ECLI:NL:RBNHO:2017:407

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 januari 2017
Publicatiedatum
19 januari 2017
Zaaknummer
C/15/232700 / HA ZA 15-661
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van aansluitkosten door netbeheerder aan aannemer in het kader van een nieuwbouwproject

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, vorderde Liander N.V. betaling van aansluitkosten van € 160.332,71 van HUIB BAKKER BOUW B.V. (HBB). De vordering was gebaseerd op een overeenkomst van opdracht die volgens Liander tot stand was gekomen door de verstuurde opdrachtbevestigingen aan HBB. HBB betwistte de vordering en stelde dat er geen overeenkomst was gesloten, dat de Algemene Voorwaarden niet van toepassing waren, en dat er sprake was van dwaling. De rechtbank oordeelde dat er wel degelijk een overeenkomst tot stand was gekomen, en dat HBB verantwoordelijk was voor de betaling van de facturen, ondanks dat Hillgate als opdrachtgever was genoemd in de aanvraag. De rechtbank verwierp de verweren van HBB en oordeelde dat de vordering van Liander opeisbaar was. Uiteindelijk werd HBB veroordeeld tot betaling van € 115.139,09, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/232700 / HA ZA 15-661
Vonnis van 25 januari 2017
in de zaak van
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. F.J. van Velsen te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUIB BAKKER BOUW B.V.,
gevestigd te Heemstede,
gedaagde,
advocaat mr. J.P. Koets te Haarlem.
Partijen zullen hierna Liander en HBB genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 november 2015
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek
  • het proces-verbaal van de op 15 november 2016 gehouden pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Liander beheert de netwerken en is netbeheerder in de zin van de Electriciteitswet 1998. Ten behoeve van aanvragen voor nieuwe aansluitingen heeft zij, samen met andere netbeheerders, de website “aansluitingen.nl” opgezet.
2.2.
HBB maakt onderdeel uit van de HBB Groep en houdt zich onder mee bezig met het ontwikkelen en realiseren van bouwprojecten.
2.3.
Hillgate Saffier B.V. (hierna: Hillgate) houdt zich bezig met projectontwikkeling.
2.4.
In het kader van een te realiseren nieuwbouwproject voor 159 woningen en 2400 m2 kantoorruimte, genaamd De Haarlemse School (hierna: het project) is op 13/17 juli 2010 tussen Hillgate en de Combinatie Infra Noord-Holland (hierna: CINH), bestaande uit de reguliere nuts-en telecombedrijven in Noord-Holland, een overeenkomst Voor Aanleg Nutsvoorzieningen Nieuwbouw (hierna: VANN-overeenkomst) gesloten. Dit is een standaard overeenkomst van CINH die met name ziet op de (organisatorische en technische aspecten van de) uitvoering van de werkzaamheden en strekt ertoe te bevorderen dat DaRis Infra B.V., de combi-aannemer die de infrastructuur gaat aanleggen (met name de hoofdleidingen), haar werkzaamheden kan verrichten.
2.5.
HBB heeft als aannemer met Hillgate als opdrachtgever een aannemingsovereenkomst gesloten ter realisatie van het project. Artikel 2.5 van deze overeenkomst luidt als volgt:
“De aansluitkosten nutsvoorzieningen (elektra, water, gas en circa vier aansluitingen op de gemeentelijke riolering) zijn niet in de aanneemsom begrepen en zijn voor rekening van Opdrachtgever. Aannemer zorgt voor de coördinatie en aansturing hiervan. Indien terzake betalingen dienen te worden gedaan zal Aannemer Opdrachtgever informeren.”
2.6.
HBB heeft in het kader van het project op 2 december 2010 bij Liander via de website “aansluitingen.nl” een aanvraag (met Aanvraagcode nhl10.15441) gedaan om aansluitingen te verzorgen in de Prins Bernhardlaan te Haarlem, de Nico Andriessenstraat te Haarlem, de Wim Sonneveldstraat te Haarlem en de Berlagelaan te Haarlem. Op het aanvraagformulier is als aanvrager vermeld “Huib Bakker Bouw”, met als contactpersoon [A.] (hierna: [A.]), die op dat moment binnen HBB de functie van “werkvoorbereider” had. Als factuuradres heeft HBB het adres van Hillgate vermeld.
