ECLI:NL:RBNHO:2017:4557

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
2 juni 2017
Zaaknummer
15/700598-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige door stiefopa met oplegging van gevangenisstraf

Op 23 mei 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn kleindochter, die ten tijde van de feiten tussen de 12 en 14 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen, waaronder seksueel binnendringen, gedurende een periode van ongeveer twee jaar. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de aangeefster als de verdachte in overweging genomen, evenals de bewijsmiddelen die zijn gepresenteerd, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van het slachtoffer.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en voortzetting van behandeling bij een forensische polikliniek. Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoeding van € 4.500,- toegewezen aan de benadeelde partij, de vader van het slachtoffer, wegens immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding billijk geacht, gezien de gevolgen van de bewezen verklaarde feiten voor het slachtoffer.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij openheid van zaken heeft gegeven en professionele hulp heeft gezocht. De rechtbank heeft ook de lange duur van de procedure in aanmerking genomen, die nadelige gevolgen voor de verdachte heeft gehad. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is, maar heeft zij de duur van de straf verlaagd in het voordeel van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700598-15 (P)
Uitspraakdatum: 23 mei 2017
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 mei 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.R. Ploeger, advocaat te Schagen, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 november 2012 tot en met 11 juli 2015 in de gemeente Den Helder, met [slachtoffer] ( [geboortejaar] 2000), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
, immers heeft verdachte
- zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of
gebracht, en/of
- zijn, verdachtes, vinger in de anus van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht, en/of
- met zijn, verdachtes, tong de clitoris van die [slachtoffer] heeft gelikt, terwijl hij, verdachte de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer] open hield en/of
- zijn, verdachtes tong tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht;
2:
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 november 2012 tot en met 11 juli 2015 in de gemeente Den Helder, met [slachtoffer] ( [geboortejaar] 2000), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het betasten van en/of wrijven over de borsten van die [slachtoffer] , en/of
- het betasten van de billen en/of de anus en/of de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] , en/of
- het zoenen van de (naakte) borsten, buik en vagina van die [slachtoffer] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de tenlastegelegde periode op grond van de verklaringen van aangeefster en verdachte dient te worden ingekort.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 11 augustus 2015 inhoudende de verklaring van [vader slachtoffer] (dossierpagina 38-44);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor d.d. 14 augustus 2015 inhoudende de verklaring van [slachtoffer] (dossierpagina 45-54).
3.4.
Overweging ten aanzien van de bewezenverklaarde periode
Zowel aangeefster als verdachte verklaren op 11 augustus 2015 respectievelijk 4 november 2015 dat het plegen van ontuchtige handelingen ongeveer 2 jaar geleden is begonnen. Gaandeweg gingen deze ontuchtige handelingen verder, waarbij mede sprake was seksueel binnendringen. Voorts heeft aangeefster aangegeven dat het niet meer is gebeurd vanaf november 2014. Op grond hiervan komt de rechtbank tot de volgende bewezenverklaarde periode.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1:
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 1 november 2014 in de gemeente Den Helder, met [slachtoffer] ( [geboortejaar] 2000), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte
- zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] gebracht, en
- zijn, verdachtes, vinger in de anus van die [slachtoffer] geduwd, en
- met zijn, verdachtes, tong de clitoris van die [slachtoffer] heeft gelikt, terwijl hij, verdachte de vagina van die [slachtoffer] open hield en
- zijn, verdachtes tong tussen de schaamlippen en in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht;
2:
hij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2013 tot en met 1 november 2014 in de gemeente Den Helder, met [slachtoffer] ( [geboortejaar] 2000), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het betasten van en wrijven over de borsten van die [slachtoffer] , en
- het betasten van de billen en de anus en de vagina en de schaamstreek van die [slachtoffer] , en
- het zoenen van de naakte borsten, buik en vagina van die [slachtoffer] .
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
1:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft
bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
2:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, met oplegging van bijzondere voorwaarden conform het reclasseringsadvies.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte een forse taakstraf op te leggen, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij kan de verplichting tot voortzetting van de behandeling en een meldplicht worden opgelegd.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan ontucht met een minderjarige, tevens bestaande uit het seksueel binnendringen van die minderjarige. Verdachte heeft door zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, destijds 13/14 jaar oud, en haar lichamelijke integriteit aangetast.
Het slachtoffer betrof de kleindochter van zijn toenmalige echtgenote, die verdachte als haar opa beschouwde. Verdachte heeft op grove wijze misbruik gemaakt van zijn morele overwicht op het slachtoffer en daarbij in ernstige mate het vertrouwen geschonden dat zij in hem als opa mocht stellen. Hij heeft bevrediging gezocht van zijn seksuele verlangens en is daarbij volledig voorbijgegaan aan onder meer de psychische schade die hierdoor aan het slachtoffer kon worden toegebracht. Dergelijke handelingen doorkruisen de seksuele ontwikkeling van een minderjarige, terwijl een minderjarige ongestoord behoort op te groeien tot volwassenheid, zeker op seksueel gebied. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijk seksueel misbruik nog langdurig nadelige gevolgen kunnen ondervinden en dat de herinnering eraan hen hindert in hun dagelijkse bestaan. Uit de op de terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat dit ook bij het slachtoffer het geval is.
Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 23 september 2016 van mevrouw [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. Uit het voorlichtingsrapport blijkt, kort weergegeven, onder meer het volgende:
Verdachte heeft de afgelopen jaren op vrijwillige basis meegewerkt aan twee behandeltrajecten bij de forensische polikliniek GGZ Noord-Holland Noord en heeft zich therapietrouw opgesteld. De behandeltrajecten zijn gericht op zijn verslavingsgedrag en op het seksueel misbruik.
Bij verdachte is een zedenspecifieke risicotaxatie afgenomen. Het risico op recidive van een seksueel grensoverschrijdend delict wordt als laag ingeschat.
De reclassering acht voortzetting van behandeling gericht op de tenlastelegging geïndiceerd en ziet een meerwaarde in een meldplichtcontact met de reclassering. Binnen een meldplichtcontact kan er toezicht worden gehouden op zijn alcoholgebruik en geïntervenieerd worden indien betrokkene een terugval heeft. Daarnaast kan er ondersteuning worden geboden bij het versterken van zijn sociaal netwerk en dagbesteding.
Verdachte heeft bij de reclassering en op de terechtzitting aangegeven dat hij zijn behandeling wil voortzetten en meerwaarde te zien in contact met de reclassering.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen:
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte in aanmerking genomen dat verdachte, vrijwel direct nadat hij met de feiten werd geconfronteerd, openheid van zaken heeft gegeven. Daarnaast heeft verdachte professionele hulp gezocht.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 april 2017, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk of ander delict met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Voorts heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat meegewogen dat de afdoening van de zaak lang op zich heeft laten wachten. In de tussenliggende periode heeft verdachte ook zelf verstrekkende gevolgen van zijn handelen ondervonden. Zo is hij als gevolg hiervan gescheiden en is ieder contact met de familie verbroken behoudens een vriendschappelijk contact met zijn ex-vrouw.
Alles afwegende is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat bij de ernst van deze feiten slechts een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend is.
Rekening houdend met de hiervoor in het voordeel van verdachte wegende omstandigheden zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan gevorderd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Deze proeftijd is minder lang dan door de officier van justitie gevorderd vanwege het eerder vermelde tijdsverloop. Aan de proeftijd zal de rechtbank voorwaarden verbinden conform het advies van de reclassering.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij [slachtoffer] , [vader slachtoffer] , heeft namens haar heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.500,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering voor toewijzing vatbaar is, te vermeerderen met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat deze een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de door de benadeelde partij aangehaalde uitspraak ter onderbouwing van de vordering niet te vergelijken is, qua periode en seksuele handelingen, met de onderhavige zaak.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde geleden schade rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank baseert zich daarbij op de bewezen verklaarde seksuele handelingen en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
-medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, Drechterwaard 102 te (1824 DX) Alkmaar, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- de huidige behandeling bij de forensische polikliniek GGZ Noord-Holland Noord zal voortzetten en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven;
- indien de reclassering binnen de meldplicht het nodig acht, mee zal werken aan interventies en of behandelverplichting gericht op zijn middelengebruik.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 4.500,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
55 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. G.A.M. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 mei 2017.