ECLI:NL:RBNHO:2017:2406

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2017
Publicatiedatum
27 maart 2017
Zaaknummer
241617
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van besluit tot bijdrage in gezamenlijke kosten van Vereniging van Eigenaren Huesmolen III

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren Huesmolen III en een appartementseigenaar, aangeduid als [gedaagde x]. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van een besluit van de VvE om een extra bijdrage te heffen voor de demping van een gracht in het winkelcentrum De Huesmolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde, als lid van de VvE, verplicht is bij te dragen in de kosten die voor rekening van de gezamenlijke eigenaars komen, maar dat het besluit tot vaststelling van de bijdrage nietig is. Dit is het gevolg van strijdigheid met de bepalingen in het splitsingsreglement en de akte van splitsing. De rechtbank heeft geoordeeld dat de VvE niet de juiste procedure heeft gevolgd bij het vaststellen van de bijdrage en dat de gedaagde niet op de juiste wijze is geïnformeerd over de kosten. De vordering van Huesmolen III tot betaling van de extra bijdrage is afgewezen, evenals de vordering tot betaling van rente en buitengerechtelijke incassokosten. Huesmolen III is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/241617 / HA ZA 16-224
Vonnis van 29 maart 2017
in de zaak van
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS HUESMOLEN III,
gevestigd te Hoorn,
eiseres,
advocaat mr. B.J. Groenhuijzen te Rosmalen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J.W. Bloem te Zaandam.
Partijen zullen hierna Huesmolen III en [gedaagde x] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 maart 2016;
  • de conclusie van antwoord;
  • het tussenvonnis van 15 juni 2016;
  • het proces-verbaal van comparitie van 24 oktober 2016;
  • de akte van Huesmolen III tevens houdende wijziging van eis;
  • de akte van [gedaagde x].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde x] is eigenaar van het appartementsrecht gelegen aan op het adres [adres]. Dit appartementsrechten is kadastraal aangeduid als [appartementsrecht] (hierna: de winkelruimte). Als eigenaar van de winkelruimte is [gedaagde x] lid van Huesmolen III.
2.2.
De winkelruimte maakt deel uit van winkelcentrum De Huesmolen (hierna: het winkelcentrum). Een deel van de in het winkelcentrum gelegen winkels/bedrijfsruimten maakt deel uit van het complex Huesmolen III. De overige winkels/bedrijfsruimten van het winkelcentrum maken deel uit van de complexen Huesmolen I en Huesmolen II met bijbehorende verenigingen van eigenaars (respectievelijk Huesmolen I en Huesmolen II).
Tot Huesmolen III behoren de Appartementindexen A1, A2, A3 en A4. Uit de splitsingsakte van Huesmolen III blijkt dat binnen Huesmolen III het stemrecht en de gemeenschappelijke kosten als volgt zijn verdeeld:
stemmen
kosten passage
overige kosten
Index A1
32 stemmen
44/100ste deel
32/100ste deel
Index A2
19 stemmen
26/100ste deel
19/100ste deel
Index A3
7 stemmen
9/100ste deel
7/100ste deel
Index A4
42 stemmen
21/100ste deel
42/100ste deel
Door ondersplitsing van Appartementsindex A1 is de Vereniging van Eigenaars Vershoorn (Vershoorn) lid van Huesmolen III. Van Vershoorn zijn de volgende appartementseigenaren lid: Vonlex Vastgoed B.V. (Vonlex) (Index A5 en A6), Lidl Nederland GmbH (Index A7) en [appartementseigenaar] (Index A8).
2.3.
In de splitsingsakte van Huesmolen III van 2 augustus 1993 is het splitsingsreglement (het reglement) opgenomen. Dat bevat, voor zover hier relevant, de volgende bepalingen:
“(…)
B. Aandelen die door de splitsing ontstaan en aandelen in de verplichting tot het bijdragen in de schulden en kosten die voor rekening van de gezamenlijke eigenaars zijn
Artikel 2
1.
De eigenaars zijn in de gemeenschap gerechtigd als volgt:
de eigenaar met appartementsrecht met het indexcijfer 1 voor twee en dertig/eenhonderdste onverdeeld aandeel;
(…)
de eigenaar van het appartementsrecht met het indexcijfer 4 voor twee en veertig/eenhonderdste onverdeeld aandeel.
