ECLI:NL:RBNHO:2017:1663

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2017
Publicatiedatum
3 maart 2017
Zaaknummer
15/870228-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging door verdachte met veelvuldige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer

Op 23 februari 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging. De zaak kwam voort uit een aangifte van het slachtoffer op 9 november 2015, waarin zij meldde dat de verdachte haar herhaaldelijk lastigviel via telefoontjes, sms-berichten en sociale media. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 5 november 2015 tot en met 29 februari 2016 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Dit gebeurde door het versturen van ongewenste berichten en het aanmaken van valse Facebook-accounts op naam van het slachtoffer, wat leidde tot een aanzienlijke verstoring van haar leven.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte schuldig bevonden aan belaging. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, en dat het contact wederzijds was. Echter, de rechtbank oordeelde dat het slachtoffer op een gegeven moment geen contact meer wilde, wat de verdachte had moeten begrijpen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft tevens een schadevergoeding van € 1.000,- aan het slachtoffer toegewezen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten. De uitspraak benadrukt de ernst van belaging en de gevolgen die dit kan hebben voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870228-16 (P)
Uitspraakdatum: 23 februari 2017
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 februari 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kubbinga en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 05 november 2015 tot en met 29 februari 2016 te Enkhuizen, en/of elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
- veelvuldig te bellen en/of veelvuldig smsberichten en/of whatsappberichten en/of facebookberichten en/of instagramberichten naar die [slachtoffer] te versturen, en/of
- de naam en/of het nummer van die [slachtoffer] op een of meer datingsite(s) gezet, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] veelvuldig berichten kreeg van andere mannen, en/of
- valse facbookaccounts op naam van die [slachtoffer] aan te maken, en/of
- veelvuldig langs de woning van die [slachtoffer] te rijden en/of zich langdurig in de nabije omgeving van die woning op te houden, en/of
- zich op te houden bij de school van de dochter van die [slachtoffer] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.InleidingNa eerdere aangiftes heeft aangeefster op 9 november 2015 wederom aangifte tegen verdachte gedaan van belaging. Aanvankelijk heeft aangeefster gesteld geen relatie te hebben en/of te hebben gehad met verdachte, maar naarmate het politieonderzoek vorderde kwam naar voren dat toch sprake is geweest van een soort relatie. Uit onderzoek naar telecommunicatiemiddelen is gebleken dat aangeefster ook geregeld zelf contact heeft opgenomen met verdachte. Aangeefster heeft haar aangifte later nog enkele malen aangevuld. De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of sprake is geweest van belaging door verdachte tussen 5 november en 29 februari 2016.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, zij het in de periode van 3 december 2015 tot 29 februari 2016.
3.2.
Standpunt van de verdedigingDe verdediging stelt zich op het standpunt dat voorafgaand aan en in de tenlastegelegde periode sprake was van een liefdesrelatie tussen aangeefster en verdachte, waarover aangeefster aantoonbaar leugenachtig heeft verklaard. Zowel aangeefster als verdachte hebben over en weer veelvuldig contact met elkaar opgenomen. Aangeefster heeft zich door haar leugenachtige verklaring gediskwalificeerd als getuige. Voorts is belaging slechts strafbaar indien sprake is van het wederrechtelijk inbreuk maken op iemands levenssfeer. Aangeefster nam zelf ook contact op met verdachte en het contact gebeurde met wederzijdse toestemming. Indien de inbreuk niet ongewenst is, is deze niet wederrechtelijk en is dus geen sprake van belaging. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 9 november 2015 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van belaging door verdachte. Deze belaging vond plaats door het veelvuldig sturen van whatsapp berichten en het aanmaken van valse Facebook accounts op haar naam. Op Facebookpagina’s werden compromitterende foto’s geplaatst. [2] Via de uit naam van aangeefster aangemaakte Facebookaccounts werden familie, vrienden, aangeefsters dochter en werkgever toegevoegd en zijn compromitterende foto’s naar deze contacten verstuurd. [3]
