ECLI:NL:RBNHO:2017:3008

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
15/800603-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal in vereniging en opzetheling bewezenverklaard

Op 11 april 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen en poging tot inbraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 december 2015 in Purmerend samen met anderen heeft geprobeerd in te breken in een woning. De politie werd gealarmeerd en betrapte de verdachte en zijn medeverdachten op heterdaad. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de diefstal van muziekinstrumenten uit een woning op 3 december 2015 en dat hij deze goederen later heeft aangeboden bij een tweedehandswinkel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot diefstal, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het medeplegen van opzetheling en de diefstal van goederen uit de woning van een benadeelde partij. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan de uitvoering is opgeschort, en een taakstraf van 160 uur. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800603-15 (P)
Uitspraakdatum: 11 april 2017
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 maart 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Hagemeier en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
(parketnummer: 15.800603-15)
hij op of omstreeks 25 december 2015 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een woning (gelegen aan de [inbraakadres 1] , aldaar) weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, met zijn mededader(s), althans alleen naar die woning is gegaan en/of een of meerdere schroevendraaier(s), althans (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) tussen een deurkozijn en/of een deur heeft gestoken en/of met die/dat schroevendraaier(s)/voorwerp(en) een of meerdere wrikkende beweging(en) heeft
gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair
(parketnummer: 15.800056-16)
hij op of omstreeks 03 december 2015 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan [inbraakadres 2] ) heeft weggenomen een hoeveelheid muziekapparatuur/elektronicagoederen (te weten onder andere microfoons en/of een stagepiano en/of synthesizers en/of koptelefoons) en/of horloges en/of een Xbox en/of een hoeveelheid geld in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2 subsidiair:
(parketnummer: 15.800056-16)
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 03 december 2015 tot en met 5 december 2015 te Zaandam en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) één of meer muziekinstrumenten met toebehoren (te weten (onder andere) keyboards en/of microfoons) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3:
(parketnummer: 15.800056-16)
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2015 tot en met 27 december 2015 te Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan [inbraakadres 3] ) heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden (te weten kettingen) en/of een navigatiesysteem (van het merk Mio) en/of een bankafschriftenboekje (op naam van [benadeelde 3] ) en/of een (antiek) zakhorloge en/of een portemonnee (met inhoud) en/of een muntjesklikker
(bevattende 20 euro) en/of een schaats, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Feit 1:
Wettig en overtuigend bewijs
Feit 2 primair:
Vrijspraak: Verdachte beantwoordt niet aan één van de door de getuige gegeven signalementen en er zijn evenmin sporen van verdachte in de woning aangetroffen.
Feit 2 subsidiair:
Vrijspraak: Op grond van hetgeen is te zien op de camerabeelden kan niet worden gesproken van medeplegen. Verdachte was aanwezig maar heeft niet de feitelijke beschikkingsmacht gehad over de goederen. Medeverdachte [medeverdachte 3] beschikte over de goederen; hij heeft op een latere datum elders ook nog goederen ingeleverd. Tussen [medeverdachte 3] en verdachte bestaat geen link en dus is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Evenmin staat vast dat verdachte wist dat gestolen goederen werden aangeboden.
Feit 3:
Vrijspraak: De link van deze inbraak naar verdachte wordt gelegd door een in de woning gestolen tas die later bij verdachte is aangetroffen. Een tas kan aangereikt worden en levert geen bewijs op voor aanwezigheid van verdachte in de woning. Hetgeen verdachte in/of nabij de woning linkt zijn alleen conclusies over schoensporen, terwijl over de schoensporen van verdachte eigenlijk niets wordt gezegd. Dit is onvoldoende om bewezen te verklaren dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een woninginbraak.
3.3.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 3 december 2015 is in Purmerend ingebroken in een woning aan de [inbraakadres 2] te Purmerend, waarbij een groot aantal goederen is weggenomen, waaronder een grote hoeveelheid muziekinstrumenten met toebehoren. Op 5 december 2015 hebben vier mannen, waaronder verdachte, een aantal muziekinstrumenten die later van de inbraak afkomstig bleken te zijn, aangeboden bij filialen van Used Products.
