ECLI:NL:RBNHO:2017:1582

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 februari 2017
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
17/269, 17/270, 17/271
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring bezwaarschrift inzake kennisneming proces-verbaal van bevindingen

In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Holland, gegeven op 6 februari 2017, is het bezwaarschrift van personen A, B en C ongegrond verklaard. Het bezwaarschrift richtte zich tegen de beslissing van de officier van justitie om de verdediging kennisneming te onthouden van de eigen verklaringen van deze personen, die op 7 augustus 2016 zijn afgelegd en vastgelegd in een proces-verbaal van bevindingen. De rechter-commissaris oordeelde dat de verklaringen niet als proces-verbaal van verhoor van verdachte kunnen worden aangemerkt, omdat er voorafgaand aan de verklaringen geen verdenking van een strafbaar feit was en de betrokkenen nog niet als verdachten waren aangemerkt. Hierdoor was het niet toegestaan om de verdediging kennis te laten nemen van het proces-verbaal, en kon er ook geen afschrift worden verstrekt.

De rechter-commissaris heeft de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering (Sv) in overweging genomen, met name artikel 30 en artikel 32, die betrekking hebben op de kennisneming van processtukken door de verdachte. De beslissing van de officier van justitie om de kennisneming te onthouden werd als gerechtvaardigd beschouwd, gezien het belang van het onderzoek. De rechter-commissaris concludeerde dat het bezwaarschrift ongegrond moest worden verklaard, en dat de kennisneming van processtukken aan de verdachte op diens verzoek tijdens het voorbereidende onderzoek door de officier van justitie verleend dient te worden.

De beschikking benadrukt het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de opsporing van strafbare feiten, en stelt dat de officier van justitie in bepaalde gevallen de kennisneming van processtukken kan onthouden. De beschikking is ondertekend door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Noord-Holland.

Uitspraak

Rechtbank NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht
Sectie Straf
Rechter-commissaris
RC-nummer : 17/269, 17/270, 17/271
Bezwaarschriftennummer : 16-219, 16-220 en 16-221
Beschikking ex artikel 30, vierde lid, en artikel 32, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering
De rechter-commissaris heeft een bezwaarschrift ex artikel 30, vierde lid, en artikel 32, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), gedateerd 26 augustus 2016, ontvangen van mr. F.G.L. van Ardenne, raadsman van:

[bezwaarde 1] ,

geboren op [geboortedatum 1] ,
wonende te [adres 1]
,
en

[bezwaarde 2] ,geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] ,wonende te [adres 2],

en

[bezwaarde 3] ,geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 3] ),volgens de raadsman wonende te [adres 3]

Het bezwaarschrift richt zich tegen het bericht van de officier van justitie om aan de verdediging kennisneming te onthouden van de eigen verklaringen van [bezwaarde 1] ,
[bezwaarde 2] en [bezwaarde 3] van 7 augustus 2016 zoals die zijn vastgelegd door de douaneambtenaren in een proces-verbaal van bevindingen. Voorts richt het bezwaarschrift zich tegen de weigering van de officier van justitie om van dat proces-verbaal van bevindingen een afschrift te verstrekken aan de verdediging.
Een kopie van het bezwaarschrift is als bijlage I aan deze beslissing gehecht.
De raadsman, mr. F.G.L. van Ardenne, heeft op 26 augustus 2016 een afschrift van het bezwaarschrift gezonden aan de officier van justitie mr. J.J. van Bree.
Bij e-mail (met bijlage) van 4 november 2016 heeft de officier van justitie gereageerd.
Een kopie van deze e-mail, zonder bijlage, is als bijlage II aan deze beslissing gehecht.