Naar aanleiding van de aangifte heeft op 3 december 2015 een zogenoemd stopgesprek met verdachte plaatsgevonden. De wijkagent heeft verdachte meegedeeld dat verdachte op geen enkele wijze meer contact mocht zoeken met aangeefster, en heeft verdachte een brief van de advocaat van aangeefster uitgereikt. In die brief werd vermeld dat verdachte op geen enkele manier meer contact mocht opnemen of onderhouden met aangeefster. Verdachte heeft verklaard dat het hem op dat moment duidelijk was dat hij geen contact meer mocht opnemen met aangeefster, maar dat dat onmogelijk was. [4]
Naar aanleiding van een andere tegen verdachte bestaande verdenking is een onder hem inbeslaggenomen telefoon op 28 september 2015 onderzocht, waaruit bleek dat deze telefoon gebruik maakte van imeinummer [imeinummer] . Uit de historische verkeersgegevens van dit imeinummer bleek dat 8 telefoonnummers terugkwamen in de door aangeefster aangeleverde berichten waarmee zij is belaagd en bedreigd. Een aantal van deze telefoonnummers is gebruikt om veelvuldig contact te zoeken met het telefoonnummer van aangeefster. [5]
Tevens zijn de historische verkeersgegevens van het imeinummer van de mobiele telefoon van aangeefster opgevraagd. Gebleken is dat in de periode november 2015 tot en met februari 2016 de telefoon met het imeinummer van verdachte in totaal 201 keer contact heeft opgenomen met aangeefster, waarvan 110 keer is uitgebeld en 91 sms-berichten zijn verstuurd. [6]
Voorts is uit het onderzoek gebleken dat aangeefster sinds het stopgesprek van 3 december 2015 tot en met 9 januari 2016
698whatsapp berichten van het imeinummer van verdachte heeft ontvangen. Een aantal van die berichten is dreigend van aard zoals:
- 1 december 2015: “Kijk goed om. J heen ik haaaaaaaat je.”
- 27 december 2015: “ [slachtoffer] pak je kind en ga weg voor het te laat is”.
- 1 januari 2016: “luister voor laatste keer doe niet dom praat je gaat alles verliezen wat je nog hebt”.
- 1 januari 2016: “Jullie hebben verkeerde bedonderd vooral jij LET OP WEER”.
- 3 januari 2016: “Deze keer ben je dood voor mn hoer goedkoop Eerste keer dat nog contact of mn appt tegel door je raam op jou kind”. [7]
In het verhoor van 24 februari 2016 heeft aangeefster verklaard dat zij nog steeds via whatsapp, Facebook en Instagram door verdachte wordt belaagd en bedreigd. Foto’s van Facebookpagina’s kwamen tevens terug op datingsites, waarbij het telefoonnummer van aangeefster stond vermeld. Aangeefster kreeg vanaf dat moment dagelijks whatsapp berichten en telefoontjes van mannen die met haar wilden afspreken. Aangeefster heeft de politie haar telefoon ter beschikking gesteld voor onderzoek. [8] Tevens heeft zij alle ontvangen berichten uitgeprint en aan de politie overhandigd. De politie heeft vervolgens alle berichten op datum geordend en aan het dossier toegevoegd. Aangeefster is over de periode 2 januari 2016 tot en met 21 februari 2016 door 914 telefoonnummers/mannen lastig gevallen naar aanleiding van de advertenties onder haar telefoonnummer op datingsites als Badoo, Twoo en Lovoo. In totaal heeft zij 1045 berichten van geïnteresseerde mannen ontvangen. [9]
Op 29 februari 2016 is verdachte in de woning van zijn vriendin te Andijk aangehouden. In de woning zijn diverse mobiele telefoons en een groot aantal simkaarten aangetroffen en inbeslaggenomen. [10] In het verhoor van 1 maart 2016 heeft verdachte verklaard dat één van zijn mobiele telefoons een witte Samsung is met beslagnummer A1.1. Voorts heeft hij verklaard dat hij na het stopgesprek van 3 december 2015 aangeefster heeft gebeld, sms-berichten en whatsapp berichten heeft gestuurd en Facebookaccounts op naam van aangeefster heeft aangemaakt. Daarbij heeft hij ook “erge dingen” gezegd. Hij veranderde daarbij veel van nummer door een andere simkaart in zijn telefoon te doen. [11]