Vooropgesteld moet worden dat aan het enkele voorhanden hebben van gestolen goederen niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat verdachte die goederen ook heeft gestolen. Gelet op het tijdsverloop tussen de woninginbraak en het aanbieden van de gestolen goederen en het ontbreken van ondersteunend bewijsmateriaal, naast het enkele feit dat verdachte en zijn medeverdachten deze goederen voorhanden hebben gehad, acht de rechtbank het bewijsmateriaal onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het onder 2 primair tenlastegelegde te kunnen komen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Feit 1:
De politie ontving op 25 december 2015, omstreeks 20.35 uur, een melding van een mogelijk in gang zijnde inbraak aan de [inbraakadres 1] in Purmerend. Ter plaatse hoorden de verbalisanten geluiden achter de schutting. Zij zagen drie personen bij de achterdeur van de woning staan. Een man, naar later bleek verdachte, stond gehurkt op een afvalbak tussen de schutting en de achterdeur. Een medeverdachte, [medeverdachte 1] , stond recht voor de achterdeur. De derde man, [medeverdachte 2] , stond daar weer achter. Verdachte en [medeverdachte 1] probeerden door het wrikken met een voorwerp tussen de deur en het kozijn de deur open te breken. Er was een krakend geluid hoorbaar. Toen de politie zich bekend maakte, probeerden verdachte en zijn medeverdachten te vluchten, maar werden kort daarop aangehouden. [2] Verbalisant [naam verbalisant] heeft gezien dat twee personen, naar later bleek verdachte en [medeverdachte 1] , de achterdeur probeerden open te breken met schroevendraaiers. Later zag [naam verbalisant] een grote schroevendraaier vastgeklemd tussen de achterdeur en het deurkozijn. De achterdeur had op meerdere plaatsen beschadigingen in de vorm van moeten. [3] In de tuin zijn nog twee schroevendraaiers aangetroffen. [4] De bewoner, [benadeelde 1] , heeft op 25 december 2015 aangifte van poging tot inbraak gedaan. [5]
Verdachte heeft op de terechtzitting bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan een poging tot inbraak op 25 december 2015 aan de [inbraakadres 1] te Purmerend. [6]
Feit 2 subsidiair:
[benadeelde 2] heeft aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning van een grote hoeveelheid goederen, waaronder een groot aantal muziekinstrumenten met toebehoren, welke diefstal heeft plaats gevonden op 3 december 2015. [7] Uit de bij de aangifte gevoegde goederenbijlage blijkt dat onder meer een synthesizer Dave Smith, een piano Nord Stage 2 en een keyboard Roland A Pro zijn gestolen. [8]
Op 5 december 2015 is geprobeerd bij twee vestigingen van Used Products in Zaandam en Amsterdam diverse muziekinstrumenten en apparatuur te verkopen. De werknemers van Used Products vertrouwden het niet en weigerden de goederen. De mannen die de goederen aanboden hadden geen verstand van de muziekinstrumenten en vroegen een erg lage vraagprijs voor de waardevolle muziekinstrumenten. Bij beide filialen van Used Products zijn camerabeelden veiliggesteld. [9]
De camerabeelden zijn vervolgens uitgekeken en beschreven. Vier mannen kwamen binnen bij het filiaal van Used Products in Zaandam. Zij droegen een zilveren koffertje, een witte keyboard en een zwarte keyboard bij zich. Nadat de goederen werden geweigerd hebben ze de winkel met de goederen verlaten. Later die dag zijn de mannen bij een filiaal van Used Products in Amsterdam geweest. De verbalisant heeft vastgesteld dat het om dezelfde vier mannen ging. Wederom is het zilveren koffertje aangeboden, met toebehoren zoals microfoons. [10] Ook hier hebben de mannen de winkel weer verlaten met medeneming van de geweigerde goederen. Zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 7 december 2015 heeft aangever [benadeelde 2] de instrumenten op de beelden van Zaandam en Amsterdam herkend als zijnde bij hem gestolen goederen. [11]
De beelden zijn verspreid onder de politie en verdachte is als één van de mannen herkend. Alle verbalisanten die verdachte hebben herkend zijn ambtshalve goed bekend met verdachte. [12] Verder zijn via de beelden de andere mannen geïdentificeerd als [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] . [13]
Vervolgens zijn gegevens opgevraagd uit het Digitale Opkopers Register om te achterhalen of er misschien bij andere filialen van Used Products van de inbraak afkomstige goederen waren aangeboden. Uit de opgevraagde gegevens bleek dat [medeverdachte 3] , geboren op
