Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procesverloop
2.Het standpunt van verzoeker
4.Het standpunt van de rechter
5.De beoordeling
uiterlijkop 23 november 2016 zou worden gedaan.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 17 februari 2017 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker, dat was ingediend tegen de rechter in een eerder behandelde hoofdzaak. Het wrakingsverzoek was ingediend op 22 november 2016, na een zitting waarin de rechter had aangegeven dat zij niet direct uitspraak zou doen, maar later op 23 november 2016. Verzoeker stelde dat de rechter een opmerking had gemaakt die zijn onafhankelijkheid in twijfel trok, en meende dat hij zijn verzoek tijdig had ingediend. De rechter in de hoofdzaak had echter op 22 november 2016 om 16.31 uur de uitspraak al telefonisch doorgegeven aan de advocaat van verzoeker, wat betekende dat de behandeling van de zaak was geëindigd. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk was, omdat het was ingediend na de einduitspraak. De rechtbank benadrukte dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om een rechter te wraken nadat deze in de hoofdzaak heeft beslist. De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit drie rechters, en in het openbaar uitgesproken.