2.
De eigenaars zijn voor de in het eerste lid bedoelde breukdelen gerechtigd tot de gemeenschappelijke baten
3.
De eigenaars zijn voor de in het eerste lid bedoelde breukdelen verplicht bij te dragen in de gemeenschappelijke schulden en kosten, die voor de gemeenschappelijke eigenaars zijn met dien verstande dat in de kosten welke betrekking hebben op de passage:
de eigenaar met appartementsrecht met het indexcijfer 1 voor vier en veertig/eenhonderdste onverdeeld aandeel;
(…)
de eigenaar van het appartementsrecht met het indexcijfer 4 voor een en twintig/eenhonderdste,
bijdraagt.
C. Schulden en kosten voor rekening van de gezamenlijke eigenaars
Artikel 3
Tot de schulden en kosten als bedoeld in artikel 5:112 eerste lid onder a van het Burgerlijk Wetboek worden gerekend:
die welke gemaakt zijn in verband met het onderhoud of het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten of van de gemeenschappelijke zaken of tot het behoud daarvan;
die welke verband houden met noodzakelijke herstellingswerkzaamheden en vernieuwingen van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken, voor zover die ingevolge het reglement of een rechterlijke beslissing als bedoeld in artikel 5:121 van het Burgerlijk Wetboek niet ten laste komen van bepaalde eigenaars, en voor zover die niet vallen onder a;
de schulden en kosten van de vereniging;
(…)
j. alle overige schulden en kosten, gemaakt in het belang van de gezamenlijke eigenaars als zodanig (…);
(…)
D. Jaarlijkse exploitatierekening, begroting en te storten bijdragen
(…)
Artikel 5
Van de gezamenlijke schulden en kosten – waaronder begrepen een naar tijdsduur evenredig gedeelte van de begrote kosten als bedoeld in artikel 4 eerste lid – wordt jaarlijks door het bestuur een begroting voor het aangevangen of het komende boekjaar ontworpen en aan de jaarlijkse vergadering voorgelegd. Deze vergadering stelt de begroting vast.
Bij het vaststellen van de begroting bepaalt de vergadering tevens het bedrag, dat bij wijze van voorschotbijdragen door de eigenaars verschuldigd is, alsmede het aandeel van iedere eigenaar daarin, vastgesteld met inachtneming van de verhoudingen als zijn bepaald in artikel 2 derde lid.
Artikel 6
1.
Indien een eigenaar het ingevolge artikel 4 en/of artikel 5 door hem aan de vereniging verschuldigde bedrag niet binnen een maand, nadat het bedrag opeisbaar is geworden, aan de vereniging heeft voldaan, is hij zonder dat enige ingebrekestelling is vereist in verzuim en is hij over dat bedrag, van de datum van opeisbaarheid af, een rente verschuldigd, berekend op basis van de wettelijke rente ten tijde van de dag van opeisbaarheid verhoogd met twee punten. (…)
(…)
Artikel 38
(…)
5. Besluiten door de vergadering tot het doen van buiten het onderhoud vallende uitgaven die een totaal door de vergadering vast te stellen bedrag te boven gaan, kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van tenminste twee/derde van het aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering, waarin een aantal eigenaars tegenwoordig of vertegenwoordigd is, dat tenminste twee/derde van het totaal aantal stemmen kan uitbrengen. In een vergadering, waarin minder dan twee/derde van het in de vorige zin bedoelde maximum aantal stemmen kan worden uitgebracht, kan geen geldig besluit worden genomen.
6. In het in de laatste zin van het vorige lid bedoelde geval zal een nieuwe vergadering worden uitgeschreven, te houden niet vroeger dan twee en niet later dan zes weken na de eerste. In de oproep tot deze vergadering zal mededeling worden gedaan dat de komende vergadering een tweede vergadering is als bedoeld in dit artikel. In deze vergadering zal over de aanhangige onderwerpen een besluit kunnen worden genomen ongeacht het aantal stemmen, dat ter vergadering kan worden uitgebracht.
7. Indien door de vergadering overeenkomstig het in het vijfde of het zesde lid bepaalde tot het doen van een uitgave wordt besloten, wordt tevens de extra voorschotbijdrage bepaald, welke door het bestuur te dier zake van de eigenaars kan worden gevorderd. De uitvoering van zodanige besluiten kan eerst geschieden wanneer de voor de uitvoering benodigde gelden in de kas van de vereniging gereserveerd zijn.