[geboortedatum] te [geboorteplaats] , op 22 december 2015, 27 december 2015 en op 28 december 2015 drie muziekinstrumenten bij het filiaal van Used Products in Amsterdam-Noord had ingeleverd. Het ging om een Roland A-500 Pro Midi Keyboard Controller, een Dave Smith Instruments-Prophet 08 en een Clavia Nord Stage 2 piano. [14]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van opzetheling. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat verdachte en zijn medeverdachten kort na de inbraak een hoeveelheid muziekinstrumenten en toebehoren hebben aangeboden bij een tweetal filialen van Used Products. Beide keren is de inname van de muziekinstrumenten door de medewerkers van Used Products geweigerd omdat ze het niet vertrouwden. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft later drie, uit [inbraakadres 2] te Purmerend weggenomen, muziekinstrumenten ingeleverd bij Used Products te Amsterdam-Noord. Verdachte en zijn medeverdachten hebben geen dan wel geen concrete verklaring willen afleggen over de herkomst van de goederen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte en zijn medeverdachten ervan op de hoogte waren dat deze goederen van diefstal afkomstig waren.
Gelet op het gezamenlijk optreden van de mannen, die met elkaar naar de filialen van Used Products in verschillende plaatsen gingen, de goederen met elkaar naar binnen brachten, met elkaar voor de balie stonden en de filialen weer gezamenlijk verlieten, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van bewuste en nauwe samenwerking en derhalve van medeplegen.
Feit 3:
Op 27 december 2015 heeft de zoon van [benadeelde 3] namens haar aangifte van inbraak gedaan in de woning aan de [inbraakadres 3] te Purmerend. Zij heeft op 24 december om 11 uur in de ochtend haar woning verlaten. Bij terugkomst op 27 december 2015 bleek er in de woning te zijn ingebroken. [15] Uit de woning is een groot aantal goederen weggenomen. [16] Er is onder meer een handgemaakte boodschappentas van katoen, bruin/wit van kleur, weggenomen. [17]
In de woning heeft sporenonderzoek plaatsgevonden waaruit bleek dat van buitenaf het raam van de bijkeuken met een schroevendraaier was open gewrikt. Op de trap naar de eerste verdieping werden drie verschillende schoenafdrukken gevonden en veiliggesteld. [18]
Op 27 december 2015 is tussen de struiken achter een verenigingsgebouw aan de [adres] , nabij de [inbraakadres 1] , in Purmerend een koffer met goederen gevonden. Daarin bevonden zich onder meer bankafschriften met daarop het adres [inbraakadres 3] te Purmerend. [19] Aangeefster [benadeelde 3] heeft verklaard dat alle in de koffer aangetroffen goederen haar toebehoren. [20]
Verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn op grond van verdenking van feit 1 (poging woninginbraak [inbraakadres 1] ) op 25 december 2015 aangehouden. Bij de insluitingsfouillering van verdachte is onder hem een bruin/wit geblokte katoenen tas aangetroffen. [21] Aangeefster [benadeelde 3] heeft die tas herkend als de tas die bij de woninginbraak uit haar woning is weggenomen. [benadeelde 3] heeft benadrukt dat het een unieke tas betreft die is gemaakt door een familielid. [22]
Tevens zijn op 25 december 2015 de schoenen van verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] inbeslaggenomen. Uit het sporenonderzoek is gebleken dat de schoensporen van de onder verdachte en zijn medeverdachten in beslaggenomen schoenen, gezien het profiel, overeenkwamen met de combinatie van profielen van schoensporen zoals aangetroffen in de [inbraakadres 3] . Bij de schoensporen van zijn medeverdachten correspondeerde ook het slijtagebeeld met het op de aangetroffen schoensporen in de [inbraakadres 3] aanwezige slijtagebeeld. Geconcludeerd is dat gezien de combinatie van sporen, overeenkomend met de combinatie van de schoenen, alsmede de overeenkomsten in het slijtagebeeld van de schoenen van de medeverdachten, het zeer aannemelijk is dat de sporen zijn veroorzaakt met de schoenen van verdachte en zijn medeverdachten. [23]
Bewijsoverweging
De rechtbank gaat op grond van bovenstaande bewijsmiddelen uit van het volgende scenario. Verdachte en zijn medeverdachten hebben eerst bij de woning aan de [inbraakadres 3] ingebroken, vervolgens de buit verstopt in de struiken in een plantsoen nabij de [inbraakadres 1] en hebben vervolgens geprobeerd in te breken bij de woning aan de [inbraakadres 1] , waar zij op heterdaad zijn betrapt en waarna de weggenomen tas in de fouillering van verdachte werd aangetroffen.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank, in samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder
3 tenlastegelegde.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1: (parketnummer: 15.800603-15)
hij op 25 december 2015 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een woning, gelegen aan de [inbraakadres 1] aldaar, weg te nemen geld en /of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , met zijn mededaders, naar die woning is gegaan en meerdere schroevendraaiers, tussen een deurkozijn en een deur heeft gestoken en met die schroevendraaiers wrikkende bewegingen heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair: (parketnummer: 15.800056-16)
hij in de periode van 3 december 2015 tot en met 5 december 2015 te Zaandam en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, muziekinstrumenten met toebehoren, te weten onder andere keyboards en microfoons, voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wisten dat het
door misdrijf verkregen goederen betrof;
3: (parketnummer; 15.800056-16)
hij in de periode van 24 december 2015 tot en met 25 december 2015 te Purmerend tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [inbraakadres 3] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden (te weten
kettingen) en een navigatiesysteem (van het merk Mio) en een bankafschriftenboekje (op naam van [benadeelde 3] ) en een antiek zakhorloge en een portemonnee met inhoud en een muntjesklikker (bevattende 20 euro) en een schaats, toebehorende aan [benadeelde 3] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft
door middel van braak en inklimming.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2 subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
1:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
2 subsidiair:
Medeplegen van opzetheling.
3:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van strafrecht (Sr) en het tijdsverloop, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest in combinatie met een forse taakstraf.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een woninginbraak en een poging daartoe. In het algemeen geldt voor woninginbraken dat daarmee een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers wordt gemaakt, die zich daardoor veelal een lange tijd niet meer veilig voelen in hun eigen huis. Dergelijke strafbare feiten dragen ook bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van gestolen goederen. Door zijn handelen draagt verdachte bij aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 16 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte al eerder onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het in een eerdere zaak over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 26 juli 2016 van mevrouw [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
De rechtbank heeft tevens gelet op het onherroepelijke vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 29 november 2016. Verdachte is in deze zaak veroordeeld voor een feit gepleegd ná de thans bewezenverklaarde feiten. Artikel 63 Sr dient daarom te worden toegepast. Dit betekent dat de rechtbank rekening dient te houden met de eerder opgelegde straf en het uitgebreid pakket aan bijzondere voorwaarden (waaronder reclasseringstoezicht) dat in dat vonnis is opgelegd. Ten slotte heeft de rechtbank acht geslagen op het tijdsverloop tussen de pleegdata van het bewezen verklaarde en de afdoening van de zaken op zitting.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat daarnaast een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 805,08 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit schade aan de deur en de deurpost, welke schade deels door de verzekering is vergoed. Het resterende schadebedrag wordt gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel voor toewijzing in aanmerking komt met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet duidelijk is wat het resultaat is geweest van het door de benadeelde partij in de vordering aangehaalde overleg met de verzekeringsmaatschappij. De benadeelde partij is op de hoogte gesteld van de zittingsdatum en had de vordering kunnen toelichten.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit en voldoende is onderbouwd.