Beoordeling

De volgende artikelen uit het Wetboek van Strafvordering (Sv) zijn van belang:
Artikel 30 Sv
De kennisneming van de processtukken wordt de verdachte op diens verzoek tijdens het voorbereidende onderzoek verleend door de officier van justitie. De kennisneming wordt de verdachte in elk geval toegestaan vanaf het eerste verhoor na aanhouding.
Indien de officier van justitie in gebreke blijft de kennisneming te verlenen, kan hem op verzoek van de verdachte door de rechter-commissaris een termijn worden gesteld binnen welke de kennisneming van processtukken wordt verleend. Alvorens op het verzoek te beslissen, hoort de rechter-commissaris de officier van justitie.
Niettemin kan de officier van justitie, indien het belang van het onderzoek dit vordert, de verdachte de kennisneming van bepaalde processtukken onthouden.
De verdachte wordt in het geval, bedoeld in het derde lid, schriftelijk medegedeeld dat de hem ter inzage gegeven stukken niet volledig zijn. De verdachte kan binnen veertien dagen na dagtekening van de mededeling, bedoeld in de vorige volzin, en daarna telkens na periodes van dertig dagen, een bezwaarschrift indienen bij de rechter-commissaris. Alvorens te beslissen, hoort de rechter-commissaris de officier van justitie en stelt hij de verdachte in de gelegenheid om opmerkingen te maken.
Artikel 31 Sv
Aan de verdachte mag niet worden onthouden de volledige kennisneming van:
a. de processen-verbaal van zijn verhoren;
b. de processen-verbaal betreffende verhoren of handelingen van onderzoek, waarbij hij of zijn raadsman de bevoegdheid heeft gehad tegenwoordig te zijn, tenzij en voor zover uit een proces-verbaal blijkt van een omstandigheid waarvan hij in het belang van het onderzoek tijdelijk onkundig moet blijven, en in verband daarmee een bevel als bedoeld in artikel 50, tweede lid (http://wetten.overheid.nl/BWBR0001903/2017-01-01), is gegeven;
c. de processen-verbaal van verhoren, waarvan hem de volledige inhoud mondeling is medegedeeld.
Artikel 32 Sv
De verdachte kan van de stukken waarvan hem de kennisneming is toegestaan, ten parkette of ter griffie afschrift krijgen; doch het onderzoek mag daardoor niet worden opgehouden.
In het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de opsporing en vervolging van strafbare feiten of op zwaarwichtige gronden aan het algemeen belang ontleend, kan de officier van justitie bepalen dat van bepaalde stukken of gedeelten daarvan geen afschrift wordt verstrekt. Indien tijdens het onderzoek ter terechtzitting nog stukken bij de processtukken worden gevoegd, kan het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd ambtshalve, op vordering van de officier van justitie, op verzoek van de verdachte of van de benadeelde partij overeenkomstig de voorgaande volzin beslissen.
De verdachte wordt in het geval, bedoeld in het tweede lid, eerste volzin, schriftelijk medegedeeld dat hem van bepaalde stukken of gedeelten daarvan geen afschrift wordt verstrekt.
De verdachte kan binnen veertien dagen na dagtekening van de mededeling, bedoeld in het derde lid, daartegen een bezwaarschrift indienen bij de rechter-commissaris. Alvorens te beslissen, hoort de rechter-commissaris de officier van justitie.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het verstrekken van afschriften en uittreksels en over de wijze waarop de kennisneming van processtukken plaatsvindt.
Niet ter discussie staat dat het proces-verbaal van bevindingen met daarin de verklaringen van 7 augustus 2016 van [bezwaarde 1] , [bezwaarde 2] en [bezwaarde 3] (hierna: het proces-verbaal) een processtuk is.
Evenmin staat ter discussie dat de officier van justitie bij e-mail van 18 augustus 2016 de verdediging de kennisneming van dat proces-verbaal niet heeft toegestaan en heeft geweigerd afschrift daarvan te verstrekken.
De rechter-commissaris leidt uit de stukken af dat [bezwaarde 1] , [bezwaarde 2] en [bezwaarde 3] niet zijn aangehouden en vooralsnog niet zijn gehoord als verdachte. Kennelijk baseert de officier van justitie zijn beslissing om het proces-verbaal van bevindingen pas te verstrekken nadat deze personen als verdachte zijn gehoord op artikel 30, derde lid, Sv. Volgens de officier van justitie worden de personen eerst in de gelegenheid gesteld om een concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring af te leggen. De rechter-commissaris deelt het standpunt van de officier van justitie dat het in het belang van het onderzoek is om de verdediging kennisneming van het proces-verbaal te onthouden, te meer nu de raadsman zowel [bezwaarde 1] , als [bezwaarde 2] en [bezwaarde 3] bijstaat.
De rechter-commissaris is van oordeel dat de verklaringen die [bezwaarde 1] , [bezwaarde 2] en [bezwaarde 3] op 7 augustus 2016 hebben afgelegd niet zijn aan te merken als een proces-verbaal van verhoor van verdachte als bedoeld in artikel 31 sub a Sv. De verklaringen zijn afgelegd in het kader van een controle gebaseerd op de Algemene Douanewet en niet op basis van het Wetboek van Strafvordering. Voorafgaand aan het afleggen van de verklaringen op 7 augustus 2016 was er nog geen verdenking van een strafbaar feit en [bezwaarde 1] , [bezwaarde 2] en [bezwaarde 3] waren (nog) niet als verdachte aangemerkt.
Nu aan [bezwaarde 1] , [bezwaarde 2] en [bezwaarde 3] de kennisneming van het proces-verbaal niet is toegestaan, kan evenmin een afschrift daarvan aan de verdediging worden verstrekt.
Dit leidt tot de slotsom dat het bezwaarschrift ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De rechter-commissaris:
verklaart het bezwaarschrift ongegrond.
Deze beschikking is gegeven te Haarlem op 6 februari 2017 door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Noord-Holland.