Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 mei 2017 in de zaken tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
Achmea Zorgkantoor N.V. (Zorgkantoor), verweerder
Procesverloop
1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013 aan Persoonsgebonden budget (Pgb) verantwoorde bedrag ter hoogte van € 10.080,- afgekeurd.
€ 10.080,- afgekeurd (15/5602).
€ 14.880,- aan verantwoord Pgb alsnog goedgekeurd is. De terugvordering is verlaagd en bedraagt thans nog € 8.197,85.
Als bijlagen heeft verweerder (nieuwe) beschikkingen overgelegd te weten:
- een besluit van 10 februari 2016 ten aanzien van de verantwoording van het Pgb over de eerste helft van 2013, waarbij € 3.180,- is afgekeurd;
- een besluit van 10 februari 2016 ten aanzien van de verantwoording van het Pgb over de tweede helft van 2013, waarbij € 2.640,- is afgekeurd;
- een besluit van 10 februari 2016 waarbij het Pgb van eiser over het 2013 is vastgesteld op
€ 15.231,42 en de terugvordering op € 8.197,58.
[naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
€ 14.880,- kan goedgekeurd worden over het jaar 2013. Een bedrag ter hoogte van € 5.820,- dient te worden afgekeurd. Het Pgb wordt vastgesteld op € 15.231,42 en het terug te vorderen bedrag bedraagt thans € 8.197,58. Verweerder ziet geen aanleiding om van de verlaging en/of de terugvordering af te zien. Niet gebleken is dat sprake is van omstandigheden die redelijkerwijs in de weg hebben gestaan aan het nakomen van de verplichtingen door eiser. Het belang van de handhaving dient te prevaleren boven het belang van de budgethouder omdat niet is aangetoond dat het volledig toegekende Pgb over het jaar 2013 aan AWBZ-zorg is besteed. De terugvordering betreft het jaar 2013. De reeds in het verleden goedgekeurde zorgkosten blijven goedgekeurd. Eiser kan bovendien een betalingsregeling treffen.
Er zullen voor de jaren 2014 en verder als gevolg van onderhavige beslissing eveneens lagere vaststellingen met daarbij horende terugvorderingen gaan plaatsvinden. Het Pgb zal in de toekomst ook lager toegekend gaan worden met als gevolg dat de noodzakelijke zorg niet meer geleverd zal kunnen worden. Dit zal ernstige gevolgen hebben voor het welzijn en de gezondheid van eiser. Ter zitting heeft eiser een door hem opgesteld overzicht van zijn inkomsten en vaste lasten overgelegd per 1 januari 2017. Hieruit volgt dat hij maandelijks een tekort heeft van € 33,96. Wanneer de terugvordering en daarmee de invordering van
€ 75,- per maand zou worden gehandhaafd komt hij in ernstige financiële problemen.
€ 8.197,58 aan voorschotten betaald. Daaruit volgt dat verweerder op grond van
artikel 4:57, van de Awb de onverschuldigd betaalde voorschotten kan terugvorderen. Het door eiser ter zitting overgelegde inkomsten- en uitgaven overzicht leidt de rechtbank niet tot het standpunt dat verweerder niet redelijkerwijs tot terugvordering heeft kunnen overgaan. Nog daargelaten dat dit overzicht, zoals verzorgster ter zitting heeft toegelicht, een schatting betreft, speelt de draagkracht van eiser bij de invordering een rol en niet bij de terugvordering. Het besluit tot invordering ligt in deze procedure niet ter beoordeling voor. Zoals ter zitting door verweerder is toegezegd, zal het door eiser overgelegde overzicht aan de afdeling invordering worden toegezonden.
Beslissing
- verklaart de beroepen voor zover gericht tegen het bestreden besluit I, het primaire besluit II, III en IV niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen voor zover gericht tegen het bestreden besluit II ongegrond;
- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffiegeld ter hoogte van € 90,- aan hem vergoedt.