Het werk is in het voorjaar van 2011 door Liander uitgevoerd.
2.7.
Op 14 januari 2011 is door Hillgate met betrekking tot het project een zogenaamd Planformulier Aanleg Aansluitingen voor akkoord ondertekend. Dit formulier is door HBB aan (een zustervennootschap van) DaRis Infra B.V. geretourneerd. Het formulier strekt ertoe de gewenste periode van daadwerkelijke uitvoering van de aansluitingen op te geven. Op het desbetreffende formulier is ingevuld dat Hillgate opdrachtgever is. Tevens is vermeld de Aanvraagcode nhl10.15441.
2.8.
Liander heeft in verband met de aanvraag van HBB op 31 maart 2011, 6 april 2011, 7 april 2011 en 12 april 2011 opdrachtbevestigingen verzonden aan HBB ter attentie van [A.]. In deze opdrachtbevestigingen staat onder meer het volgende vermeld:
“Wij hebben van u de opdracht ontvangen met betrekking tot uw aanvraag van een nieuwe aansluiting of een wijziging van een bestaande aansluiting bij Liander.(…)
Als factuuradres is door u opgegeven:
Hillgate Saffier B.V.
Rijksstraatweg 354
2242 AC WASSENAAR
Als aanvrager blijft u verantwoordelijk voor de betaling van deze factuur.(…)
Deze opdrachtbevestiging leidt tot het vaststellen van de overeenkomst van het wijzigen van een kleinverbruik aansluiting met Liander N.V.
Informatie over de algemene voorwaarden die van toepassing zijn vindt u op onze website www.liander.nl. Deze informatie kunnen we u, op aanvraag, ook toesturen.(…)”
2.9.
HBB heeft niet gereageerd op voormelde opdrachtbevestigingen.
2.10.
De Algemene Voorwaarden voor het uitvoeren van werkzaamheden en diensten door Liander N.V. (hierna: de Algemene Voorwaarden) luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
“Artikel 1
Definities(…)
Kleinverbruiker
een Opdrachtgever zoals bedoeld in artikel 95 a van de Elektriciteitswet(…)
Artikel 3(…)
3.4.
Behoudens artikel 3.5. komt de Overeenkomst tot stand op het moment dat door of namens Liander de door Opdrachtgever voor akkoord ondertekende Offerte schriftelijk wordt aanvaard.
Mondelinge toezeggingen of afspraken door of met haar personeel verbinden Liander niet dan nadat en in zoverre zij dit schriftelijk heeft bevestigd.
3.5.
Voor Kleinverbruikers komt de Overeenkomst voor een Standaardaansluiting tot stand op het moment dat door of namens Liander een Verzoek om een aansluiting wordt bevestigd na of bij het verstrekken van een Kostenopgave.(…)
Artikel 7(…)
7.6.
Liander brengt de (termijnen van de) totale som, dan wel de schriftelijk anders overeengekomen verschuldigde bedragen, door middel van een factuur aan Opdrachtgever in rekening. Op facturen wordt uitsluitend bevrijdend betaald aan Liander dan wel een namens Liander voor de facturering ingeschakelde derde. Betaling dient te geschieden binnen veertien (14) dagen na factuurdatum. Als moment van betaling geldt het moment dat de betaling door of namens Liander is ontvangen.
7.7.
Indien Opdrachtgever niet binnen de betalingstermijn op de aangegeven wijze de betreffende factuur heeft betaald, is hij zonder nadere ingebrekestelling in verzuim. Opdrachtgever is vanaf het moment dat hij in verzuim is, tot aan de dag van volledige betaling de Nederlandse wettelijke rente, en indien van toepassing de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW, verschuldigd.
7.8.