8. Het in het vijfde lid en zesde lid bepaalde geldt eveneens voor besluiten tot verbouwing of voor besluiten tot het aanbrengen van nieuwe installaties of tot het wegbreken van bestaande installaties, voor zover deze niet als een uitvloeisel van het onderhoud zijn te beschouwen. De eigenaar die van zodanige maatregel geen voordeel trekt is niet verplicht in de kosten hiervan bij te dragen.
9. Op besluiten van de vergadering van eigenaars als bedoeld in artikel 5:131 vierde lid van het Burgerlijk Wetboek is het in het vijfde lid bepaalde van overeenkomstige toepassing.
(…)
Artikel 48
De genoemde vereniging van Eigenaars wordt lid van een nog op te richten vereniging, waarvan de Vereniging van Appartementseigenaars Winkels en Woningen de Huesmolen I en de Vereniging van Eigenaars van Appartementsrechten Gebouw de Huesmolen II eveneens lid zullen zijn. Dit overeenkomstig het bepaalde in artikel 5:112 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek.
Het doel is het behartigen van de belangen van de eigenaars/gebruikers van appartementsrechten in het winkelcentrum De Huesmolen te Hoorn.
De statuten zullen in onderling overleg met de verenigingen worden vastgesteld.
(…)”
2.4.
Dwars door het winkelcentrum lag een gracht. Deze gracht was eigendom van de gemeente Hoorn en aan beide zijden van de gracht staan winkels. De Verenigingen van Eigenaars Huesmolen I, II en III hebben plannen gemaakt om die gracht te dempen, waardoor het winkelcentrum aantrekkelijker voor publiek wordt. Die plannen zijn inmiddels uitgevoerd.
2.5.
Op de algemene ledenvergadering van 17 februari 2014 van Huesmolen III, welke vergadering werd gehouden tegelijk met vergaderingen van de VvE’s Huesmolen I, Huesmolen II en Vershoorn, is door Huesmolen III besloten - kort gezegd - dat een extra bijdrage zal worden geheven van de leden in verband met de demping van de gracht in het winkelcentrum en het verwerven van de betreffende grond. In ieder geval de VvE’s Huesmolen I en Huesmolen II hebben die dag eenzelfde besluit genomen.
2.6.
Naar aanleiding van het besluit van 17 februari 2014 heeft Huesmolen III aan [gedaagde x], naast de reguliere bijdragen, een bedrag van € 47.801,07 gefactureerd.

3.Het geschil

3.1.
Huesmolen III vordert na eiswijziging samengevat - veroordeling van [gedaagde x] tot betaling van een bedrag van, primair, € 51.351,28 of, subsidiair, € 56.047,35 te vermeerderen met een bedrag van € 3.914,48 per kwartaal te berekenen vanaf januari 2017 tot en met het kwartaal waarin het lidmaatschap van [gedaagde x] van rechtswege wordt beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke rente over de openstaande termijnen vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van betaling.
3.2.
Huesmolen III voert daartoe aan dat [gedaagde x] op grond van artikel 5:113 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) verplicht is bij te dragen in de schulden en kosten die ingevolge de wet en/of het reglement van de VvE voor rekening van de gezamenlijke appartementseigenaren komen. Tijdens de vergadering van 17 februari 2014 heeft de vergadering van Huesmolen III besloten dat Huesmolen III (waarin begrepen Vershoorn) een bijdrage van € 110.286,- zou betalen ten behoeve van het project waarbij de gracht die dwars door het winkelcentrum liep zou worden gedempt. Nu de vergadering van de VvE heeft beslist dat haar leden bijdragen verschuldigd zijn, dient [gedaagde x] daarin zijn deel te betalen. Het door Huesmolen III gevorderde bedrag is opgebouwd uit € 47.801,11 wegens achterstallige verenigingsbijdragen (tot en met vierde kwartaal 2016), € 1.735,17 wegens vervallen rente en € 1.815,00 wegens buitengerechtelijke incassokosten. Het subsidiair gevorderde bedrag is gevorderd voor het geval de rechtbank zou oordelen dat Huesmolen III bij de verdeling van de kosten voor het dempen van de gracht een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd en [gedaagde x] dient bij te dragen overeenkomstig de in de splitsingsakte opgenomen verdeelsleutel.
3.3.
[gedaagde x] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Toetsingskader

4.1.
In deze zaak ligt ter beoordeling voor de rechtsgeldigheid van een aantal besluiten van Huesmolen III. Artikel 5:124 BW regelt de verhouding tussen de wettelijke regeling voor de vereniging van eigenaars en de algemene regels voor rechtspersonen en verenigingen in de titels 1 en 2 van boek 2 BW. Uit deze bepaling vloeit voort dat voor het antwoord op de vraag of een besluit van de vergadering van eigenaars nietig of vernietigbaar is de artikelen 2:14 BW en 2:15 BW beslissend zijn.
Artikel 2:14 BW bepaalt dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon, dat in strijd is met de wet of de statuten, nietig is, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit. Bij de vereniging van appartementseigenaars wordt de akte van splitsing voor de toepassing van artikel 2:14 BW gelijkgesteld met de statuten (artikel 5:129 lid 1 BW). Het splitsingsreglement maakt op grond van artikel 5:111 sub d BW deel uit van de akte van splitsing.
Derhalve leidt zowel een besluit dat strijdig is met de wet of statuten als een besluit dat strijdig is met het splitsingsreglement tot nietigheid van het besluit. Het een en ander tenzij uit de wet anders voortvloeit. Een voorbeeld van dit laatste is artikel 2:15 lid 1 BW. Strijd met wettelijke voorschriften die het tot stand komen van besluiten regelen, leidt niet tot nietigheid maar tot vernietigbaarheid. Hetzelfde geldt voor een besluit dat is genomen in strijd met de redelijkheid en billijkheid die wordt geëist in artikel 2:8 BW.
4.2.
Bij de beoordeling is in deze zaak slechts aan de orde de vraag of de bestreden besluiten al dan niet nietig zijn. Er is geen ruimte (meer) voor de beoordeling van de vraag of de besluiten vernietigbaar zijn. Artikel 5:130 lid 2 BW bepaalt immers dat een verzoek tot vernietiging van een besluit moet worden gedaan binnen één maand na de dag waarop de verzoeker van het besluit kennis heeft genomen. Niet in geschil is dat [gedaagde x] tijdens de vergadering van 17 februari 2014 aanwezig was en dus kennis heeft kunnen nemen van het besluit. Waar het gaat om het besluit een procedure tegen [gedaagde x] te voeren, is niet gebleken dat [gedaagde x] binnen de bedoelde termijn een verzoek tot vernietiging heeft gedaan.
Procesmachtiging Huesmolen III
4.3.
Volgens [gedaagde x] beschikt Huesmolen III niet over een rechtsgeldige machtiging van de vergadering om de onderhavige procedure te voeren. Huesmolen III betwist dit, stellende dat de bedoelde machtiging (in ieder geval) tijdens de vergadering van 21 april 2016 aan haar is verleend. [gedaagde x] heeft daarop gereageerd door aan te voeren dat dit besluit nietig/vernietigbaar is omdat het besluit is genomen nadat Vonlex en [gedaagde x] kenbaar hadden gemaakt vanwege strijd met statuten en reglement niet meer deel te nemen aan gezamenlijke vergaderingen met de andere VvE’s en het bestuur wist of behoorde te weten dat [gedaagde x] niet zou instemmen met het (alsnog) instellen van een gerechtelijke procedure tegen [gedaagde x] of Vonlex. Bovendien is in de gestelde machtiging aan het bestuur niet duidelijk omschreven voor welke procedure de machtiging specifiek geldt. Daarnaast schrijft artikel 41 lid 4 van het reglement voor dat het bestuur voor elke individuele gerechtelijke procedure toestemming behoeft en dus niet vooraf een machtiging kan vragen als de onderhavige.
4.4.
Het betoog van [gedaagde x] faalt. [gedaagde x] heeft geen verzoek ingediend om het besluit van 21 april 2016 te vernietigen. Voor zover [gedaagde x] bezwaar maakt tegen de wijze waarop het besluit betreffende de procesmachtiging tot stand is gekomen, leiden de bezwaren van [gedaagde x] op grond van artikel 2:15 lid 1 sub a BW hooguit tot vernietigbaarheid daarvan. Met het doen van een verzoek daartoe is [gedaagde x] nu te laat. Waar het gaat om de inhoud van het besluit, overweegt de rechtbank dat uit de notulen van de vergadering van 21 april 2016 voldoende duidelijk blijkt dat het bestuur van Huesmolen III door de leden gemachtigd is incassomaatregelen te treffen tegen leden die in gebreke zijn om aan hun financiële verplichtingen ten opzichte van de vereniging te voldoen en, daarnaast, gemachtigd is gerechtelijke procedures ter incasso te starten. Dat besluit is voldoende duidelijk en voldoet aan de daaraan krachtens artikel 41 lid 4 van het reglement te stellen eisen voor het starten van de onderhavige gerechtelijke procedure. Hetgeen [gedaagde x] daar verder tegen heeft aangevoerd, maakt dat niet anders.
Het besluit van 17 februari 2014
4.5.
In de kern gaat het in deze zaak om het besluit van de VvE van 17 februari 2014. Het grootste deel van de vordering van Huesmolen III ziet op de bijdrageplicht van [gedaagde x] betreffende de het project rond de demping van de gracht. [gedaagde x] heeft een aantal bezwaren tegen dit besluit. Verkort en zakelijk weergegeven, heeft [gedaagde x] de volgende bezwaren aangevoerd:
Artikel 48 van het Splitsingsreglement verplicht de VvE’s Huesmolen I, Huesmolen II, Huesmolen III en Vershoorn tot oprichting van een separate VvE waar besluiten kunnen worden genomen die alle appartementseigenaren/gebruikers van het winkelcentrum aangaan. De gezamenlijke vergadering van 17 februari 2014 is desondanks opgeroepen door de afzonderlijke VvE’s;
Het besluit had moeten worden genomen op basis van artikel 38 lid 5 van het reglement in plaats van artikel 38 lid 8;
De voorzitter van de vergadering van 17 februari 2014 was [meneer x], terwijl deze persoon enkel bestuurslid/voorzitter van Huesmolen III was en niet bevoegd was de vergadering te leiden;
In de oproep voor de vergadering werd verwezen naar een financiële recapitulatie welke niet was bijgevoegd. In de agenda stond onder punt 4 een presentatie over het dempen van de gracht aangekondigd en van de appartementseigenaren werd kennelijk verwacht dat zij staande de vergadering zouden instemmen met het verlenen van een opdracht. Dit terwijl de redelijkheid en billijkheid gebiedt dat daarvoor op zijn minst enige weken bedenktijd wordt ingelast opdat duidelijk is wat het de appartementseigenaren gaat kosten;
Tijdens de vergadering van 17 februari 2014 is geconstateerd dat voor iedere VvE het quorum aanwezig was en dat daarom besluiten konden worden genomen, terwijl dat in ieder geval voor Vershoorn niet het geval was. Door deze onjuiste voorstelling van zaken, wordt de instemming van [gedaagde x] met het besluit vernietigd wegens bedrog en dwaling. Er is daarom geen sprake meer van de benodigde twee-derde meerderheid voor het besluit;
De extra bijdrage is doorbelast aan de eigenaren op basis van een verdeelsleutel die voor in ieder geval Huesmolen III in strijd is met de wet, de statuten en/of het reglement;
Onduidelijk is wat er ter vergadering precies besloten is. Na de oproep die op 28 januari 2014 naar de leden is gestuurd, is circa negen dagen voor de vergadering ten behoeve van die vergadering een extra agendapunt toegevoegd dat betrekking had op de bijdrage per pand dat na goedkeuring verschuldigd is. Daarin is voor Huesmolen III een bedrag van € 60.720,- vastgesteld, te verdelen over de appartementseigenaren en voor Vershoorn € 39.540,-. Voor [gedaagde x] is een bedrag van € 25.502,40 genoemd. Dat bedrag was inclusief BTW. [gedaagde x] is echter gedagvaard voor een veel hoger bedrag, welk bedrag ook onlogisch is;
Tijdens de vergadering van 17 februari 2014 is in strijd met artikel 38 lid 7 van het Reglement niet tevens de extra voorschotbijdrage bepaald die door het bestuur te dier zake van de eigenaars gevorderd kan worden en evenmin is besloten dat de uitvoering van zodanige besluiten eerst kan geschieden wanneer de voor de uitvoering benodigde gelden in de kas van de VvE gereserveerd zijn;
In strijd met artikel 38 lid 8 is verzuimd de eigenaren te attenderen op het feit dat de werkzaamheden die aan de extra werkzaamheden ten grondslag liggen niet als een uitvloeisel van onderhoud zijn te beschouwen waardoor de eigenaren die van de betreffende maatregel geen voordeel trekken (waaronder [gedaagde x]) niet verplicht zijn in de kosten hiervan bij te dragen.
