied]
b. op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , thans wonende te [adres 2] .
Verdachte heeft ter zitting aangegeven nog steeds te vinden dat hij een geldvordering op aangeefster heeft ter afwikkeling van de relatie. Verder heeft hij er geen blijk van gegeven het strafwaardige van zijn handelen in te zien. Gelet hierop en op de aard van de bewezen verklaarde feiten, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte zal recidiveren of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] . De rechtbank zal daarom bevelen dat de maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
Parketnummer 15-129152-16
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 3.380,85 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente.
De gestelde schade bestaat uit:
schade aan autobanden: € 1.300,00
advocaatkosten € 143,00 in verband met contactverbod
aanschaf bewakingscamera € 286,85
rolgordijnen € 355,00
tweemaal aanvragen geheimnummer € 20,00
aware-abonnement € 200,00
immateriële schade € 1.076,00
totaal € 3.380,85
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade, met uitzondering van de gevorderde advocaatkosten, rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde feiten. De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen (de hoogte van) de schadeposten, zodat deze zullen worden toegewezen.
Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering, het verhandelde ter terechtzitting en de vergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 3.237,85, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 143 (de hiervoor genoemde advocaatkosten).
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: belaging en vernieling) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2.
Parketnummer 15-096386-16
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 140,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit schade aan de autobanden.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De vordering, waartegen geen verweer is gevoerd, zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: vernieling) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder parketnummer 15-129152-16 onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten en het onder 15-096386-16 ten laste gelegde feit heeft begaan
zoals hiervoor onder 3.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder parketnummer 15-129152-16 onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde feiten en het onder 15-096386-16 bewezen verklaard feit de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (TWEE) MAANDENmet bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
150 (honderdvijftig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
maatregel gebiedsverbod
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van twee jaar zich niet zal begeven of ophouden in de straten gelegen [aangegeven gebied] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
maatregelc
ontactverbod
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van twee jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , wonende te [adres 2] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregelen, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.237,85 (drieduizend tweehonderdzevenendertig euro en vijfentachtig eurocent)bestaande uit € 2.161,85 voor de materiële en
€ 1.076,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op € 143 en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 3.237,85 (drieduizend tweehonderdzevenendertigeuro en vijfentachtig eurocent)vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
43 (drieënveertig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 140,00 (honderdveertig euro)bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 140,00 (honderdveertig euro)vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
2 (twee) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. K.G. Witteman en A.J.M. van Roy, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 maart 2017.
Mr. Witteman en mr. Van Roy zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.