ECLI:NL:RBNHO:2017:4583

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
15/810012-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke vrijheidsberoving en poging tot diefstal met geweld in Haarlem

Op 9 mei 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 januari 2017 in Haarlem een slachtoffer wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en heeft geprobeerd om met geweld een diefstal te plegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van verhoor, de feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is, ondanks zijn verslaving aan cocaïne en cannabis. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van vijftien maanden opgelegd, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder behandeling van verslavingsproblematiek en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 1.900,- toegewezen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 9 mei 2017.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810012-17 (P)
Uitspraakdatum: 9 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 april 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. E.J. Huizinga, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 17 januari 2017 te Haarlem opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft hij, verdachte
(in een lift en/of op de galerij en/of een hal en/of een woning/appartement van een flatgebouw gelegen aan de Laan van Berlijn)
- die [slachtoffer] vastgepakt en/of beetgenomen en/of
- diens hand op/over de mond gedaan en/of gehouden van die [slachtoffer] en/of
- diens arm met kracht om de nek/hals van die [slachtoffer] gelegd en/of (vervolgens) de nek/hals van die [slachtoffer] dichtgeknepen en/of
- die [slachtoffer] uit de lift meegetrokken en/of meegesleurd en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] in paniek was en/of zich aan het verzetten was en/of om hulp riep) die [slachtoffer] (enige meters) over de galerij meegetrokken en/of meegesleurd (naar de voordeur van een woning gelegen op genoemde galerij) en/of
- ( in de deuropening van genoemde woning) die [slachtoffer] vastgehouden en/of belet de woning te verlaten en/of belet dat die [slachtoffer] de toegangsdeur van de woning (verder) kon openen en/of
- ( in voornoemde woning) tape gepakt en/of getracht met voornoemde tape die [slachtoffer] vast te binden en/of de mond te snoeren;
Feit 2
hij op of omstreeks 17 januari 2017 te Haarlem,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid
[slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , met dat opzet
- die [slachtoffer] (in een lift) heeft vastgepakt en/of beetgenomen en/of
- diens hand op/over de mond heeft gedaan en/of gehouden van die [slachtoffer] en/of
- diens arm met kracht om de nek/hals van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of (vervolgens) de nek/hals van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of
- die [slachtoffer] uit de lift heeft meegetrokken en/of meegesleurd en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] in paniek was en/of zich aan het verzetten was en/of om hulp riep) die [slachtoffer] (enige meters) over de galerij heeft meegetrokken en/of meegesleurd (naar de voordeur van een woning gelegen op genoemde galerij) en/of
- ( in de deuropening van genoemde woning) die [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of belet de woning te verlaten en/of belet dat die [slachtoffer] de toegangsdeur van de woning (verder) kon openen en/of
- ( in voornoemde woning) tape heeft gepakt en/of getracht met voornoemde tape die [slachtoffer] vast te binden en/of de mond te snoeren en/of
- een of meermalen tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "je bent lief",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 17 januari 2017 te Haarlem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of een of meer andere goed(eren) van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen
en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- die [slachtoffer] (in een lift) heeft vastgepakt en/of beetgenomen en/of
- diens hand op/over de mond heeft gedaan en/of gehouden van die [slachtoffer] en/of
- diens arm met kracht om de nek/hals van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of (vervolgens) de nek/hals van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of
- die [slachtoffer] uit de lift heeft meegetrokken en/of meegesleurd en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] in paniek was en/of zich aan het verzetten was en/of om hulp riep) die [slachtoffer] (enige meters) over de galerij van een flatgebouw heeft meegetrokken en/of meegesleurd (naar de voordeur van een woning gelegen op genoemde galerij) en/of
- ( in de deuropening van genoemde woning) die [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of belet de woning te verlaten en/of belet dat die [slachtoffer] de toegangsdeur van de woning (verder) kon openen en/of
- ( in voornoemde woning) tape heeft gepakt en/of getracht met (voornoemde) tape die [slachtoffer] vast te binden en/of de mond te snoeren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit (de wederrechtelijke vrijheidsberoving) en de onder 2 (tweede) cumulatief/alternatief tenlastegelegde poging diefstal met geweld.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie en heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit (de wederrechtelijke vrijheidsberoving) en de onder 2 cumulatief/alternatief tenlastegelegde poging diefstal met geweld op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van aangeefster d.d. 17 januari 2017 (dossierpagina 34-37);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van aangeefster d.d. 17 januari 2017 (dossierpagina 47-56).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit (de wederrechtelijke vrijheidsberoving) en de onder 2 (tweede) cumulatief/alternatief tenlastegelegde poging diefstal heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij op 17 januari 2017 te Haarlem opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd,
immers heeft hij, verdachte
in een lift en/of op de galerij en/of een hal en/of een woning/appartement van een flatgebouw gelegen aan de Laan van Berlijn
- die [slachtoffer] vastgepakt en/of beetgenomen en/of
- diens hand op/over de mond gedaan en/of gehouden van die [slachtoffer] en/of
- diens arm met kracht om de nek/hals van die [slachtoffer] gelegd en de nek/hals van die [slachtoffer] dichtgeknepen en/of
- die [slachtoffer] uit de lift meegetrokken en meegesleurd en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] in paniek was en zich aan het verzetten was en om hulp riep) die [slachtoffer] (enige meters) over de galerij meegetrokken en meegesleurd (naar de voordeur van een woning gelegen op genoemde galerij) en/of
- ( in de deuropening van genoemde woning) die [slachtoffer] vastgehouden en belet de woning te verlaten en belet dat die [slachtoffer] de toegangsdeur van de woning (verder) kon openen en/of
- ( in voornoemde woning) tape gepakt en getracht met voornoemde tape die [slachtoffer] de mond te snoeren;
Feit 2
hij op 17 januari 2017 te Haarlem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of een of meer andere goederen van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden,
- die [slachtoffer] (in een lift) heeft vastgepakt en/of beetgenomen en
- diens hand op/over de mond heeft gedaan en gehouden van die [slachtoffer] en
- diens arm met kracht om de nek/hals van die [slachtoffer] heeft gelegd en de nek/hals van die [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en
- die [slachtoffer] uit de lift heeft meegetrokken en/of meegesleurd en
- ( terwijl die [slachtoffer] in paniek was en zich aan het verzetten was en om hulp riep) die [slachtoffer] (enige meters) over de galerij van een flatgebouw heeft meegetrokken en meegesleurd (naar de voordeur van een woning gelegen op genoemde galerij) en
- ( in de deuropening van genoemde woning) die [slachtoffer] heeft vastgehouden en belet de woning te verlaten en belet dat die [slachtoffer] de toegangsdeur van de woning (verder) kon openen en
- ( in voornoemde woning) tape heeft gepakt en getracht met (voornoemde) tape die [slachtoffer] de mond te snoeren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
en
poging diefstal voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

In opdracht van de officier van justitie heeft Gz-psycholoog [psycholoog] , na inzage van de gerechtelijke stukken, een psychologisch onderzoek ingesteld omtrent de persoon van verdachte.
Door de deskundige wordt geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van ziekelijke stoornissen in de vorm van stoornissen in het gebruik van cocaïne en cannabis. Deze ziekelijke stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten, maar hebben zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten niet beïnvloed. Verdachte heeft ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten de wederrechtelijkheid daarvan voldoende kunnen inzien en is, net als de gemiddelde normale mens, in staat geweest om zijn wil in vrijheid te bepalen.
Geadviseerd wordt om verdachte ten aanzien van de tenlastegelegde feiten
volledig toerekeningsvatbaarte beschouwen. De rechtbank verenigt zich met deze conclusie en neemt deze over. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met aftrek van de in inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, met een proeftijd voor de duur van twee jaar. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat bij het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden opgelegd met uitzondering van het locatiegebod en Elektronische Controle. In plaats van het geadviseerde locatiegebod heeft de officier van justitie gevorderd dat als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd een contactverbod met [slachtoffer] . Tenslotte heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de strafoplegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met het verzoek een zo groot mogelijk voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Voorts heeft verdachte naar voren gebracht dat hij zich kan vinden in de conclusies en het strafadvies van de reclassering en dat hij bereid is zich te houden aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer midden in de nacht, in de lift van haar eigen flatgebouw, vastgepakt en vervolgens met geweld de lift uit gesleurd en over de galerij naar een woning meegenomen, met de bedoeling haar aldaar van haar geld en pinpas te beroven. Het slachtoffer schreeuwde om hulp en heeft zich hevig verzet waardoor het verdachte niet lukte om de voordeur van de woning volledig te sluiten. Verdachte heeft vervolgens tape gepakt en getracht dit op haar mond te plakken, zodat zij geen buurtgenoten meer kon alarmeren. Op de hulproep van het slachtoffer zijn verschillende buren te hulp geschoten en is de politie gebeld. Dit zijn ernstige feiten, die niet alleen grote schrik bij het slachtoffer hebben veroorzaakt, maar ook veelal leiden tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer doodsangsten heeft uitgestaan en dat bij haar sprake is geweest van grote paniek en onzekerheid over de bedoelingen van verdachte. Sinds dit incident voelt zij zich niet meer veilig in haar flatgebouw en woning. Over de motieven voor zijn handelen heeft verdachte verklaard dat hij verslaafd was aan cocaïne en op dat moment geen geld had om cocaïne te kopen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij met zijn handelen kennelijk enkel oog heeft gehad voor financieel gewin en zijn directe behoeftebevrediging en daarbij volledig voorbij is gegaan aan de mogelijk kwalijke gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte ter terechtzitting meerdere keren heeft aangegeven spijt te hebben van zijn handelen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van vermogens- en opiumdelicten tot straf (geldboetes en werkstraf) is veroordeeld, maar nooit eerder tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
- de inhoud van voornoemde pro justitia rapportage, opgemaakt door Gz-psycholoog [psycholoog] , op basis waarvan de rechtbank heeft geconcludeerd dat de feiten volledig aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Met betrekking tot het recidivegevaar vermeldt de deskundige dat er vanuit gedragskundig oogpunt niets kan worden gezegd over de kans op herhaling. Om die reden ziet de deskundige geen gronden vanuit het oogpunt van recidivepreventie een advies voor begeleiding of behandeling in een strafrechtelijk kader uit te brengen. Voort vermeldt de deskundige dat er verschillende keren overleg is geweest met mevrouw [reclasseringswerker] reclasseringswerker. Over de uiteindelijke adviezen, zoals weergegeven in de hierna te noemen reclasseringsrapportage is overeenstemming bereikt.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 12 april 2017 van [reclasseringswerker] als reclasseringswerkster verbonden aan GGZ Reclassering Palier, waarin onder meer het volgende staat vermeld.
De concentratie- en aandachtsproblemen, die blijken uit het onderzoek van [psycholoog] , kunnen een beperkende invloed hebben op de responsiviteit- de leerbaarheid. Gezien de toename in ernst en aard van het delict, alsmede de verslavingsproblematiek, instabiliteit op de leefgebieden en externaliserende houding van verdachte, ziet de reclassering – zonder interventies - hoge risico’s op recidive en letselschade. Een ambulant kader lijkt niet afdoende om de kans op recidive te beïnvloeden. Teneinde het creëren van stabiliteit op de leefgebieden, behandeling van de verslavingsproblematiek en het verminderen van de recidive acht de reclassering het noodzakelijk dat verdachte een langdurig klinisch traject in gaat met aansluitend ambulante (na)zorg. Een dwangkader is hierbij noodzakelijk om verdachte de sturing en structuur te bieden die hij tot dusver zelf niet heeft kunnen verwezenlijken. Verdachte is volgens de reclassering gemotiveerd om een klinisch traject aan te gaan en benadrukt dat hij de vaardigheden mist om zelf zijn leven op orde te krijgen.
In het plan van aanpak wordt vermeld dat het Indicatiestellingorgaan Forensische Zorg (NIFP/IFZ) na overleg met de reclassering heeft beoordeeld dat een klinische indicatie geïndiceerd is en heeft hierop een klinische indicatiestelling afgegeven. In verband met de duur van de naar verwachting op te leggen straf, is er geen specifieke datum gekoppeld aan de klinische opname. Desondanks adviseert de reclassering om het plan van aanpak op te leggen. Indien verdachte schuldig wordt bevonden aan het tenlastegelegde en een deels onvoorwaardelijke straf krijgt opgelegd, is het tevens mogelijk om in het kader van detentiefasering uitvoering te geven aan dit plan van aanpak en zal verdachte worden geplaatst in een passende kliniek. Het DIZ (Divisie Individuele Zaken/Forensisch Plaatsingsloket) heeft op 6 april 2017 een zorgtoeleiding gedaan naar Mentrum kliniek Verslaving & Psychiatrie in Amsterdam e.o. In afwachting van het vonnis zou verdachte te zijner tijd alhier geplaatst kunnen worden.
Alles overwegende wordt geadviseerd een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een proeftijd. Daarbij wordt (kort samengevat) geadviseerd de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: behandeling van (onder meer) zijn verslavingsproblematiek tijdens een klinische opname, een vervolgbehandeling bij een ambulante forensisch psychiatrische instelling (met de optie van een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken), meewerken aan een verblijf in een beschermde woonvorm, meewerken aan urinecontroles, toestemming geven aan de reclassering en overige (behandel)instellingen om onderling informatie uit te wisselen en contact op te nemen met haar netwerk, een locatieverbod (betreffende de omgeving van het slachtoffer) en een locatiegebod. Laatstgenoemde twee voorwaarden kunnen worden gecontroleerd door Elektronische Controle (EC).
Met de conclusies van genoemde rapportages kan de rechtbank zich verenigen, met dien
verstande dat zij rekening houdt met hetgeen de officier van justitie hieromtrent ter zitting heeft aangevoerd. De officier van justitie heeft benadrukt dat een locatieverbod kan worden gecontroleerd door de politie, zodat het niet nodig is om EC op te leggen. Wat betreft het geadviseerde locatiegebod heeft de officier van justitie aangevoerd dat – ter bescherming van het slachtoffer – een contactverbod effectiever zal zijn. Gelet hierop zal de rechtbank de officier van justitie volgen in haar eis om
- in plaats van het geadviseerde locatiegebod als bijzondere voorwaarde op te leggen een contactverbod met [slachtoffer] ;- geen Elektronisch Controle bij het geadviseerde locatieverbod op te leggen.
Ten aanzien van het locatieverbod heeft verdachte ter terechtzitting aangegeven dat hij zich niet hoeft te begeven in de wijk Schalkwijk te Haarlem, alwaar de woning van [slachtoffer] gelegen is.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten 1 en 2 en houdt hiermee rekening bij de bepaling van de straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van vijftien maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat vijf maanden daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zullen worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar. Daarnaast zal de rechtbank bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijk deel van de opgelegde straf, een en ander zoals hierboven is weergegeven.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.900,-ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van de 1 en 2 (tweede) cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit de 1 en 2 (tweede) cumulatief/alternatief bewezen verklaarde feiten. Nu de vordering niet is betwist en de rechtbank redelijk voorkomt, zal de vordering worden toegewezen zoals verzocht, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 (tweede) cumulatief/alternatief bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 55, 282, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 (tweede) cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 (tweede) cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 (tweede) cumulatief/alternatief bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde eendaadse samenloop van strafbare feiten oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
-medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal melden bij GGZ Reclassering Palier (Zijlweg 148C te Haarlem) op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht.
- zich gedurende maximaal twaalf (12) maanden van de proeftijd van 2 jaar of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, zal laten opnemen in een forensische verslavingskliniek welke is geïndiceerd door het IFZ, te weten Mentrum kliniek Verslaving en Psychiatrie in Amsterdam e.o, althans een soortgelijke door het IFZ geïndiceerde intramurale instelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
- indien geïndiceerd en na de afronding van de klinische opname - zal meewerken aan een ambulant behandeltraject bij een nog nader te bepalen instelling van de geestelijke gezondheidszorg en/of verslavingszorg - daaronder begrepen de mogelijkheid van kortdurende klinische opname voor maximaal zeven weken - waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
-
na afronding van de klinische opname en gedurende de proeftijd, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
- gedurende de proeftijd van twee jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met Larissa [slachtoffer] , geboren op 27 mei 1990 te Velsen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in stadsdeel Schalkwijk te Haarlem, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan urinecontroles in verband met de controle op gebruik van drugs door een door de reclassering aangewezen persoon of instantie en zo vaak als de reclassering nodig acht;
- gedurende de proeftijd toestemming geeft aan de reclassering en de betrokken behandelinstellingen, om onderling informatie uit te wisselen en ook contact op te nemen met belangrijke personen in zijn netwerk.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van
€ 1.900,-bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.900,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
29 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mr. K.I. de Jong en mr. E.M. van Poecke, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. de Graag,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 mei 2017.
mr. Van Poecke is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.