In de witte Samsung telefoon met beslagnummer A1.1 zijn afbeeldingen van aangeefster aangetroffen die aangeefster heeft ontvangen van mannen naar aanleiding van advertenties op datingsites, onder meer de datingsite Badoo en Twoo. Tevens zijn afbeeldingen aangetroffen die gebruikt zijn bij Facebookaccounts met naam [slachtoffer] groep. Deze afbeeldingen zijn ontvangen in de periode 31 januari 2016 tot en met 20 februari 2016. In de logboekoproepen zijn uitgaande oproepen geregistreerd naar het mobiele nummer van aangeefster in de periode 13 tot en met 27 februari 2016. Onder “berichten” zijn sms-berichten naar de datingsite Badoo geregistreerd. De volgende applicaties zijn aangetroffen: VOO dating, OK Cupid Dating, Dating (mobile) Lovoo-chat-Flirt en Dates, Twoo ontmoet nieuwe mensen en Badoo ontmoet nieuwe mensen. Deze apps zijn geïnstalleerd tussen 13 en 20 februari 2016. [12]
Op de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster in de tenlastegelegde periode veelvuldig heeft geappt, gesms’t en gebeld. Hij wisselde daarbij vaak van telefoonkaart/telefoonnummer. Verdachte heeft verklaard tevens valse Facebookaccounts op naam van aangeefster te hebben aangemaakt en haar naam en/of foto en telefoonnummer op datingsites te hebben gezet.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Voor een bewezenverklaring van belaging in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht is nodig dat komt vast te staan dat een verdachte wederrechtelijk stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander. Stelselmatig betekent dat de inbreuk een bepaalde intensiteit, duur en/of frequentie heeft.
De raadsman heeft betoogd dat de beschuldiging van belaging van één bron afkomstig is, te weten aangeefster. Er was sprake van een relatie tussen verdachte en aangeefster, waarin gesteld kan worden dat over en weer is belaagd en getreiterd. Aangeefster nam ook zelf veelvuldig contact op met verdachte, zoals blijkt uit het dossier. Van inbreuk is dan ook geen sprake, nu dit met toestemming van aangeefster gebeurde. Zij hebben zelfs in de tenlastegelegde periode nog seks gehad, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat sprake is geweest van een relatie tussen aangeefster en verdachte. Binnen het kader van die relatie hadden verdachte en aangeefster veelvuldig contact door te bellen, whatsappen en sms-en. Op enig moment heeft aangeefster dit contact niet meer gewild. Dat het contact op enig moment door aangeefster anders werd beleefd dan voorheen, blijkt uit het feit dat zij op 9 november 2015 aangifte heeft gedaan van belaging door verdachte. Toen bovendien op 3 december 2015 verdachte door een brief van de advocaat van aangeefster en een mondelinge mededeling van de wijkagent te verstaan werd gegeven op geen enkele wijze meer contact op te nemen met aangeefster, heeft hij moeten begrijpen dat aangeefster niet langer prijs stelde op het contact. Uit de hierboven opgenomen bewijsmiddelen blijkt echter dat verdachte het – vanaf dat moment hoofdzakelijk eenzijdig – contact onverminderd heeft voortgezet. Daarbij komt dat verdachte valse Facebookaccounts op naam van aangeefster heeft aangemaakt en daarop compromitterende teksten en foto’s heeft geplaatst en aan contacten verzonden. Voorts heeft verdachte foto’s van aangeefster met haar telefoonnummer op datingsites geplaatst, waardoor aangeefster op zeer grote schaal werd lastig gevallen met berichten. Verdachte heeft deze handelingen ook erkend.
Uit het dossier blijkt dat aangeefster ook in de tenlastegelegde periode heeft gereageerd op de berichten van verdachte. Aangeefster heeft hierover en over de intensiteit hiervan aanvankelijk gezwegen en haar berichten uit haar whatsapp geschiedenis verwijderd. Het enkele feit dat zij reageerde op berichten van verdachte, ontneemt echter niet de wederrechtelijkheid aan de inbreuk van verdachte op haar persoonlijke levenssfeer. De door verdachte verzonden berichten waren deels zeer grievend en bedreigend van aard, en er juist op gericht een reactie uit te lokken. Ook als verdachte en aangeefster in deze periode seks hebben gehad met elkaar – zoals door de raadsman ter zitting aangevoerd – ontneemt dat niet de wederrechtelijkheid van de eerdere en latere inbreuken op de levenssfeer van aangeefster.
Wat er ook zij van het aandeel van aangeefster in het contact; enige wederkerigheid of instemming van de zijde van aangeefster bij het aanmaken van Facebookaccounts op haar naam en aanmeldingen bij datingsites, is op geen enkele wijze gesteld of gebleken. Met name de aanmelding van aangeefster door verdachte op datingsites, waarbij tevens het telefoonnummer en in enkele gevallen het adres van aangeefster werd genoemd, heeft een zeer ernstige inbreuk gevormd op haar persoonlijke levenssfeer. Naast de rond de duizend berichten van mannen, meldden zich ook mannen bij haar woning, zoals ook blijkt uit de verklaring van haar buurvrouw, in de veronderstelling een date te hebben met aangeefster. De stelselmatigheid en het opzet op de inbreuk blijken genoegzaam uit de hiervoor besproken bewijsmiddelen.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op tijdstippen in de periode van 3 december 2015 tot 29 februari 2016 te Enkhuizen, en/of elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
- veelvuldig te bellen en veelvuldig smsberichten en whatsappberichten en Facebookberichten en Instagramberichten naar die [slachtoffer] te versturen, en
- de naam en het nummer van die [slachtoffer] op datingsites te zetten, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] veelvuldig berichten kreeg van andere mannen, en
- valse Facebookaccounts op naam van die [slachtoffer] aan te maken.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Belaging.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en daaraan verbonden, naast de algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsadvies.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank tot enige bewezenverklaring zou komen, te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen een voorwaardelijk strafdeel, maar benadrukt een behandelverplichting niet nodig te achten.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, nadat hem in niet mis te verstane bewoordingen was duidelijk gemaakt geen contact meer op te nemen met aangeefster, haar nog veelvuldig bestookt met telefoontjes, whatapp- en sms-berichten. Daaronder waren ook berichten van bedreigende aard, gericht tegen aangeefster en haar dochter. Verdachte heeft valse Facebookaccounts op haar naam aangemaakt en daarop compromitterende foto’s geplaatst en doorgezonden. Voorts heeft hij aangeefster aangemeld bij datingsites, waarbij hij tevens haar foto, telefoonnummer en/of adres heeft geplaatst. Niet alleen veroorzaakte dit een explosie aan whatsappberichten aan aangeefster, maar ook kwamen mannen via de op de sites vermelde adresgegevens naar de woning van aangeefster. Door aldus te handelen heeft verdachte op indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van aangeefster. Uit haar verklaringen blijkt dat zij angstgevoelens ondervond en de gevolgen van de belaging dagelijks met zich meedroeg. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
6.4.
Hoofdstraf
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 6 februari 2017, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van delicten (waaronder tweemaal voor belaging) en geweldsdelicten tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 6 juni 2016 van mevrouw E. van Baarsen, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
- het over verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 25 maart 2016 van drs. R. Brandsma. Verdachte heeft niet willen meewerken aan het onderzoek.
Bij de bepaling van de strafmaat betrekt de rechtbank in strafmatigende zin dat uit het dossier naar voren komt dat aangeefster door te reageren op het ongewenste sms- en app-contact en ook zelf contact op te nemen met verdachte een aandeel heeft gehad in het voortduren van de belaging. Zij heeft daarbij verdachte op het verkeerde been gezet door haar uitlatingen tijdens contacten met hem ten tijde van de detentie van verdachte, zoals blijkt uit het dossier.
Bij de strafmaat speelt ook een rol dat het hier gaat om een relatief korte periode van drie maanden.
Verdachte is sinds de laatste schorsing uit de voorlopige hechtenis de meldplicht bij de reclassering nagekomen. Voorts gaat de rechtbank ervan uit, nu hiervan geen melding is gemaakt, dat verdachte sindsdien ook geen contact meer heeft opgenomen met aangeefster. Ten slotte heeft verdachte verklaard niet positief te staan tegenover het meewerken aan behandeling. De rechtbank ziet dan ook thans onvoldoende ruimte en aanknopingspunten om deze als een voorwaarde aan verdachte op te leggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat slechts een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.5.
Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden verbeurdverklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.200,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie acht de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 2.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en acht de benadeelde partij in het overig gevorderde niet-ontvankelijk.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, daartoe stellende dat sprake is van medeschuld van de benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend en het eigen aandeel van de benadeelde partij in met name de whatsapp- en sms berichten, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 1.000,-. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
De vordering zal voor het meerdere worden afgewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: de belaging) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 36f en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vijf maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
1) Een witte Samsung, A.1.1, KVI 574936
2) Een grijze Samsung telefoon, A.1.3, KVI 574938
3) Een witte Nokia telefoon, A.1.4, KVI: 574939
4) Een grijze Samsung telefoon, A.1.5, KVI: 574940
5) Een zwarte LG, A.1.6, KVI: 574941
6) Een zwarte Samsung telefoon, A.1.7, KVI: 574942
7) Een zwarte Huawei, A.1.8 KVI 574945
8) Een simkaart, A.1.2
9) Een simkaart, A.1.9
10) Een simkaart met blister, A.1.10
11) Een simkaart, A.1.11
12) Een simkaart, A.1.12
13) Een simkaart, A.1.13
14) Een simkaart, A.1.14
15) Een simkaart met tel. nr. [nummer] , A.1.15
16) Een simkaart, A.1.16
17) Een simkaart, A.1.17
18) Een simkaart, A.1.18
19) Een simkaart, A 1.19
20) Een simkaart met tel. nr. [nummer] , A 1 20
21) Een simkaart met tel. nr. [nummer] , A.1.21
22) Een simkaart, A.1.22
23) Een simkaart, A.1.23
24) Een simkaart, A.1.24
25) Een simkaart, A.1.25
26) Een lege blister simkaart, A.1.26
27) Een lege blister met tel. nr. [nummer] , A.1.27
28) Een lege blister simkaart, A.1.28
29) Een simkaart, A.1.29
30) Een simkaart, A.1.30
31) Een simkaart, A.1.31
32) Een simkaart, A.1.32
33) Een simkaart, A.1.33
34) Een simkaart, A.1.34
35) Een simkaart, A.1.35
36) Een lege blister simkaart, A.1.36
37) Een simkaart met tel. nr. [nummer] , A.1.37
38) Een lege blister simkaart, A.1.38
39) Een simkaart, A.1.39
40) Een simkaart, A.1.40
41) Een simkaart, A.1.41
42) Een USB-stick, A.1.42
43) Een simkaart, A.1.43
44) Een simkaart, A. 1.44
45) Een simkaart, A.1.45
46) Een simkaart, A.1.46
47) Een simkaart, A.1.47
48) Een simkaart, A.1.48
49) Een simkaart, A.1.49
50) Een USB-stick, A.1.54
51) Een lege blister simkaart, A.1.55
52) Een lege blister simkaart, A.1.56
53) Een simkaart, A.1.59
54) Een simkaart, A.1.61
55) Een simkaart, A.1.62
56) Een lege blister simkaart, B.1.1
57) Een lege blister simkaart, B.1.2
58) Een lege blister simkaart, B.1.3
59) Een lege blister simkaart, B.1.4
60) Een lege blister simkaart, tel. nr. [nummer] , C.1.1
61) Een lege blister simkaart, D.1.1
62) Een lege blister simkaart, D.1.2
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.000,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
20 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.J. Saarloos, voorzitter,
mr. A.S. van Leeuwen en mr. K.G. Witteman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2017.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aangifte van 9 november 2015 inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , p. 767-768 en proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie van 9 november 2015, p. 769.
3.Proces-verbaal van aangifte van 17 november 2015 inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , p. 793.
4.Proces-verbaal van verhoor van 1 maart 2016 inhoudende de verklaring van verdachte, p. 754-755.
5.Proces-verbaal van 6 februari 2016 inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant] , p. 469-471.
6.Proces-verbaal van 18 februari 2016 inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant] , p. 477-481 met bijlage.
7.Proces-verbaal van 21 februari 2016 inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant] , p. 508 en 514.
8.Proces-verbaal van 24 februari 2016 inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , p. 166
9.Proces-verbaal van 24 februari 2016 inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant] , p. 562, met bijlagen p. 563-726.
10.Proces-verbaal van 1 maart 2016 inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant] , p. 730-731.
11.Proces-verbaal van 1 maart 2016 inhoudende de verklaring van verdachte, p. 752, 754, 757-760 en 762.
12.Proces-verbaal met nummer PL1100-2016011380-79 van 31 oktober 2016, los aan dossier toegevoegd.