ECLI:NL:RBNHO:2017:11721

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juni 2017
Publicatiedatum
15 april 2020
Zaaknummer
17-003889
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • C.A. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift inzake in beslag genomen dieren, gedeeltelijk gegrond verklaard

Op 29 mei 2017 is een klaagschrift ingediend door klaagster, vertegenwoordigd door mr. J.L. Baar, met het verzoek tot opheffing van het beslag op verschillende in beslag genomen dieren. Dit klaagschrift is behandeld op 12 juni 2017 in een openbare zitting in raadkamer, waar klaagster in persoon aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat, en de officier van justitie, mr. P. van Lennep, ook aanwezig was. De in beslag genomen dieren omvatten onder andere honden, katten, vogels, en andere dieren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een ernstig geval van het onthouden van de nodige verzorging aan de dieren, wat het belang van strafvordering onderstreept. De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de dieren zal bevelen. Desondanks heeft de rechtbank besloten om een aantal dieren, waaronder twee honden en vijf katten, terug te geven aan klaagster, omdat niet voldoende bewijs was dat deze specifieke dieren de nodige verzorging was onthouden. De beschikking is gegeven door mr. C.A. van Dijk en is openbaar uitgesproken op 26 juni 2017. Klaagster heeft het recht om binnen veertien dagen beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer : 17-003889
Parketnummer : 96/094970-17
Uitspraakdatum : 26 juni 2017
Beschikking(art. 552a Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 29 mei 2017 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, ingekomen een klaagschrift, gedateerd 24 mei 2017 van mr. J.L. Baar, gemachtigde van
[klaagster] ,klaagster,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
domicilie kiezende te (2595 RH) Den Haag, Jacob Mosselstraat 2, ten kantore van
mr. J.L. Baar, advocaat.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het daarop gelegde beslag, met last tot teruggave aan klaagster van:
  • 2 honden, ras Chihuahua;
  • 20 vogels, waarvan 8 kanaries, 9 zebravinken, 1 diamantduif en 2 Japanse meeuwtjes;
  • 4 prairiehondjes;
  • 6 vissen, waarvan 1 marmerkreeftje, 2 guppen en 3 borstelneusjes (algeneters);
  • 7 katten;
  • Complete bak met 30 Afrikaanse dwergmuisjes;
  • Complete terrariumbak met 15 levende en 5 dode Afrikaanse reuzenslakken;
  • Complete bak met 1 Steppen Varaan;
  • Complete bak met 2 huisgekko’s en 9 wandelende takken;
  • Meerdere aparte bakken met 10 Engerling rupsen (reuzenkever), 11 Engerling rups van de bloemkever, 12 Engerling rups van de reuzen Afrikaanse fruit kever,
  • Bak vol met rozenkeverlarven (voer);
  • Bak vol met redrunner kakkerlakken (voer);
  • Bak vol vliegen voor voer;
  • 2 kleine kraaitjes.
Op 12 juni 2017 is dit klaagschrift op een openbare zitting in raadkamer behandeld.
Klaagster is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. J.L. Baar voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. P. van Lennep.
Van het verhandelde ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De inhoud daarvan wordt als hier ingelast beschouwd.

2.Beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.

Op 21 mei 2017 zijn onder klaagster voornoemde dieren en goederen inbeslaggenomen.
De raadsman van klaagster heeft in raadkamer ter aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat slechts een beperkte toets in het strafrecht mogelijk is en dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard. Volgens de dierenarts is immers geen sprake van het onthouden van zorg aan de dieren. Subsidiair dient het klaagschrift deels gegrond te worden verklaard conform het voorstel van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt, zakelijk weergegeven, dat:
- te dezen sprake is van een ernstig geval van het aan dieren onthouden van de nodige verzorging;
  • het openbaar ministerie voornemens is bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting de verbeurdverklaring van de dieren te vorderen;
  • een aantal dieren kunnen aan klaagster worden teruggegeven, te weten de twee honden, vijf katten en de keverlarven;.
- het belang van strafvordering zich tegen het overig verzochte teruggave verzet;
- het klaagschrift mitsdien deels ongegrond behoort te worden verklaard.
De rechtbank overweegt het volgende.
In de onderhavige procedure dient de rechtbank te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, of klaagster redelijkerwijs als rechthebbende op het in beslag genomene kan worden aangemerkt.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor - in dit geval - artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat het voortduren van het beslag nodig maakt. In het onderhavig geval is sprake van dieren die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank dient in dit geval te beoordelen of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de dieren zal bevelen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juni 2017 blijkt onder meer het volgende.
Verbalisanten zijn op 21 mei 2017 in de woning van klaagster geweest. Bij het binnentreden van de woning kwam hen een heel sterke ammoniaklucht tegemoet. Er liep een groot aantal katten rond en twee chihuahua’s. In de hoek onder de trap stond een volière met daarin een twintigtal vogels. Verbalisanten ruiken en zien dat deze kooi enorm vies was en dat op de bodem en op de voerbakken een enorme hoeveelheid stront zat. In de kooi was geen water aanwezig. Klaagster verklaarde desgevraagd dat zij zeven katten had en dat zij die dag nog niet aan schoonmaken toegekomen was.
In de hoek waar de honden verbleven stonden drie grote glazen bakken. Desgevraagd verklaarde klaagster dat daar prairiehonden in verbleven. De bakken waren tot de helft gevuld met zaagsel. Klaagster was bezig om met een spatel de hopen stront van de vloer te schrapen.
Uit het verslag van de dierenarts d.d. 22 mei 2017 blijkt dat de dieren een matige conditie hebben. De toestand van de beide honden was redelijk. Verder is vermeld dat te weinig aandacht besteed aan de gezondheidstoestand van de katten, er is geen medische hulp ingeroepen om dit te voorkomen en enkele katten waren zelfs uitgedroogd. Bij de vogels was voornamelijk de huisvesting niet in orde (weinig voer, geen water, geen plek zonder vastgekoekte ontlasting).
Uit al het vorenstaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de inbeslaggenomen dieren zal verbeurd verklaren.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het strafvorderlijk belang zich vooralsnog verzet tegen opheffing van het beslag.
De rechtbank zal echter een aantal dieren teruggeven aan klaagster, omdat op dit moment onvoldoende is gebleken dat aan deze dieren de nodige verzorging is onthouden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het klaagschrift gedeeltelijk gegrond, heft op het daarop gelegde beslag en gelast de teruggave aan klaagster van:
  • twee honden;
  • vijf katten, te weten Webster, Wicky, Wokkel, Wolly en Waika;
  • acht kanaries en
  • een bak vol met rozenkeverlarven.

4.Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum

Deze beschikking is gegeven door
mr. C.A. van Dijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. drs. F.A. Rive, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2017.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klaagster beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.