ECLI:NL:RBNHO:2017:3313

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
C/15/251723 / FA RK 16-7049
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en partnerbijdrage in internationale context met toepassing van Nederlands en Russisch recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 april 2017 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw, feitelijk verblijvende in Rusland, en een man, woonachtig in Nederland. De vrouw had verzocht om de scheiding van tafel en bed, subsidiair om de echtscheiding uit te spreken, en om een partnerbijdrage van € 2.000,00 per maand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat de man op het moment van indiening van het verzoekschrift in Nederland verbleef. De rechtbank heeft het primaire verzoek tot scheiding van tafel en bed ingetrokken en heeft de echtscheiding uitgesproken, omdat het huwelijk duurzaam ontwricht was.

Wat betreft het verzoek van de vrouw om het voortgezet gebruik van de echtelijke woning, heeft de rechtbank geoordeeld dat de vrouw niet-ontvankelijk is, omdat zij feitelijk in Rusland verblijft en niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 1:165 BW. De man heeft verweer gevoerd tegen de partnerbijdrage, stellende dat de vrouw geen behoefte heeft en dat hij de draagkracht mist. De rechtbank heeft opgemerkt dat, hoewel de vrouw in Rusland verblijft, partijen er beiden vanuit zijn gegaan dat Nederlands recht van toepassing is op de onderhoudsbijdrage. De rechtbank heeft de vrouw in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de toepasselijkheid van Russisch recht op het verzoek tot partnerbijdrage, waarna de man hierop kan reageren. De beslissing over de partnerbijdrage is aangehouden tot een latere datum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/15/251723 / FA RK 16-7049
Beschikking d.d. 26 april 2017 betreffende de scheiding van tafel en bed / echtscheiding
in de zaak van:
[de vrouw] ,
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Nederland, feitelijk verblijvende in Rusland,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Oparyk, gevestigd te 's-Hertogenbosch,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. E.M. Diesfeldt, gevestigd te Alkmaar,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 9 november 2016;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de man, ingekomen op 13 december 2016;
- het aanvullende verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de man, ingekomen op 29 december 2016;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek tevens houdende aanvullend verzoek van de vrouw, ingekomen op 10 januari 2017;
- de correspondentie waaronder:
 de brieven van de advocaat van de vrouw, ingekomen op 28 december 2016 onder meer houdende de rechtsgrond voor het verzoek tot scheiding van tafel en bed, op 21 maart 2017 met bijlagen, en op 28 maart 2017 met bijlagen;
 de brieven, met bijlagen, van de advocaat van de man, ingekomen op 17 maart 2017 en op 24 maart 2017.
1.2.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 30 maart 2017.
Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw bijgestaan door mr. M. Oparyk en de man bijgestaan door mr. E.M. Diesfeldt. Voorts is verschenen [tolk] die ten behoeve van de vrouw is opgetreden als tolk in de Russische taal.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] te [plaats] . De vrouw is burger van Rusland. De man heeft de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Scheiding
2.2.1.
De vrouw heeft, na aanvulling, primair verzocht de scheiding van tafel en bed en subsidiair de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft van zijn kant verzocht de echtscheiding uit te spreken wegens duurzame ontwrichting van het huwelijk.
2.2.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van de man zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot scheiding van tafel en bed en het verzoek tot echtscheiding.
2.2.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot scheiding van tafel en bed en het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
2.2.4.
De rechtbank overweegt als volgt. De vrouw heeft ter zitting het primaire verzoek tot scheiding van tafel en bed ingetrokken. Daarmee behoeft dit onderdeel geen verdere bespreking. Het verzoek van beide partijen om de echtscheiding uit te spreken zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.3.
Woning
2.3.1.
De vrouw heeft het voortgezet gebruik van de woning verzocht voor de duur van zes maanden.
De man heeft daartegen verweer gevoerd onder aanvoering van het volgende. De woning is zijn eigendom. Partijen zijn gehuwd op huwelijkse voorwaarden, houdende koude uitsluiting. De vrouw heeft niets ingebracht. De vrouw heeft slechts drie maanden in de woning verbleven en is vrijwillig teruggekeerd naar Rusland. Omdat partijen slechts een jaar zijn gehuwd, heeft de vrouw geen recht om in Nederland te blijven en is een uitzettingsprocedure gestart. De man heeft uit een eerdere relatie een zoon [zoon] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] , die minimaal drie dagen per week bij hem verblijft.
2.3.2.
De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4, lid 3, aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ter zake van het voortgezet gebruik van deze woning.
2.3.3.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
2.3.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 165 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de rechter op verzoek van een echtgenoot bij de echtscheidingsbeschikking of bij latere uitspraak kan bepalen dat, als die echtgenoot ten tijde van de inschrijving van de beschikking een woning bewoont die aan de andere echtgenoot uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt, hij jegens de andere echtgenoot bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij de woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden na de inschrijving van de beschikking tegen een redelijke vergoeding voort te zetten.
2.3.5.
Gelet op de omstandigheid dat deze rechtbank in de beschikking van 13 oktober 2016 betreffende voorlopige voorzieningen heeft beslist dat de man gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en de vrouw op 18 oktober 2016 is uitgeschreven uit de basisregistratie personen en sindsdien feitelijk in Rusland verblijft, wordt naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan het bepaalde in artikel 1:165 BW. De rechtbank zal de vrouw niet-ontvankelijk verklaren.
2.4.
Onderhoudsbijdrage
2.4.1.
De vrouw heeft verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud (hierna ook: partnerbijdrage) vast te stellen van € 2.000,00 per maand.
De man heeft daartegen verweer gevoerd. De man stelt dat de vrouw geen behoefte heeft en dat hij de draagkracht mist om een partnerbijdrage te betalen.
2.4.2.
De Nederlandse rechter is op grond van artikel 3 sub a van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) bevoegd om van het alimentatieverzoek kennis te nemen.
2.4.3.
Nu de onderhoudsgerechtigde gewone verblijfplaats heeft in Rusland is op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 het recht van dat land van toepassing op het verzoek tot vaststelling van een partnerbijdrage.
2.4.4.
Partijen zijn er beiden vanuit gegaan dat op de verzochte onderhoudsbijdrage Nederlands recht van toepassing is. Voor zover de rechtbank Russisch recht toepasselijk acht op het verzoek, heeft de vrouw ter zitting verzocht zich daar nog over te mogen uitlaten.
De rechtbank zal de vrouw daarom in de gelegenheid stellen zich hierover uit te laten en wat dit betekent voor haar verzoek, waarna de man hier nog op mag reageren. De rechtbank merkt hier nog over op dat (zie ook: losbladige Bergmann/Ferid/Henrich, Internationales Ehe- und Kindschaftsrecht) in Rusland de Staat primair, en de gewezen echtgenoot pas in tweede instantie verantwoordelijk is voor het levensonderhoud van een behoeftige ex-partner en dat de aanspraak op partneralimentatie zeer beperkt is.
2.4.5.
De rechtbank zal beslissen als na te melden.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] op [huwelijksdatum] ;
3.2.
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in het verzoek dat zij bevoegd is tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning;
3.3.
houdt de zaak met betrekking tot de partnerbijdrage
PRO FORMAaan tot
24 mei 2017, in afwachting van uitlating door de vrouw
uiterlijk op 10 mei 2017en vervolgens een reactie daarop van de man, een en ander zoals hierboven onder 2.4.4. is weergegeven.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier A.M. Bergen op 26 april 2017.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden..