Vaststaat dat de politie op 2 februari 2015 en 1 oktober 2016 heeft geconstateerd dat in de woning van mevrouw [x] prostitutie werd bedreven, hetgeen in strijd is met art. art. 7 lid 11 van de algemene huurvoorwaarden. Ook staat vast dat aan mevrouw [x] in 2015 een duidelijke waarschuwing is gegeven in verband met de overtreding van februari 2015.
Echter, gelet op de door mevrouw [x] aangevoerde omstandigheden ontkomt de kantonrechter niet aan een belangenafweging, waarbij aan de orde is de vraag, of mevrouw [x] nog een laatste kans moet krijgen om in de huurwoning te mogen blijven of dat zij die kans in 2015 reeds heeft gehad.
De kantonrechter gaat er zonder meer vanuit dat de verhuurder, in samenwerking met de gemeente Hoorn, een belangrijke taak heeft bij het bewoonbaar houden van de (senioren)woningen in de omgeving van het [Adres] , temeer daar het hier om een kwetsbare wijk gaat die al vaker negatief in het nieuws is geweest, zoals Intermaris ter zitting heeft toegelicht. Voorts is van belang dat Intermaris een aanschrijving van de gemeente heeft ontvangen met oplegging van een boete, die zal worden geïncasseerd bij de eerstvolgende vergelijkbare overtreding in de woning van mevrouw [x] .
Echter, de belangen van mevrouw [x] zijn ook groot. Zij is een vrouw van bijna 60 jaar oud met serieuze (geestelijke) beperkingen, zoals uit het rapport van de UWV blijkt, dat zich bij de stukken bevindt. Het verlies van haar woning zal voor haar dramatische gevolgen hebben en vermoedelijk ook voor haar werk; zij heeft op dit moment een vaste baan.
Vaststaat dat de zoon van mevrouw [x] een grote rol heeft gespeeld in het gebeuren en het feitelijk mogelijk heeft gemaakt dat klanten en een prostituee elkaar konden ontmoeten in de woning van mevrouw [x] . Of zijzelf van de activiteiten van haar zoon heeft geweten of hier financieel voordeel van heeft gehad, valt in het kader van dit kort geding moeilijk te beoordelen. Volgens Intermaris is dat wel het geval, maar dit wordt gemotiveerd betwist. In ieder geval is voldoende aannemelijk geworden dat mevrouw [x] sterk beïnvloedbaar is en haar zoon, die over een sleutel van de woning beschikt, niet heeft durven aanspreken op zijn gedrag.
Of de prostitutieactiviteiten in de woning stelselmatig hebben plaatsgevonden, is niet duidelijk geworden. Twee keer heeft de politie de woning bezocht, in februari 2015 en oktober 2016, en beide keren bleek dat sprake was van prostitutie. Het is aannemelijk dat dit vaker gebeurd zal zijn. Aan de andere kant zijn er geen klachten van buren of omwonenden geweest over ondervonden overlast van prostituees en/of klanten in of nabij de woning van mevrouw [x] . Ten slotte acht de kantonrechter van belang, dat de bewindvoerder er niet van op de hoogte is geweest en/of gesteld dat na februari 2015 wederom sprake was van prostitutie in de woning van mevrouw [x] .