ECLI:NL:RBNHO:2017:348

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
18 januari 2017
Zaaknummer
5346065 \ CV EXPL 16-7188 (H.K.)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • P.G. Vroom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huursom voor grondbewerkingsapparatuur met geschil over gebruiksduur en facturering

In deze civiele zaak heeft de besloten vennootschap Colle Sittard Verhuur B.V. een vordering ingesteld tegen de vennootschap onder firma A.B.A. Loon- en Grondverzet V.O.F. en haar vennoten. De eiseres vordert betaling van een bedrag van € 17.752,97, dat voortvloeit uit onbetaalde facturen voor de huur van grondbewerkingsapparatuur. De gedaagden hebben de vordering betwist en stellen dat er onduidelijkheden zijn over de huurtermijnen en de facturering. De kantonrechter heeft op 8 februari 2017 uitspraak gedaan, waarbij de vordering van eiseres grotendeels is toegewezen. De rechter heeft vastgesteld dat de feitelijke gebruiksduur van de apparatuur, zoals geregistreerd met een Track and Trace Systeem, bepalend is voor de vordering. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden onvoldoende verweer hebben gevoerd tegen de hoogte van de vordering en dat de eiseres recht heeft op betaling van de hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten. De totale vordering is vastgesteld op € 16.943,58, met verdere rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 5346065 \ CV EXPL 16-7188 (H.K.)
Uitspraakdatum: 8 februari 2017
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap Colle Sittard Verhuur B.V.
gevestigd te Sittard
eiseres
gemachtigde: Flanderijn & van Eck, gerechtsdeurwaarders
tegen

1.de vennootschap onder firma A.B.A. Loon- en Grondverzet V.O.F.gevestigd te Enkhuizen en haar vennoten:

2. de heer
[gedaagde sub 2], woonplaats hebbende te [woonplaats]
3. de heer
[gedaagde sub 3], woonplaats hebbende te [Woonplaats]
gedaagden
in persoon procederend.

1.Het procesverloop

1.1.
Eiseres heeft bij dagvaarding van 24 augustus 2016 een vordering tegen gedaagden ingesteld. Gedaagden hebben schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 11 januari 2017 heeft een zitting plaatsgevonden, waarbij eiseres is verschenen bij [X] (accountmanager) en [Y] (creditcontroller) bijgestaan door [naam] (van Flanderijn & van Eck), en gedaagden sub 2 en 3 in persoon zijn verschenen.
1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft eiseres op 5 januari 2017 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
In de periode van augustus tot en met november 2015 heeft eiseres in opdracht en voor rekening van gedaagden diverse werkzaamheden en/of diensten verricht, met bijlevering van de benodigde onderdelen en/of materialen.
2.2.
Door eiseres zijn een tiental facturen aan gedaagden gezonden, met de nummers: 15233819, 15234876,15234878, 15236512, 15238293, 15238308, 15240072,15241623, 15243115 en 15243585, voor een totaalbedrag van € 16.587,59. Dit bedrag is niet betaald door gedaagden.

3.De vordering

3.1.
Eiseres vordert dat de kantonrechter gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 17.752,97, vermeerderd met rente ad 2% per jaar over de hoofdsom ad € 16.587,59 vanaf de dag der dagvaarding tot de voldoening.
3.2. Eiseres legt aan de vordering – kort weergegeven – het volgende ten grondslag.
Eiseres heeft in opdracht en voor rekening van gedaagden diverse werkzaamheden en/of diensten verricht. Gedaagden hebben 10 facturen onbetaald gelaten, ofwel € 16.587,59. Dit bedrag wordt in rechte gevorderd. Naast de hoofdsom vordert eiseres € 224,50 aan rente en € 940,88 aan buitengerechtelijke kosten. De totale vordering bedraagt € 17.752,97.

4.Het verweer

Gedaagden betwisten de vordering. Zij voeren – samengevat – het volgende aan.
Gedaagden hebben brieven aan de gemachtigde van eiseres gestuurd waar niet op is gereageerd. De bezwaren van gedaagden betreffen de volgende punten.
a) De eerste kraan was een kraan om stelconplaten te leggen. Dat was geen succes. De kraan is twee keer stuk gegaan en heeft daarom twee keer 1 dag niet gedraaid.
b) De rupskraan zou een demokraan zijn, omdat gedaagde een dergelijke kraan wilden kopen.
c) De shovel is 1 dag gehuurd, maar er zijn 2 dagen berekend.
d) De tweede mobiele kraan kwam leeg aan, dus er mag geen diesel worden berekend. Deze kraan heeft voorts 2 weken stilgestaan; dit was vanwege de vraag om een jaarcontract te berekenen.
e) Op 23 november 2015 hebben gedaagden per mail bij eiseres aangegeven dat de rekening niet klopte, maar hier is niets mee gebeurd.

