ECLI:NL:RBNHO:2017:2910

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
10 april 2017
Zaaknummer
C/15/252357 HA RK 16-231
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de kantonrechter in een civiele procedure

Op 29 november 2016 hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter bij de Rechtbank Noord-Holland. Dit verzoek volgde op een zitting die op 24 november 2016 had plaatsgevonden, waarin de kantonrechter een mondelinge uitspraak deed in een procedure betreffende het ontslag en de benoeming van een bewindvoerder. Verzoekers voerden aan dat de kantonrechter partijdig was en niet objectief naar hun bezwaren had geluisterd. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet-ontvankelijk was in haar verzoek, omdat zij geen partij was in de hoofdzaak. Daarnaast werd vastgesteld dat verzoeker zijn wrakingsverzoek te laat had ingediend, aangezien dit pas na de einduitspraak was gedaan. De rechtbank concludeerde dat niet aan de formele vereisten voor een wraking was voldaan, waardoor het verzoek niet verder in behandeling werd genomen. De beslissing om verzoekers niet-ontvankelijk te verklaren werd op 8 maart 2017 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer/rep.nummer: C/15/252357 HA RK 16-231
Beslissing van 8 maart 2017
Op 29 november 2016 is ter griffie van de rechtbank ontvangen een verzoek tot wraking van:
[verzoekers] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
procederende in persoon.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland,
hierna te noemen: de kantonrechter

1.Procesverloop

1.1
Op 26 augustus 2016 is ter griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, (Bewindsbureau) ontvangen een verzoek van [verzoeker] tot ontslag en benoeming van de bewindvoerder van [A] (zaaknr./repnr. 5331280 BM VERZ 16-2138). De bewindvoerder heeft verweer tegen het verzoek gevoerd.
1.2
Op 24 november 2016 is het verzoek ter terechtzitting behandeld. Bij deze behandeling zijn de bewindvoerder en [verzoeker] en [verzoekster] verschenen en door de kantonrechter gehoord. Aan het einde van de terechtzitting heeft de kantonrechter mondeling uitspraak gedaan. Vervolgens heeft de kantonrechter de zitting gesloten en mede gedeeld dat de beschikking over twee weken aan [verzoeker] en de bewindvoerder wordt gestuurd.
1.3
Op 28 november 2016 hebben [verzoeker] en [verzoekster] een verzoek tot wraking van de kantonrechter aan de rechtbank gestuurd.
1.4
De kantonrechterrechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.5
De beschikking in het verzoek tot ontslag en benoeming van de bewindvoerder van [A] (zaaknr./repnr. 5331280 BM VERZ 16-2138) - hierna te noemen: de hoofdzaak – is tot op heden niet verstuurd.

2.Het standpunt van verzoekers

2.1
Verzoekers hebben ter onderbouwing van het verzoek – samengevat –
het volgende aangevoerd. Zij vinden dat de kantonrechter zowel bij aanvang van de zitting als gedurende de zitting zeer partijdig was. Bij de aanvang wilde de kantonrechter volgens verzoekers het verzoek eigenlijk niet behandelen, omdat zij vond dat de bewindvoerder prima functioneerde. Tijdens de zitting gaf de kantonrechter volgens verzoekers aan dat zij het werk van de bewindvoerder zeer waardeerde. Bij wat de verzoekers ook aan bezwaren inbrachten werd het functioneren van de bewindvoerder door de kantonrechter niet in twijfel getrokken.

3.De beoordeling

3.1
Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2
In de hoofdzaak is [verzoekster] weliswaar verschenen, maar zij was geen partij. Het verzoek in de hoofdzaak is immers alleen door [verzoeker] ingediend. Nu
[verzoekster] geen partij is, dient zij niet-ontvankelijk in haar verzoek te worden verklaard.
3.3
Een verzoek tot wraking kan in beginsel in elke stand van de procedure worden gedaan, derhalve ook na afloop van de behandeling. Dit omdat het zeer goed denkbaar is dat eerst na afloop van de behandeling feiten en omstandigheden blijken waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.4
Ingevolge artikel 37, eerste lid, Rv wordt het verzoek gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Laatstgenoemd artikellid borgt daarmee dat het ernstige gebrek dat aan de behandeling van een zaak kleeft wanneer de onpartijdigheid van een rechter in twijfel wordt getrokken, direct kenbaar wordt gemaakt.
3.5
Uit het verzoekschrift blijkt dat de grond voor het wrakingsverzoek is gebaseerd op het handelen van de kantonrechter bij de aanvang van en tijdens de behandeling ter terechtzitting. Dit betekent dat het verzoek tot wraking direct ter terechtzitting had kunnen worden ingediend, toen gaf de kantonrechter volgens verzoekers immers al blijk van bevooroordeeldheid.
3.6
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat een verzoek tot wraking moet zijn ingediend vóórdat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd. Nu de kantonrechter in de hoofdzaak aan het einde van de behandeling ter zitting mondeling einduitspraak heeft gedaan, dient ook [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek te worden verklaard. Hij heeft zijn verzoek tot wraking te laat gedaan.
3.7
Nu verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek zullen worden verklaard, omdat niet aan de formele vereisten voor een wraking is voldaan, behoeft niet tot een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek te worden overgegaan.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1
verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking.
4.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekers, de kantonrechter en wederpartij in de hoofdzaak, zijnde de bewindvoerder, een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team kanton, locatie Haarlem.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J. van Andel, voorzitter, mr. J.J. Dijk en
mr. C.A. van Dijk, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. W.G. van Gastelen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2017.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.