6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer midden in de nacht, in de lift van haar eigen flatgebouw, vastgepakt en vervolgens met geweld de lift uit gesleurd en over de galerij naar een woning meegenomen, met de bedoeling haar aldaar van haar geld en pinpas te beroven. Het slachtoffer schreeuwde om hulp en heeft zich hevig verzet waardoor het verdachte niet lukte om de voordeur van de woning volledig te sluiten. Verdachte heeft vervolgens tape gepakt en getracht dit op haar mond te plakken, zodat zij geen buurtgenoten meer kon alarmeren. Op de hulproep van het slachtoffer zijn verschillende buren te hulp geschoten en is de politie gebeld. Dit zijn ernstige feiten, die niet alleen grote schrik bij het slachtoffer hebben veroorzaakt, maar ook veelal leiden tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer doodsangsten heeft uitgestaan en dat bij haar sprake is geweest van grote paniek en onzekerheid over de bedoelingen van verdachte. Sinds dit incident voelt zij zich niet meer veilig in haar flatgebouw en woning. Over de motieven voor zijn handelen heeft verdachte verklaard dat hij verslaafd was aan cocaïne en op dat moment geen geld had om cocaïne te kopen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij met zijn handelen kennelijk enkel oog heeft gehad voor financieel gewin en zijn directe behoeftebevrediging en daarbij volledig voorbij is gegaan aan de mogelijk kwalijke gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte ter terechtzitting meerdere keren heeft aangegeven spijt te hebben van zijn handelen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van vermogens- en opiumdelicten tot straf (geldboetes en werkstraf) is veroordeeld, maar nooit eerder tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
- de inhoud van voornoemde pro justitia rapportage, opgemaakt door Gz-psycholoog [psycholoog] , op basis waarvan de rechtbank heeft geconcludeerd dat de feiten volledig aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Met betrekking tot het recidivegevaar vermeldt de deskundige dat er vanuit gedragskundig oogpunt niets kan worden gezegd over de kans op herhaling. Om die reden ziet de deskundige geen gronden vanuit het oogpunt van recidivepreventie een advies voor begeleiding of behandeling in een strafrechtelijk kader uit te brengen. Voort vermeldt de deskundige dat er verschillende keren overleg is geweest met mevrouw [reclasseringswerker] reclasseringswerker. Over de uiteindelijke adviezen, zoals weergegeven in de hierna te noemen reclasseringsrapportage is overeenstemming bereikt.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 12 april 2017 van [reclasseringswerker] als reclasseringswerkster verbonden aan GGZ Reclassering Palier, waarin onder meer het volgende staat vermeld.
De concentratie- en aandachtsproblemen, die blijken uit het onderzoek van [psycholoog] , kunnen een beperkende invloed hebben op de responsiviteit- de leerbaarheid. Gezien de toename in ernst en aard van het delict, alsmede de verslavingsproblematiek, instabiliteit op de leefgebieden en externaliserende houding van verdachte, ziet de reclassering – zonder interventies - hoge risico’s op recidive en letselschade. Een ambulant kader lijkt niet afdoende om de kans op recidive te beïnvloeden. Teneinde het creëren van stabiliteit op de leefgebieden, behandeling van de verslavingsproblematiek en het verminderen van de recidive acht de reclassering het noodzakelijk dat verdachte een langdurig klinisch traject in gaat met aansluitend ambulante (na)zorg. Een dwangkader is hierbij noodzakelijk om verdachte de sturing en structuur te bieden die hij tot dusver zelf niet heeft kunnen verwezenlijken. Verdachte is volgens de reclassering gemotiveerd om een klinisch traject aan te gaan en benadrukt dat hij de vaardigheden mist om zelf zijn leven op orde te krijgen.
In het plan van aanpak wordt vermeld dat het Indicatiestellingorgaan Forensische Zorg (NIFP/IFZ) na overleg met de reclassering heeft beoordeeld dat een klinische indicatie geïndiceerd is en heeft hierop een klinische indicatiestelling afgegeven. In verband met de duur van de naar verwachting op te leggen straf, is er geen specifieke datum gekoppeld aan de klinische opname. Desondanks adviseert de reclassering om het plan van aanpak op te leggen. Indien verdachte schuldig wordt bevonden aan het tenlastegelegde en een deels onvoorwaardelijke straf krijgt opgelegd, is het tevens mogelijk om in het kader van detentiefasering uitvoering te geven aan dit plan van aanpak en zal verdachte worden geplaatst in een passende kliniek. Het DIZ (Divisie Individuele Zaken/Forensisch Plaatsingsloket) heeft op 6 april 2017 een zorgtoeleiding gedaan naar Mentrum kliniek Verslaving & Psychiatrie in Amsterdam e.o. In afwachting van het vonnis zou verdachte te zijner tijd alhier geplaatst kunnen worden.
Alles overwegende wordt geadviseerd een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een proeftijd. Daarbij wordt (kort samengevat) geadviseerd de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: behandeling van (onder meer) zijn verslavingsproblematiek tijdens een klinische opname, een vervolgbehandeling bij een ambulante forensisch psychiatrische instelling (met de optie van een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken), meewerken aan een verblijf in een beschermde woonvorm, meewerken aan urinecontroles, toestemming geven aan de reclassering en overige (behandel)instellingen om onderling informatie uit te wisselen en contact op te nemen met haar netwerk, een locatieverbod (betreffende de omgeving van het slachtoffer) en een locatiegebod. Laatstgenoemde twee voorwaarden kunnen worden gecontroleerd door Elektronische Controle (EC).
Met de conclusies van genoemde rapportages kan de rechtbank zich verenigen, met dien
verstande dat zij rekening houdt met hetgeen de officier van justitie hieromtrent ter zitting heeft aangevoerd. De officier van justitie heeft benadrukt dat een locatieverbod kan worden gecontroleerd door de politie, zodat het niet nodig is om EC op te leggen. Wat betreft het geadviseerde locatiegebod heeft de officier van justitie aangevoerd dat – ter bescherming van het slachtoffer – een contactverbod effectiever zal zijn. Gelet hierop zal de rechtbank de officier van justitie volgen in haar eis om
- in plaats van het geadviseerde locatiegebod als bijzondere voorwaarde op te leggen een contactverbod met [slachtoffer] ;- geen Elektronisch Controle bij het geadviseerde locatieverbod op te leggen.
Ten aanzien van het locatieverbod heeft verdachte ter terechtzitting aangegeven dat hij zich niet hoeft te begeven in de wijk Schalkwijk te Haarlem, alwaar de woning van [slachtoffer] gelegen is.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten 1 en 2 en houdt hiermee rekening bij de bepaling van de straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van vijftien maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat vijf maanden daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zullen worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar. Daarnaast zal de rechtbank bijzondere voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijk deel van de opgelegde straf, een en ander zoals hierboven is weergegeven.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.