Alle buitengerechtelijke kosten van invordering van de door Opdrachtgever aan Liander verschuldigde bedragen, advocaatkosten daaronder begrepen, zijn voor rekening van Opdrachtgever. De in dit lid bedoelde kosten worden geacht ten minste 15% van het openstaande bedrag te bedragen met een minimum van EUR 250,--, doch zijn daartoe niet beperkt indien de werkelijke kosten meer bedragen, zonder dat daarvoor bewijs behoeft te worden geleverd door Liander. Voornoemde kosten zijn verschuldigd vanaf het moment waarop Liander Opdrachtgever schriftelijk sommeert haar verplichtingen na te komen.(…)”
2.11.
Liander heeft in het kader van haar werkzaamheden aan Hillgate facturen verzonden voor een totaalbedrag van € 140.139,09 (incl. btw). Een en ander kan als volgt schematisch worden weergegeven:
2.12.
Na een aantal betalingsherinneringen heeft Hillgate op 20 maart 2012 een betaling gedaan van € 25.000,-.
2.13.
Hillgate is op 4 december 2012 failliet verklaard.
2.14.
Bij brief van 5 december 2013 heeft de gemachtigde van Liander HBB terzake voormelde facturen aansprakelijk gesteld en gesommeerd tot betaling van € 138.994,82.

3.Het geschil

3.1.
Liander vordert samengevat - veroordeling van HBB tot betaling van € 160.332,71, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
HBB voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Liander legt aan haar vordering ten grondslag dat met de door Liander aan HBB als aanvrager verstuurde opdrachtbevestigingen tussen haar en HBB een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen terzake aansluitwerkzaamheden voor Hillgate. Nu Hillgate nalaat de in dit verband verstuurde facturen (volledig) te voldoen rust de verplichting tot betaling op HBB op grond van de in deze opdrachtbevestigingen bedongen hoofdelijkheid (ex artikel 6:7 BW), aldus Liander.
4.2.
HBB betwist de vordering van Liander en voert (samengevat) het volgende verweer aan:
a. a) er is geen overeenkomst met Liander tot stand gekomen, niet schriftelijk en ook niet mondeling. Over de toegezonden opdrachtbevestigingen tussen partijen is geen wilsovereenstemming bereikt. HBB heeft zich voor dit project nooit willen verbinden ter zake van enige verplichting richting Liander, niet pro sé, maar ook niet hoofdelijk. De desbetreffende aanvraag aansluitingen heeft HBB gedaan in het kader van de aannemingsovereenkomst die zij had met Hillgate. Daarnaast was [A.] niet bevoegd een overeenkomst met Liander tot stand te laten komen. Liander komt ook geen beroep toe op de bepalingen in de Algemene Voorwaarden waar Liander naar verwijst ;
b) voor zover er een overeenkomst van opdracht zou bestaan is deze overeenkomst gesloten tussen Liander en Hillgate;
c) voor zover er een overeenkomst van opdracht tussen partijen tot stand zou zijn gekomen dient deze wegens dwaling te worden vernietigd;
d) als zou komen vast te staan dat er een overeenkomst van opdracht tussen partijen tot stand zou zijn gekomen én deze overeenkomst niet wegens dwaling is vernietigd, betwist HBB de opeisbaarheid en de hoogte van het totaalbedrag van € 160.332,71 (inclusief btw);
e) de nevenvorderingen - ten aanzien van de dwangsom, rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten – dienen afgewezen te worden.
Overeenkomst van opdracht tot stand gekomen?
4.3.
Een overeenkomst van opdracht komt tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan. Het antwoord op de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen is afhankelijk van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten afleiden. Aanbod en aanvaarding hoeven niet uitdrukkelijk plaats te vinden; zij kunnen in elke vorm geschieden en kunnen besloten liggen in een of meer gedragingen (zie onder meer HR 21 december 2001, NJ 2002/60). De stelplicht en bewijslast terzake rust op de voet van artikel 150 Rv op Liander die zich beroept op de rechtsgevolgen daarvan.
4.4.
