Op 4 oktober 2016 heeft de rechtbank, sectie kanton een verzoekschrift van [A] B.V. ( [A] ) ontvangen. [A] heeft dat verzoekschrift tegelijkertijd ook aan [verzoekster] toegezonden en [verzoekster] heeft dat ontvangen.
Bij brief van 5 oktober 2016 heeft de griffie het verzoekschrift met begeleidende brief aan [verzoekster] gezonden, met het verzoek om voor de mondelinge behandeling van het verzoek verhinderdata op te geven over de maanden november en december 2016. Van [verzoekster] is geen bericht ter griffie ontvangen.
Bij brief van 11 oktober 2016 heeft de griffie aan [A] en aan [verzoekster] bericht dat de mondelinge behandeling van de zaak zal plaatsvinden op 1 december 2016 om 13.30 uur.
Bij faxbericht van 11 november 2016 heeft de gemachtigde van [verzoekster] zich als gemachtigde van haar gesteld en verhinderdata opgegeven over de maanden november en december 2016 en januari 2017.
Op deze fax van de gemachtigde is van de zijde van de rechtbank niet gereageerd.
Op 28 november 2016 heeft de griffier telefonisch contact opgenomen met de gemachtigden van partijen om te vragen of zij akkoord gingen met vervroeging van het aanvangstijdstip van de zitting met een half uur.
Op 29 november 2016 heeft de gemachtigde van [verzoekster] bij faxbericht laten weten dat zijn cliënte niet op de hoogte was van de zitting en dat hijzelf verhinderd was, met het verzoek om verplaatsing van de behandeling, opdat [verzoekster] en hijzelf de behandeling zouden kunnen bijwonen en tijdig een verweerschrift zouden kunnen indienen.
Op 30 november 2016 heeft de griffier de gemachtigde van [A] telefonisch gevraagd of deze instemde met het verzochte uitstel. De gemachtigde van [A] heeft laten weten dat hij van de zijde van [verzoekster] geen verzoek had ontvangen en dat het moeilijk zou zijn om zijn cliënte te bereiken. De griffier heeft hem daarop bericht dat de zitting doorgang zou vinden.
Bij brief van 30 november 2016 heeft de griffier per e-mail en per brief aan de gemachtigde van [verzoekster] laten weten:
Ingevolge artikel 1.4.6 van het procesreglement kan de kantonrechter uitstel verlenen indien een eenstemmig verzoek wordt gedaan, dan wel klemmende redenen worden aangevoerd. Uw brief bevat geen gezamenlijk verzoek. De kantonrechter heeft getracht contact op te nemen met de DAS rechtsbijstand, maar gelet op het late tijdstip van het verzoek was nader overleg met cliënte niet meer mogelijk. Gelet op de door de griffie verzonden brieven van 5 en 11 oktober jl. ziet de kantonrechter geen aanleiding om de door u genoemde redenen aan te merken als klemmende redenen. De zitting zal daarom doorgang vinden.
Bij faxbericht van 1 december 2016 heeft de gemachtigde van [verzoekster] laten weten dat hij het niet eens is met die beslissing en heeft hij nogmaals om aanhouding van de zitting gevraagd. Nadat de griffier hem telefonisch heeft meegedeeld dat het verzochte uitstel niet werd verleend, heeft hij dit wrakingsverzoek ingediend.