5.De beoordeling

5.1.
Gelet op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, gaat de kantonrechter ervan uit dat de vordering betrekking heeft op het door eiseres aan gedaagden ter beschikking stellen van grondbewerkingsapparatuur c.a., waarbij partijen ten aanzien van de duur van de huurcontracten een zekere flexibiliteit hebben betracht.
5.2.
In dat verband is niet alleen van belang hetgeen partijen vooraf hebben afgesproken ten aanzien van de duur van het gebruik van de apparatuur, doch is ook het daadwerkelijke gebruik van belang. Dat laatste is door eiseres vastgesteld met behulp van een zogenaamd Track and Trace Systeem.
Voor zover tevoren een huurtermijn is afgesproken, zoals veelal het geval is, ligt het op de weg van de gebruiker om door te geven dat de huurtermijn korter of langer zal zijn dan overeengekomen.
Het verwijt van gedaagden dat eiseres na verloop van de overeengekomen termijn heeft nagelaten de apparatuur op te halen, wordt in dat licht verworpen, temeer daar is komen vast te staan dat gedaagden de apparatuur gewoon is blijven doorgebruiken. Het gaat dus om het feitelijk gebruik van de apparatuur, dan wel de beschikbaarheid daarvan.
Dat betekent dat het algemene verweer van gedaagden, dat eiseres de apparatuur niet kwam ophalen, zal worden verworpen en dat de vordering als na te melden zal worden toegewezen.
5.3.
Bij de toewijzing van de vordering dient rekening te worden gehouden met de correcties die ter zitting door eiseres, naar aanleiding van het verweer van gedaagden, zijn aangebracht, waarbij gedaagden geen, althans onvoldoende verweer hebben gevoerd tegen de hoogte van door eiseres berekende correcties, te weten:
  • € 211,75 incl. btw (€ 175,-- excl. btw) met betrekking tot de door gedaagden gehuurde shovel, omdat 1 dag huur teveel in rekening is gebracht;
  • € 544,50 incl. btw (€ 450,-- excl. btw) met betrekking tot de tweede mobiele kraan, omdat de kraan op 10, 11 en 12 november 2015 niet heeft gewerkt.
Op de hoofdsom van € 16.587,59 dient daarom € 756,25 in mindering te worden gebracht, zodat resteert een toe te wijzen bedrag van € 15.831,34.
Die aanpassingen betreffen relatief gezien kleine correcties die geenszins opschorting van de totale huursom kunnen rechtvaardigen, zoals gedaagden hebben gedaan.
5.4.
Naast voormelde hoofdsom worden ook buitengerechtelijke kosten en rente toegewezen, met dien verstande dat naar redelijkheid en billijkheid een correctie hierop zal worden toegepast van 4,56%, zijnde het percentage waarmee eiseres de hoofdsom heeft gecorrigeerd. Toewijsbaar is daarom:
hoofdsom € 15.831,34
rente € 214,26
buitengerechtelijke kosten
€ 897,98
Totaal € 16.943,58, met verdere rente.
5.4.
Met betrekking tot de overige bezwaren van gedaagden is door eiseres niet, althans onvoldoende betwist het volgende aangevoerd.
Voor de eerste gehuurde kraan – om stelconplaten te leggen – hadden vijf weken gedeclareerd mogen worden gelet op de informatie uit het Track and Trace Systeem, zodat zelfs 1,2 weken te weinig is gedeclareerd; overigens is ook een huurstop toegepast ten gunste van gedaagden.
Voor de rupskraan is terecht huur in rekening gebracht, omdat gedaagden deze kraan wekenlang in gebruik hebben gehad en dat is aanmerkelijk langer dan bij het op zicht hebben van een dergelijke kraan de bedoeling is; gedaagden hadden zich dit ook kunnen en moeten beseffen.
De kantonrechter is met eiseres van oordeel, dat deze twee posten daarom geen correctie op de vordering rechtvaardigen.
5.5.
Met betrekking tot het verweer van gedaagden, dat eiseres niet telkens dadelijk heeft gereageerd op brieven van gedaagden, is de kantonrechter van oordeel, dat door eiseres onbetwist is aangevoerd, dat wel degelijk is gereageerd en dat aan gedaagden om nadere informatie is gevraagd, welke niet werd verkregen. Overigens is door eiseres onbetwist gesteld, dat uit de brieven van gedaagden niet (op eenvoudige wijze) kon worden afgeleid op welke facturen de bezwaren betrekking hadden. Deze onduidelijkheid valt ook op te maken uit de conclusie van antwoord, zo heeft de kantonrechter zelf kunnen vaststellen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van gedaagden, omdat zij grotendeels ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt gedaagden, hoofdelijk des dat de één betalende de ander tot dat bedrag zal zijn bevrijd, tot betaling aan eiseres van € 16.943,58, te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 2% per jaar over € 15.831,34 vanaf 24 augustus 2016 tot aan de dag van betaling;
6.2.
veroordeelt gedaagden, hoofdelijk als voormeld, tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van eiseres tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 85,17
griffierecht € 941,00
salaris gemachtigde € 600,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.G. Vroom en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van J.A.J. Kreijger, griffier.
De griffier De kantonrechter