Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
voordateen koopovereenkomst is ondertekend. [gedaagde] heeft aldus een door Renses meegegeven auto onder zich gekregen waarvoor [gedaagde] de zorgvuldigheid moest betrachten als ware het zijn eigen voertuig. Renses gaf de auto immers in goed vertrouwen mee zonder dat er was betaald of financiële zekerheid was gesteld. In dat verband had het ook in de rede gelegen dat [gedaagde] navraag had gedaan naar de verzekering van de auto. Door Renses is bovendien gesteld dat [gedaagde] schuld had aan het eenzijdig ongeval. Vervolgens is dit door [gedaagde] betwist en heeft [gedaagde] gesteld dat sprake was van overmacht: [gedaagde] zou zijn afgesneden door een derde terwijl er sprake was van dikke mist. Renses heeft er vervolgens op gewezen dat [gedaagde] zijn stellingen feitelijk niet nader heeft onderbouwd en ook geen aangifte heeft gedaan tegen deze derde. Dat geen aangifte is gedaan is door [gedaagde] erkend. De kantonrechter oordeelt al met al dat [gedaagde] , in het licht van de gemotiveerde betwisting van Renses, zijn stelling dat sprake was van overmacht onvoldoende heeft onderbouwd. Wel staat vast dat [gedaagde] tegen middernacht met de auto is gaan rijden in dichte mist en de macht over het stuur is verloren waardoor de auto tegen een boom is beland. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] in ieder geval een verwijt kan worden gemaakt van het eenzijdig ongeval waardoor de vervulling van de opschortende voorwaarde is belet.