Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 februari 2017 in de zaak tussen
[eiser 1] en [eiseres] , te [woonplaats] , eisers
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Zij betogen verder dat voor het door verweerder gemaakte onderscheid tussen twee delen van de uitbouw geen basis te vinden is in de vergunningaanvraag. Verweerder mag niet in de aanvraag wijzigingen aanbrengen voor wat de vergunningvrije of vergunningplichtige delen betreft, en al helemaal niet nadat de omgevingsvergunning is verleend.
De rechtbank overweegt hierover dat volgens vaste rechtspraak geen rechtsregel zich verzet tegen het in een later stadium naar voren brengen van nieuwe argumenten. Daarvan is in dit geval sprake.
Eisers wijzen er terecht op dat volgens jurisprudentie van de Afdeling, waaronder de uitspraak van 4 maart 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:640), in een geval waarin vergunningvrije onderdelen in een aanvraag worden opgenomen, uit de aanvraag onmiskenbaar moet blijken voor welke onderdelen van het bouwplan wel en voor welke onderdelen geen omgevingsvergunning wordt gevraagd.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt dit niet anders door de op 1 november 2014 in werking getreden wijzigingen in het Bor. Noch de tekst van de wijzigingen, noch de toelichting daarop in Staatsblad 2014, 333, geeft aanleiding voor afwijking van het algemeen geldende uitgangspunt dat een bestuursorgaan moet beslissen op de grondslag van de aanvraag.