De vordering zal derhalve worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal hetgeen meer of anders is gevorderd, afwijzen.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 57, 63, 311 en 416 Sr, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tevens tot het verrichten van
160 (honderdzestig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 80 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 805,08, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, aan Andree, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 805,08 (achthonderdvijf euro en acht cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
16 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte in de zaak met parketnummer 1515/800603-15.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. G.A.M. van Dijk en mr. J.O.Y. Elagab, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2017.
Mr. J.O.Y Elagab is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal met nummer PL1100-2015306882-7 van 27 december 2015 inhoudende de bevindingen van verbalisanten [naam verbalisant] en [naam verbalisant] , p. 49-50.
3.Proces-verbaal met nummer PL1100-2015306882-24 van 27 december 2015 inhoudende de bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] , p. 46-47.
4.Proces-verbaal met nummer PL1100-2015306882-43 van 27 december 2015 inhoudende de bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] , p. 92-93.
5.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2015306882-1 van 25 december 2015 inhoudende de verklaring van [benadeelde 1] , p. 40.
6.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 28 maart 2017.
7.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2015288820-1 van 3 december 2015, inhoudende een verklaring van [benadeelde 2] , p. 87-88.
8.Bijlage goederen bij proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2015288820-1 van 3 december 2015, p. 92 en 95.
9.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2015288820-17 van 8 januari 2016, p. 107.
10.Proces-verbaal met nummer PL1100-2015288820-18 van 17 januari 2016, inhoudende de bevindingen van [naam verbalisant] , p. 108-110 met fotobijlage.
11.Proces-verbaal met nummer PL1100-2015288820-8 van 7 december 2015, inhoudende de bevindingen van [naam verbalisant] , p. 106.
12.Proces-verbaal met nummer PL1100-2015288820-9 van 10 december 2015, p. 144, en proces-verbaal met nummer PL1100-2015288820-11 van 11 december 2015, p. 145-146 en proces-verbaal met nummer PL1100-201552888201-12 van 12 december 2015, p. 147.
13.Idem noot 12 en proces-verbaal met nummer PL1100-2015288820-13, p. 150-151.
14.Proces-verbaal met nummer PL1100-2015288820-58 van 10 februari 2016 inhoudende de bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] , p. 190
15.Proces-verbaal met nummer PL1100-2015307906-1 van 27 december 2015, inhoudende de aangifte van [benadeelde 3] , p. 227-228.
16.Proces-verbaal met nummer PL1100-2015307906-4 van 29 december 2015, inhoudende de aanvullende verklaring van [benadeelde 3] , p. 232.
17.Proces-verbaal met nummer PL1100-2015307906-9 van 14 januari 2016, inhoudende de aanvullende verklaring van [benadeelde 3] , p. 234.
18.Proces-verbaal met nummer PL1100-2015307906-3 van 5 januari 2016, inhoudende de bevindingen van [naam verbalisant] , p. 262-264.
19.Proces-verbaal met nummer PL1100-015308038-2 van 27 december 2015, inhoudende de bevindingen van [naam verbalisant] en [naam verbalisant] , p. 239.
20.Proces-verbaal met nummer PL1100-2015307906-7 van 12 januari 2016, inhoudende de bevindingen van [naam verbalisant] , p. 259.
21.Proces-verbaal met nummer PL1100-20155306882-20 van 26 december 2015, inhoudende de bevindingen van [naam verbalisant] en [naam verbalisant] , p. 63-65.
22.Proces-verbaal met nummer PL1100-2015307906-7 van 12 januari 2016, inhoudende de bevindingen van [naam verbalisant] , p. 259.
23.Proces-verbaal met nummer PL1100-2015306882-55 van 11 januari 2016, inhoudende de bevindingen van [naam verbalisant] en [naam verbalisant] , p. 275-277.