In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Holland, gegeven op 6 februari 2017, is het bezwaarschrift van personen A, B en C ongegrond verklaard. Het bezwaarschrift richtte zich tegen de beslissing van de officier van justitie om de verdediging kennisneming te onthouden van de eigen verklaringen van deze personen, die op 7 augustus 2016 zijn afgelegd en vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen. De rechter-commissaris oordeelde dat de verklaringen niet als proces-verbaal van verhoor van verdachte kunnen worden aangemerkt, omdat er voorafgaand aan de verklaringen geen verdenking van een strafbaar feit was en de betrokkenen nog niet als verdachten waren aangemerkt. Hierdoor was het niet toegestaan om de verdediging kennis te laten nemen van het proces-verbaal, en kon er ook geen afschrift worden verstrekt.
De rechter-commissaris heeft de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering (Sv) in overweging genomen, met name artikel 30 en artikel 32, die betrekking hebben op de kennisneming van processtukken door de verdachte. De beslissing van de officier van justitie om de kennisneming te onthouden werd als gerechtvaardigd beschouwd, gezien het belang van het onderzoek. De rechter-commissaris concludeerde dat het bezwaarschrift ongegrond moest worden verklaard, en dat de kennisneming van processtukken aan de verdachte op diens verzoek tijdens het voorbereidende onderzoek door de officier van justitie verleend dient te worden.
De beschikking benadrukt het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de opsporing van strafbare feiten, en stelt dat de officier van justitie in bepaalde gevallen de kennisneming van processtukken kan onthouden. De beschikking is ondertekend door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Noord-Holland.