Op 29 november 2016 hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter bij de Rechtbank Noord-Holland. Dit verzoek volgde op een zitting die op 24 november 2016 had plaatsgevonden, waarin de kantonrechter een mondelinge uitspraak deed in een procedure betreffende het ontslag en de benoeming van een bewindvoerder. Verzoekers voerden aan dat de kantonrechter partijdig was en niet objectief naar hun bezwaren had geluisterd. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet-ontvankelijk was in haar verzoek, omdat zij geen partij was in de hoofdzaak. Daarnaast werd vastgesteld dat verzoeker zijn wrakingsverzoek te laat had ingediend, aangezien dit pas na de einduitspraak was gedaan. De rechtbank concludeerde dat niet aan de formele vereisten voor een wraking was voldaan, waardoor het verzoek niet verder in behandeling werd genomen. De beslissing om verzoekers niet-ontvankelijk te verklaren werd op 8 maart 2017 openbaar uitgesproken.