4.6.
De rechtbank zal de bezwaren van [gedaagde x] puntsgewijs bespreken.
4.7.
Het bezwaar van [gedaagde x] genoemd onder a. is ongegrond. Dat Huesmolen III heeft gehandeld in strijd met artikel 48 van het Reglement, leidt niet tot nietigheid van het besluit. Dat deze bepaling meebrengt dat er moet worden gekomen tot een nieuw op te richten vereniging van eigenaars, blijkt niet uit de tekst van het artikel. Het artikel bepaalt slechts dat Huesmolen III lid zal worden van een overkoepelende nog op te richten vereniging, maar het geeft geen termijn waarbinnen dat moet gebeuren. Bovendien blijkt uit hetgeen [gedaagde x] heeft aangevoerd niet waarom het niet-naleven van deze bepaling zou moeten leiden tot nietigheid van het genomen besluit.
4.8.
Het bezwaar van [gedaagde x] genoemd onder b., kan niet leiden tot de conclusie dat het besluit nietig is. Immers, zowel artikel 38 lid 5 als artikel 38 lid 8 bepaalt dat de daarin genoemde besluiten met (eenzelfde) gekwalificeerde meerderheid genomen moeten worden.
4.9.
De bezwaren van [gedaagde x] genoemd onder c. en d., leiden evenmin tot nietigheid van het besluit van [gedaagde x]. Vaststaat dat tijdens de vergadering van 17 februari 2014 het quorum voor Huesmolen III aanwezig was en de vergadering besluiten kon nemen. Ook besluiten waarvoor ingevolge artikel 38 van het reglement een gekwalificeerde meerderheid vereist is. De bezwaren die [gedaagde x] maakt tegen de wijze waarop het besluit tot stand is gekomen leiden niet tot nietigheid van het besluit. Het gaat immers in alle gevallen om bezwaren van [gedaagde x] tegen de wijze waarop het besluit tot stand is gekomen. Zo die bezwaren al terecht zijn, kunnen zij slechts leiden tot vernietiging van het besluit en daarvoor is op dit moment geen ruimte meer.
4.10.
Ten onrechte roept [gedaagde x] de vernietigbaarheid van zijn stem in omdat deze zou zijn uitgebracht onder invloed van bedrog of dwaling (het bezwaar van [gedaagde x] genoemd onder e.). Artikel 2:13 lid 1 BW bepaalt dat een stem niet vernietigbaar is.
4.11.
Dan het bezwaar van [gedaagde x] zoals weergegeven onder f. Naar het oordeel van de rechtbank is het besluit om een bijdrage vast te stellen voor, kortweg, het dempen van de gracht op zich een besluit dat betrekking heeft op kosten die voor rekening komen van de gezamenlijke eigenaars. Door het dempen van de gracht wordt het winkelcentrum voor het publiek meer aantrekkelijk gemaakt. Voor zover [gedaagde x] dit anders vindt, is dat onterecht.
4.12.
Wel terecht heeft [gedaagde x] aangevoerd dat bij de berekening van de bijdrage die aan hem in rekening is gebracht, is afgeweken van hetgeen het reglement voorschrijft. Uitgaande van een besluit waarbij Huesmolen III zich heeft verplicht tot een bijdrage van, zoals Huesmolen III stelt, € 110.286,-, dienden de leden van Huesmolen III daarin overeenkomstig de in artikel 2 lid 1 van het reglement gegeven verhouding bij te dragen. Voor [gedaagde x] zou dat neerkomen op 42 procent daarvan, € 46.320,12 exclusief BTW. Gebleken is dat Huesmolen III een ander bedrag aan [gedaagde x] heeft gefactureerd, namelijk € 39.500,34 exclusief BTW (€ 47. 801,07 inclusief BTW).
4.13.
Volgens Huesmolen III is dit bedrag gebaseerd op de oppervlakte van de winkelruimte van [gedaagde x], waarbij een korting van 50 procent op de “verdiepingsmeters” is toegepast. Nog daargelaten dat uit hetgeen Huesmolen III aanvoert niet blijkt dat de vergadering heeft beslist aan [gedaagde x] een bijdrage op basis van vloeroppervlak in rekening te brengen, valt evenmin in te zien hoe het bedrag van € 39.500,34 zich verhoudt tot de bijdrage die [gedaagde x] zou moeten voldoen op basis van het reglement. Kennelijk stelt Huesmolen III zich op het standpunt dat in de vergadering van 17 februari 2014 tot deze wijze van verdeling is besloten. Daarvoor is echter geen enkele aanwijzing. Dit te meer omdat uit de stukken die Huesmolen III bij haar laatste akte heeft gevoegd (productie 30) blijkt dat voorafgaand aan de vergadering van 17 februari 2014 een financiële recapitulatie aan de leden is verschaft met daarin een verdeling van de kosten over de eigenaars die erop neer zou komen dat [gedaagde x] binnen Huesmolen III 42 procent van de kosten zou moeten dragen. Nu het besluit tot verdeling van de gemeenschappelijke kosten over de eigenaars afwijkt van die zoals voorgeschreven in het reglement, is dit besluit nietig.
4.14.
Huesmolen III wijst er nog op dat [gedaagde x] met deze verdeling heeft ingestemd en dat [gedaagde x] er financieel slechter van wordt indien de verdeelsleutel zoals opgenomen in de splitsingsakte wordt gehanteerd. De rechtbank overweegt hierover dat, wat ook zij van het betoog van Huesmolen III, dit niet wegneemt dat het besluit tot goedkeuring van de bijdragen van de leden van Huesmolen III nietig is. De in het genomen besluit besloten liggende gedachte van de VvE, dat een kostenverdeling op basis van vierkante meters redelijk en billijk is, is niet onbegrijpelijk, maar doet (ook) niet af aan de nietigheid van het besluit wegens strijd met de splitsingsakte.
4.15.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kunnen de bezwaren van [gedaagde x] zoals weergegeven onder g., h. en i. verder onbesproken blijven.
4.16.
Het voorgaande leidt ertoe dat er thans geen grondslag is voor het betalen van een vergoeding door [gedaagde x] in verband met het dempen van de gracht. Ook niet indien wordt uitgegaan van de subsidiaire vordering van Huesmolen III, waarbij zij vordert een bijdrage van [gedaagde x] overeenkomstig de verdeelsleutel in de splitsingsakte. Die subsidiaire vordering wordt afgewezen omdat de beslissing om de bijdrage aan te passen aan de bepalingen van het reglement is voorbehouden aan de vergadering van de VvE, waarin de appartementseigenaren daarover gezamenlijk kunnen beslissen. Niet gebleken is dat de vergadering een dergelijk besluit heeft genomen. Dat blijkt ook niet uit de stelling van Huesmolen III dat voorafgaand aan de vergadering van 17 februari 2014 een financiële recapitulatie is overgelegd (productie 30) met daarbij een kostenverdeling per eigenaar die wel in overeenstemming is met het reglement. Huesmolen III heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe die recapitulatie zich verhoudt tot haar primaire stelling dat in de vergadering van 17 februari 2014 is besloten tot een lagere bijdrage door [gedaagde x]. Deze onduidelijkheid komt voor rekening en risico van Huesmolen III.
4.17.
Nu er geen grond is voor toewijzing van hetgeen Huesmolen III aan [gedaagde x] heeft gefactureerd in verband met het project rond de demping van de gracht, dient de door Huesmolen III gevorderde hoofdsom te worden afgewezen. Er is ook geen grond om [gedaagde x] reeds nu te veroordelen tot betaling van kwartaalbijdragen vanaf het eerste kwartaal 2017. Nu er geen sprake is van verzuim aan de zijde van [gedaagde x], worden de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten eveneens afgewezen.
4.18.
Huesmolen III zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde x] worden begroot op:
- griffierecht € 885,00
- salaris advocaat
2.235,00(2,5 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.120,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Huesmolen III in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde x] tot op heden begroot op € 3.120, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Huesmolen III in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Huesmolen niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2017. [1]

Voetnoten

1.type: JG