Liander heeft ten bewijze van haar stelling dat met betrekking tot het verzorgen van de aansluitingen van het project een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen het hiervoor onder r.o 2.6 genoemde aanvraagformulier overgelegd. Op dit formulier is als aanvrager vermeld “Huib Bakker Bouw”, met als contactpersoon [A.]. Als factuuradres heeft HBB Hillgate vermeld. Daarnaast heeft Liander vervolgens de hiervoor onder r.o 2.8 genoemde opdrachtbevestigingen aan HBB overgelegd, waarin staat vermeld “
Als aanvrager blijft u verantwoordelijk voor de betaling van deze factuur”en “
Deze opdrachtbevestiging leidt tot het vaststellen van de overeenkomst van het wijzigen van een kleinverbruik aansluiting met Liander N.V.”en
“Informatie over de algemene voorwaarden die van toepassing zijn vindt u op onze website www.liander.nl. Deze informatie kunnen we u, op aanvraag, ook toesturen.”
Ten slotte heeft Liander aanvragen van aansluitingen door HBB overgelegd in het kader van andere projecten, waaruit volgt dat sprake is van een langdurige zakelijke relatie tussen Liander en HBB en waarbij partijen in verband met diverse projecten op gelijke wijze hebben gecontracteerd (dus met een aanvraag en een daarop volgende opdrachtbevestiging) als in de onderhavige situatie. Naar het oordeel van de rechtbank vloeit uit deze omstandigheden voort dat tussen Liander en HBB als aanvrager/opdrachtgever een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. HBB kon immers gelet op de gang van zaken bij de eerdere projecten verwachten dat met de aanvraag en de daarop volgende opdrachtbevestiging een overeenkomst tot stand zou komen tussen Liander en HBB. Het had op de weg van HBB gelegen om, indien zij geen overeenkomst tot stand wilde laten komen tussen haar en Liander, Hillgate als aanvrager te noemen in het aanvraagformulier of te reageren na ontvangst van de opdrachtbevestiging.
De inhoud van de VANN-overeenkomst en het feit dat HBB geen partij was bij deze overeenkomst doet niet af aan de contractuele relatie tussen Liander en HBB met betrekking tot de aansluitingen. Door HBB is ook niet (voldoende) weersproken dat deze VANN-overeenkomst zich bevindt op het niveau van coördinatie en uitvoering van de aanleg van energievoorziening van het project en niet op het detailniveau van de (juridische aspecten van de) aanvraag van aansluitingen. Hetzelfde heeft te gelden voor het onder r.o 2.7 genoemde Planformulier.
4.5.
Het verweer van HBB dat geen overeenkomst tot stand is gekomen omdat [A.] onbevoegd was de aanvraag te doen treft geen doel. Door HBB is onvoldoende onderbouwd weersproken, in het licht van de door Liander overgelegde aanvragen in het kader van andere projecten, dat het niet ongebruikelijk was dat medewerkers van HBB die geen bestuurder waren en terzake ook geen volmacht hadden toch met Liander contracteerden.
Algemene Voorwaarden van toepassing?
4.6.
HBB beroept zich voorts op het feit dat de Algemene Voorwaarden niet van toepassing zijn. Ook dit verweer faalt. De vraag of partijen de toepasselijkheid van algemene voorwaarden zijn overeengekomen moet worden beantwoord volgens de maatstaven die in het algemeen gelden voor het tot stand komen van een overeenkomst, zoals neergelegd in de artikelen 3:33 en 3:35 BW en komt aan op alle omstandigheden van het geval (vgl. Hoge Raad 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3013).
Zoals hiervoor overwogen deden partijen, die als professioneel kunnen worden gekwalificeerd, reeds geruime tijd zaken met elkaar en contracteerden zij op dezelfde wijze als in het onderhavige geval, waarbij door HBB de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden nooit ter discussie zijn gebracht. HBB heeft op de desbetreffende opdrachtbevestigingen niet gereageerd en dus ook geen bezwaar gemaakt tegen toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden. Onder die omstandigheden heeft Liander redelijkerwijs mogen begrijpen dat de Algemene Voorwaarden ook op onderhavige overeenkomst van toepassing waren.
4.7.
Voorts heeft HBB het verweer gevoerd dat met betrekking tot het project geen sprake is van het wijzigen van een kleinverbruik aansluiting, zodat ingevolge artikel 3.4 van de Algemene Voorwaarden daarvoor een apart contract is vereist. Ook dit verweer faalt, nu door HBB de stelling van Liander dat alle gevraagde aansluitingen kleiner waren dan 3 x 80 Ampère en dat dergelijke aansluitingen ingevolge regelgeving die zijn oorsprong vindt in de Electricteitswet 1998 dienen te worden gekwalificeerd als kleinverbruik, onvoldoende heeft weersproken.
Dwaling?
4.8.
HBB voert het verweer dat, voor zover voor zover er tussen Liander en HBB een overeenkomst van opdracht zou bestaan, deze op grond van dwaling dienen te worden vernietigd. Liander heeft volgens HBB haar mededelingsplicht jegens HBB geschonden door HBB niet voor of bij de aanvraag tot het sluiten van de overeenkomsten van opdracht met Liander te informeren over de hoofdelijke gebondenheid ten aanzien van de betaling van de facturen. Ook dit verweer faalt. Met Liander is de rechtbank van oordeel dat met de zin “
Als aanvrager blijft u verantwoordelijk voor de betaling van deze factuur.”en
“Deze opdrachtbevestiging leidt tot het vaststellen van de overeenkomst van het wijzigen van een kleinverbruik aansluiting met Liander N.V.”essentiële informatie over de gebondenheid van HBB is gegeven. Zoals hiervoor is overwogen had het op de weg van HBB gelegen om te reageren indien zij het met deze gebondenheid niet eens was. Van dwaling aan de zijde van HBB die te wijten zou zijn aan schending van de mededelingsplicht van Liander is daarom geen sprake.
Opeisbare vordering en hoogte (neven)vordering(en)?
4.9.
HBB voert het verweer dat de vordering van Liander niet opeisbaar is, omdat in de
Aanvraag aansluitingen.nlgeen betalingstermijnen staan, HBB geen beroep op haar Algemene Voorwaarden toekomt en, voor zover haar dit beroep wel zou toekomen, HBB nooit facturen met een betalingstermijn heeft ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank faalt ook dit verweer. Zoals hiervoor overwogen zijn de Algemene Voorwaarden van toepassing op de overeenkomst tussen Liander en HBB. Ingevolge de artikelen 7.6 en 7.7 van deze voorwaarden treedt verzuim zonder ingebrekestelling in, indien niet binnen veertien dagen na factuurdatum is betaald, zodat de vordering opeisbaar is.
4.10.
Ten slotte betwist HBB de hoogte van het totaalbedrag van € 160.332,71 bij gebrek aan een duidelijke toelichting hierop en verzoekt zij de dagvaarding nietig te verklaren dan wel Liander niet-ontvankelijk te verklaren in haar niet onderbouwde vordering. De rechtbank verwerpt dit verweer als onvoldoende onderbouwd. De onder r.o 2.11 genoemde facturen betreffen standaardbedragen en zijn door HBB als zodanig niet betwist. Daarnaast is niet betwist dat er door Hillgate slechts eenmaal een bedrag van € 25.000,- is betaald. De onduidelijkheid bestaat volgens HBB met name in de renteberekening met betrekking tot de wettelijke handelsrente. In dat verband overweegt de rechtbank dat de wettelijke handelsrente, nu Liander nooit aan HBB zelf heeft gefactureerd en bij gebreke van een ander aanknopingspunt, zal worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. Dit brengt mee dat HBB zal worden veroordeeld in het totaal gefactureerde bedrag ad € 140.139,09 minus het door Hillgate reeds voldane bedrag van € 25.000,- = € 115.139,09.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.11.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen nu onvoldoende is onderbouwd dat deze werkzaamheden ten opzichte van HBB daadwerkelijk zijn verricht.
4.12.
HBB zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Liander worden begroot op:
- dagvaarding € 82,63
- griffierecht 3.864,00
- salaris advocaat
5.684,00(4,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 9.630,63

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt HBB om aan Liander te betalen een bedrag van € 115.139,09 (honderdvijftienduizendhonderdnegenendertig euro en 9 eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over dit bedrag met ingang van 31 augustus 2015 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt HBB in de proceskosten, aan de zijde van Liander tot op heden begroot op € 9.630,63,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2017. [1]

Voetnoten

1.type: 299