ECLI:NL:RBNHO:2017:11719

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
2 december 2019
Zaaknummer
5288204 CV EXPL 16-6467
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van jaarlijkse bijdrage door ondererfpachter aan coöperatieve vereniging

In deze zaak heeft eiser, een ondererfpachter, zich verzet tegen de verplichting om een jaarlijkse bijdrage te betalen aan de coöperatieve vereniging Het Grootslag. Eiser stelt dat hij als niet-lid geen bijdrage verschuldigd is, maar de kantonrechter verwerpt dit standpunt. De rechter verwijst naar Bepaling G van de Algemene voorwaarden voor de uitgifte in ondererfpacht, waarin de verplichting tot betaling van een jaarlijkse bijdrage is vastgelegd. Eiser heeft zijn lidmaatschap opgezegd, maar de rechter oordeelt dat dit niet ontslaat van de verplichting om bij te dragen aan de exploitatiekosten van de vereniging.

De feiten van de zaak tonen aan dat eiser in 2000 eigenaar is geworden van een aandeel in een perceel grond met een recreatiewoning. In de leveringsakte is vastgelegd dat leden verplicht zijn hun bijdrage in de exploitatiekosten te voldoen. Eiser heeft in 2012 zijn lidmaatschap opgezegd, maar blijft verantwoordelijk voor de kosten die voortvloeien uit zijn ondererfpacht. De kantonrechter oordeelt dat de jaarlijkse bijdrage op kostprijsbasis wordt vastgesteld en dat eiser niet kan kiezen voor welke voorzieningen hij al dan niet wil bijdragen.

De rechter wijst de vordering van eiser grotendeels af, maar kent hem wel een bedrag van € 250,- toe, dat ingehouden was op zijn ledenkapitaal. Eiser wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat hij grotendeels ongelijk heeft gekregen. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van ondererfpachters binnen een coöperatieve vereniging en de gevolgen van het opzeggen van het lidmaatschap.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 5288204 CV EXPL 16-6467
Uitspraakdatum: 19 april 2017
Vonnis in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. P.A.J. Raaijmaakers
tegen
Coöperatief Bungalowpark het Grootslag U.A.
gevestigd te Andijk
gedaagde
verder te noemen: Het Grootslag
gemachtigde: mr. A.J. Bakhuijsen

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 1 augustus 2016 een vordering tegen Het Grootslag ingesteld. Het Grootslag heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 13 januari 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.3.
Het Grootslag is toestemming verleend om bij akte van 1 februari 2017 nadere bewijsstukken te overleggen waarover [eiser] zich vervolgens bij akte van 15 februari 2017 heeft uitgelaten.

2.De feiten

2.1.
Op of omstreeks 18 oktober 2000 is [eiser] voor een koopprijs van fl 35.000,- eigenaar geworden van het onverdeelde een/tweede aandeel van het recht van ondererfpacht van een perceel grond, met een daarop staande recreatiewoning, gelegen aan de Proefpolder [nummer] te Andijk. In artikel 6 van de leveringsakte wordt verwezen naar de akte van uitgifte in ondererfpacht. In de leveringsakte en de akte van uitgifte staat vermeld dat het lid verplicht is zijn bijdrage in de exploitatiekosten van de coöperatie bij voorschot te voldoen op de eerste werkdag van ieder jaar. Ook staat in de leveringsakte vermeld dat op het ondererfpachtrecht de Algemene en Bijzondere voorwaarden voor de uitgifte in ondererfpacht van percelen grond in de Proefpolder te Andijk van toepassing zijn.
2.2.
Bij brief van 15 november 2012 heeft [eiser] zijn lidmaatschap van De Grootslag opgezegd tegen 31 december 2012. Ook heeft [eiser] bij deze brief aanspraak gemaakt op terugstorting van zijn ledenkapitaal van € 975,-.
2.3.
Op 29 april 2016 heeft [eiser] zijn onderverdeelde aandeel van het recht op ondererfpacht geleverd voor een prijs van € 39.900,-. Mantel & Overtoom Notarissen heeft bij de eindafrekening een bedrag van € 5.745,72 ingehouden en uitbetaald aan Het Grootslag. Uit de opstelling van Het Grootslag blijkt dat ter zake van openstaande facturen bij Mantel & Overtoom Notarissen een bedrag is opgevoerd van € 6.600,51.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter Het Grootslag veroordeelt tot betaling van € 6.600,51 althans € 5.745,72, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij vanaf 2013 ten onrechte facturen voor een jaarlijkse bijdrage ontving. Als niet lid is hij geen bijdrage verschuldigd. Volgens een eigen berekening van [eiser] zijn de kosten voor de basisvoorzieningen op het park slechts € 649,15 per jaar. [eiser] hoeft niet bij te dragen aan bijkomende centrumvoorzieningen (zwembad, ponyboerderij, tennisbaan et cetera) waarvan hij geen gebruik maakt. Bovendien heeft [eiser] de indruk dat het bestuur zich bevoordeelt ten koste van de leden.

4.Het verweer

4. 1. Het Grootslag betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat [eiser] als ondererfpachter verplicht lid is van de vereniging. Het Grootslag heeft gedeelten van het park voor collectieve voorzieningen in gebruik die niet voor privé gebruik zijn bestemd. De ondererfpachters kunnen via het lidmaatschap invloed uitoefenen op het beleid van Het Grootslag. De Algemene vergadering van de vereniging heeft de exploitatierekening goedgekeurd en de jaarlijkse bijdrage (op kostprijsbasis) vastgesteld. Vervolgens is de bijdrage aan de ondererfpachters in rekening gebracht. Hoewel opzegging op grond van artikel 2:26 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek mogelijk is, ontslaat dat de ondererfpachter niet van zijn verplichting om bij te dragen in de exploitatiekosten.

5.De beoordeling

5.1.
Het meest verstrekkende verweer van [eiser] luidt dat hij als niet lid geen bijdrage aan de vereniging is verschuldigd. Dit verweer wordt verworpen. Uit Bepaling G van de Algemene voorwaarden voor de uitgifte in ondererfpacht volgt dat de ondererfpachter als zodanig “verplicht is tot betaling van een jaarlijkse bijdrage voor al datgene, dat met de werkzaamheden van de coöperatieve vereniging verband houdt”.
5.2.
Het verweer van [eiser] dat hij niet hoeft te betalen voor voorzieningen die hij niet gebruikt, wordt eveneens verworpen. De kantonrechter verwijst daartoe andermaal naar Bepaling G van de Algemene voorwaarden voor de uitgifte in ondererfpacht waarin staat dat de bijdrage jaarlijks op kostprijsbasis wordt vastgesteld. Het karakter van een coöperatieve vereniging brengt voorts met zich mee dat niet iedere gebruiker van de collectieve voorzieningen op het park naar believen kan kiezen voor welke voorziening hij al dan niet wil bijdragen. Zoals ook op grotere schaal (bijvoorbeeld een land) is een gemeenschap van mensen gebaseerd op gemeenschapszin en zal de een, gelet op diens gebruik van de voorzieningen, verhoudingsgewijs nu eenmaal (iets) meer of minder bijdragen dan de ander. Voorts bestaat binnen de vereniging voor de individuele leden invloed op de besluitvorming zodat via de Algemene vergadering kan worden beslist over de aanwezigheid van collectieve voorzieningen als zwembaden en tennisbanen. Dat [eiser] door opzegging van zijn lidmaatschap zijn invloed op de besluitvorming heeft prijsgegeven, maakt dit alles niet anders.
5.3.
De stelling van [eiser] dat de indruk bestaat dat het bestuur zich bevoordeelt ten koste van de leden is in het geheel niet onderbouwd. De kantonrechter gaat dan ook aan deze nodeloos grievende stelling voorbij.
5.4.
De juistheid van het Excel overzicht met daarop de factuurbedragen en de door [eiser] gedane betalingen en credit-facturen, wordt als zodanig niet door [eiser] betwist. Uit deze opstelling volgt dat tot en met het 2e kwartaal 2016 € 6.600,51 is verschuldigd. Door de notaris is een correctie toegepast in verband met de levering van het recht op ondererfpacht lopende het 2e kwartaal 2016. Anders dan door [eiser] is betoogd, heeft Het Grootslag bij deze opstelling geen hoger tarief voor niet leden gehanteerd. Door middel van de creditnota van 4 december 2013 is de verhoging immers al gecorrigeerd. Het gaat er uiteindelijk om dat het door de notaris ingehouden bedrag van € 5.745,72 correct is berekend.
5.5.
De kantonrechter zal het bij nadere akte gevoerde verweer over de vermeende onjuistheid van facturen in verband met verkeerde btw bedragen als zijnde tardief passeren. Hetzelfde geldt voor de stelling dat in het derde kwartaal van 2014 door [eiser] de digitale tv en internet niet kon worden ontvangen en dat daarom een bedrag niet is verschuldigd. De betwiste factuur 110415 ten bedrage van € 100,00 komt niet in de stukken voor en maakt ook geen onderdeel uit van de Excel opstelling. Hetgeen [eiser] hieromtrent stelt is niet begrijpelijk.
5.6.
Wel is onvoldoende door Het Grootslag duidelijk gemaakt waarom een bedrag van € 250,00 als voorziening resultaat van het ledenkapitaal van € 975,00 wordt ingehouden. Een bedrag van € 250,00 zal dan ook worden toegewezen.
5.7.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] grotendeels zal afwijzen. De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij grotendeels ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Daarbij wordt de [eiser] ook veroordeeld tot betaling van € 100,- aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door de Het Grootslag worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Het Grootslag tot betaling aan [eiser] van € 250,- te vermeerderen met de wettelijke over dat bedrag vanaf 1 augustus 2016 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Het Grootslag tot en met vandaag vaststelt op € 625,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis, en veroordeelt [eiser] tot betaling van € 100,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door Het Grootslag worden gemaakt;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Swildens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter