ECLI:NL:RBNHO:2017:4683

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
C/15/250354 / FA RK 16-6316
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling na gewijzigde omstandigheden in een ouderschapsplan

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 7 juni 2017 een beschikking gegeven in een familiezakenprocedure tussen een moeder en een vader over de zorgregeling voor hun minderjarige kinderen. De moeder heeft verzocht om wijziging van de bestaande zorgregeling, omdat de omstandigheden zijn gewijzigd. De vader heeft verweer gevoerd en verzocht om handhaving van de bestaande afspraken in het ouderschapsplan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders in het verleden ernstige gebeurtenissen hebben meegemaakt die hun huidige relatie beïnvloeden en dat dit schadelijk is voor de minderjarigen. De rechtbank heeft beide ouders aangespoord om deel te nemen aan een hulpverleningstraject om hun onderlinge verstandhouding te verbeteren.

De rechtbank heeft de zorgregeling gewijzigd, waarbij is bepaald dat de minderjarigen eenmaal per twee weken van vrijdag tot zondag bij de vader verblijven. Daarnaast zijn er specifieke afspraken gemaakt over de verdeling van de vakanties. De rechtbank heeft ook bepaald dat de moeder de vader eenmaal per twee maanden per e-mail moet informeren over het welzijn van de kinderen. De verzoeken van de vader om een reiskostenvergoeding en om gebruik te maken van een overdrachtsschrift zijn afgewezen. De rechtbank heeft benadrukt dat het van groot belang is dat beide ouders zich inspannen om de zorgregeling uit te voeren en dat zij zich verantwoordelijk voelen voor het welzijn van de minderjarigen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
zorgregeling
zaak-/rekestnr.: C/15/250354 / FA RK 16-6316
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 7 juni 2017
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. F.J. van Arum-van Zwieten, kantoorhoudende te Den Helder,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.H. van der Tol, kantoorhoudende te Amsterdam.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 25 oktober 2016;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vader ingekomen op 14 december 2016;
-het verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken, van de moeder, ingekomen op 4 april 2017;
-de brief, met bijlagen, van de vader, ingekomen op 12 april 2017;
-de brief, met bijlage, van de moeder, ingekomen op 14 april 2017;
-de brief, met bijlage, van de vader, ingekomen op 18 april 2017;
-de brief, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 21 april 2017.
1.2
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 24 april 2017 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. F.J. van Arum-van Zwieten en de vader door mr. J.H. van der Tol. Van de zijde van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) is als informant verschenen [informant] . Als informant van de zijde van de gecertificeerde instelling het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (hierna: de GI) is verschenen [informant] .

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Partijen zijn op [datum] een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan, welk partnerschap op [datum] is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de ontbindingsbeschikking van de rechtbank Noord-Holland van [datum] .
2.2
Uit dit partnerschap zijn geboren de minderjarigen:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] (hierna mede te noemen: [minderjarige] );
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] hierna mede te noemen: [minderjarige] );
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] hierna mede te noemen: [minderjarige] ).
De vader heeft de minderjarigen erkend en partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarigen. De minderjarigen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder.
2.3
Bij voormelde ontbindingsbeschikking van [datum] is bepaald dat het convenant en het ouderschapsplan van [datum] deel uitmaken van de beschikking. In dit convenant en ouderschapsplan is onder meer bepaald dat de minderjarigen hun hoofdverblijf hebben bij de moeder en dat zij op regelmatige basis omgang hebben met de vader. In het ouderschapsplan zijn partijen met elkaar overeengekomen dat indien de gezamenlijke woning van partijen is verkocht en beide ouders beschikken over een redelijke woning, en de minderjarigen alle drie op de basisschool zitten, de minderjarigen om de week van vrijdagavond 18:00 uur tot zondagavond 18:00 uur bij de vader zullen verblijven.
Partijen zijn voorts overeengekomen de zorg tijdens de vakanties, alsook de overige vrije schooldagen, in principe gelijk (=50%) te verdelen. Vóór aanvang van elk nieuw schooljaar zullen de ouders de afspraken hieromtrent (voor het gehele schooljaar, voor zover mogelijk) schriftelijk vastleggen.
In artikel 3.2 van het ouderschapsplan is overeengekomen dat de ouder bij wie de minderjarigen het laatst verbleven, de minderjarigen naar de andere ouder brengt wanneer er gewisseld dient te worden.
In artikel 2 van het ouderschapsplan is onder meer bepaald dat de ouders bij een voorgenomen verhuizing vooraf met elkaar in overleg treden.
2.4
Na de verhuizing van de moeder uit de echtelijke woning zijn partijen de tweewekelijkse regeling zoals vermeld in het ouderschapsplan gaan naleven. De moeder woont sinds augustus 2013 tezamen met de minderjarigen in [plaats] . De vader heeft na het vertrek van de moeder wederom zijn intrek genomen in de voormalig echtelijke woning in [plaats] .
2.5
Met ingang van september 2015 woont de vader met zijn nieuwe partner in [plaats] .

3.Verzoeken en verweren

3.1
De moeder heeft wijziging verzocht van de hiervoor vermelde regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna mede te noemen: zorgregeling) op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, en verzoekt te bepalen:
- dat de minderjarigen eenmaal per twee weken van vrijdag tot zondag bij de vader zullen verblijven, waarbij de minderjarigen op vrijdagavond om 18:30 uur en op zondagavond om 18:30 uur in [plaats] aan de andere ouder zullen worden overgedragen;
- dat de vakanties en feestdagen zodanig bij helfte worden verdeeld dat de minderjarigen in de even jaren de eerste helft van de vakanties bij de moeder zullen verblijven en de tweede helft bij de vader, en zij in de oneven jaren de eerste helft van de vakanties bij de vader en de tweede helft van de vakanties bij de moeder zullen verblijven;
- dan wel een zodanige zorgregeling die de rechtbank juist acht.
3.2
De vader heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd en meent dat het verzoek van de moeder moet worden afgewezen. De vader verzoekt nakoming van de afspraken in het ouderschapsplan, in die zin dat de moeder de minderjarigen eens per 14 dagen op vrijdagavond naar de vader brengt en dat de vader de minderjarigen op zondagavond naar de moeder terugbrengt. Indien anders wordt beslist, verzoekt de vader een vergoeding te bepalen ter hoogte van € 58,46 per maand voor de extra reiskosten die hij dan moet maken.
De vader kan zich niet vastleggen op een bepaalde verdeling van de vakanties en stelt voor in september van elk jaar met elkaar de verdeling voor het komende jaar af te stemmen. De vader maakt bezwaar tegen de verdeling van de vakanties bij helfte aangezien de vader geen zes weken per jaar vakantie heeft en hij anders dan de moeder geen gebruik kan maken van de vakantieopvang van de BSO. De vader verzoekt dan ook te bepalen dat de minderjarigen drie weken per jaar tijdens de vakanties bij de vader verblijven. Voorts verzoekt de vader de rechtbank ouders te verplichten gebruik te maken van een overdrachtsschrift ten tijde van de overdracht.
3.3
Voorts heeft de vader verzocht te bepalen dat het de moeder niet is toegestaan om de minderjarigen zonder direct toezicht van de moeder omgang te laten hebben met [naam] en [naam] , bij overtreding waarvan de moeder aan de vader een dwangsom is verschuldigd van € 250,00 per dag of dagdeel, dan wel een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht.
3.4
Tevens is gevraagd een informatieregeling vast te stellen, waarbij de moeder de vader eenmaal per maand per e-mail informeert over het welzijn en de ontwikkeling van de minderjarigen, alsmede andere belangrijke zaken aangaande de minderjarigen.
3.5
De vader heeft verzocht om op grond van artikel 194 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een deskundigenbericht te gelasten, op basis waarvan de ouders verplicht worden om mee te werken aan mediation of een andere vorm van hulpverlening.
3.6
Tot slot verzoekt de vader te bepalen dat de moeder in de proceskosten wordt veroordeeld. De moeder weigert ieder overleg en verkiest het voeren van deze procedure boven het in mediation gaan met de vader.
3.7
De moeder heeft tegen de zelfstandige verzoeken van de vader verweer gevoerd en meent dat de verzoeken van de vader moeten worden afgewezen.
3.8
Op de stellingen van partijen wordt bij de beoordeling, voor zover nodig, ingegaan.

4.Beoordeling

4.1
Voor zover partijen twisten over de toelaatbaarheid van de door de vader op 12 april 2017 ingebrachte stukken, ziet de rechtbank geen aanleiding deze stukken buiten beschouwing te laten vanwege strijd met de goede procesorde. De rechtbank is van oordeel dat de moeder ter zitting voldoende in de gelegenheid is gesteld om inhoudelijk op deze stukken te reageren.
4.2
Het verzoek van de vader om de moeder te veroordelen in de proceskosten van deze procedure is ter zitting ingetrokken, zodat de rechtbank daarop niet hoeft te beslissen.
4.3
De rechtbank stelt vast dat partijen geen verschil van inzicht hebben over de basis‑zorgregeling, maar dat partijen twisten over het halen en brengen en de plek van de overdracht. Daarnaast twisten partijen onder meer over de invulling van de vakantieregeling. Het lukt partijen niet om daarover samen afspraken te maken en hulpverlening in het drangkader heeft tot nu toe weinig opgeleverd. De knelpunten tussen de ouders laaien bij elke confrontatie weer op en zijn mede het gevolg van ernstige gebeurtenissen die de ouders in het verleden afzonderlijk hebben meegemaakt en waarvan beide ouders tot op de dag van vandaag hinder ondervinden. Deze persoonlijke bagage is inmiddels onderdeel geworden van de strijd, wat maakt dat de ouders niet meer in staat zijn om begrip voor elkaars situatie en elkaars angsten op te brengen. Het gedrag dat de ouders vertonen is onontkoombaar schadelijk voor de minderjarigen. Het zou zowel partijen als de minderjarigen enorm helpen als hierin verandering gaat optreden.
Beide ouders hebben zich ter zitting desgevraagd bereid verklaard om hiervoor een hulpverleningstraject aan te gaan en tijd en moeite te investeren om een verandering in hun onderlinge relatie als de ouders van [minderjarige] , [minderjarige] en [minderjarige] aan te brengen. De vader heeft zich ter zitting bereid verklaard hiervoor naar [plaats] af te reizen. De rechtbank acht het van groot belang dat de ouders op korte termijn in het belang van de minderjarigen gaan deelnemen aan een hulpverleningstraject als “Ouderschap blijft” of een vergelijkbaar traject. De ouders dienen zich hiervoor te wenden tot het wijkteam van hun gemeente.
4.4
Hoewel het dus noodzakelijk is dat partijen gaan werken aan het verbeteren van hun onderlinge verstandhouding, acht de rechtbank het met de Raad bevorderlijk voor een vruchtbaar hulpverleningstraject als de rechtbank thans over enkele heikele onderwerpen knopen doorhakt. Het hulpverleningstraject wordt dan niet belast door de noodzaak om samen beslissingen te nemen over deze gevoelige onderwerpen en partijen kunnen zich dan richten op het herwinnen van het vertrouwen in elkaar als opvoeders en het uitvoeren van de beslissingen van de rechtbank.
zorgregeling
4.5
Op grond van artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
In het vierde lid van artikel 1:253a BW wordt artikel 1:377e BW van overeenkomstige toepassing verklaard en wordt bepaald dat waar gesproken wordt over omgang of een omgangsregeling bij gezamenlijk ouderlijk gezag daarvoor in de plaats wordt gelezen: een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling).
4.6
De rechtbank overweegt dat partijen ten tijde van het overeenkomen van het ouderschapsplan betrekkelijk dicht bij elkaar woonden. Ter zitting is komen vast te staan dat de vader in strijd met artikel 2 van het ouderschapsplan de moeder slechts heeft geïnformeerd over zijn voorgenomen verhuizing naar [plaats] en dat hij haar daarover niet heeft geconsulteerd. De verhuizing van de vader naar [plaats] heeft ertoe geleid dat de vader nu woont op een afstand van circa 120 kilometer van de woonplaats van de moeder in [plaats] , een afstand die per auto in een kleine 1,5 uur kan worden overbrugd. De rechtbank neemt dit aan als een vaststaand feit. Hetzelfde geldt voor de snelwegangst waarmee de moeder, ondanks daarop gerichte hulpverlening te hebben ontvangen, nog steeds kampt.
Alleen al vanwege de verhuizing van de vader naar [plaats] is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van gewijzigde omstandigheden die het herzien van de zorgregeling rechtvaardigen.
4.7
Zoals hiervoor is overwogen zijn beide partijen van mening dat de huidige frequentie van het contact tussen de vader en de minderjarigen bevredigend is, maar verschillen zij van mening over het halen en brengen. Gelet op het feit dat de vader zonder overleg naar [plaats] is verhuisd en de moeder nog steeds kampt met snelwegangst, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de vader om, overeenkomstig het ouderschapsplan, te bepalen dat de ouder bij wie de minderjarigen het laatst verbleven de minderjarigen naar de andere ouder brengt wanneer er gewisseld moet worden, geen realistische optie is. Van zowel de vader als de moeder mogen inspanningen worden verwacht om de zorgregeling uit te voeren. Naar het oordeel van de rechtbank levert de moeder een maximale inspanning als zij naar [plaats] komt voor de overdracht van de minderjarigen. Dit betekent dat van de vader wordt verwacht dat hij op zijn beurt naar [plaats] komt voor de overdracht.
4.8
Ten aanzien van de vakanties en overige vrije schooldagen overweegt de rechtbank dat in het ouderschapsplan is opgenomen dat de ouders deze in principe gelijk zullen verdelen en dat vóór de aanvang van elk nieuw schooljaar afspraken over de precieze invulling schriftelijk worden vastgelegd. In dat licht bezien, alsmede in ogenschouw nemende dat de moeder als alleenstaande ouder het leeuwendeel van de zorgtaken voor de minderjarigen op zich neemt en beide ouders onder dezelfde CAO vallen waardoor zij een vergelijkbaar aantal verlofdagen zouden moeten hebben, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de vader voor de vakantieregeling geen recht doet aan de verantwoordelijkheid die op beide ouders rust om gedurende de vakanties voor de minderjarigen te zorgen. Van de vader mag worden verwacht dat hij een substantiële bijdrage levert gedurende de vakanties. Wel heeft de vader er terecht op gewezen dat de moeder, anders dan de vader, gedurende de vakanties gebruik kan maken van de buitenschoolse opvang voor de opvang van de minderjarigen. De rechtbank acht het onder deze omstandigheden redelijk om de vakanties gelijk tussen de ouders te verdelen, met uitzondering van de zomervakantie. In de zomervakantie verblijven de minderjarigen vier weken bij de moeder en twee weken bij de vader. Voor de vakanties van 1 week zal gelden dat de minderjarigen de gehele vakantie bij de desbetreffende ouder doorbrengen, in die zin dat de overdracht aan het begin van de vakantie plaatsvindt op vrijdagavond om 18.30 uur in [plaats] en de overdracht aan het einde van de vakantie plaatsvindt op zondagmiddag om 17.00 uur te [plaats] . Op die manier wordt het aantal wisselmomenten beperkt gehouden en is er rust in de vakanties.
4.9
De rechtbank zal de hierna onder het kopje ‘Beslissing’ te vermelden zorgregeling vaststellen, waarmee de beschikking van 3 juli 2013 en het ouderschapsplan deels worden gewijzigd. Mocht de vastgestelde zorgregeling vanwege het werk van de vader of de moeder op onoverkomelijke problemen stuiten, dan gaat de rechtbank ervan uit dat partijen in een zo vroeg mogelijk stadium – zo mogelijk vóór 1 september van het schooljaar – met elkaar in overleg treden over een eventuele andere invulling die recht doet aan de uitgangspunten van de vastgestelde zorgregeling.
verzoek reiskostenvergoeding
4.1
Nu het de vader is geweest die in afwijking van het ouderschapsplan zonder overleg is verhuisd naar [plaats] en de moeder in het dagelijks leven van de minderjarigen verantwoordelijk is voor het vervoeren van de minderjarigen naar school, sportclubs, doktersbezoek etc., ziet de rechtbank geen aanleiding om te bepalen dat de moeder maandelijks een bedrag aan de vader moet betalen als compensatie van de door vader te maken extra reiskosten.
overdrachtsschrift
4.11
De rechtbank zal het verzoek van de vader om te bepalen dat de ouders gebruik moeten maken van een overdrachtsschriftje afwijzen wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag. Het staat de ouders vrij om in onderling overleg af te spreken van een dergelijk schrift gebruik te maken. Met de Raad is de rechtbank overigens van oordeel dat een dergelijke wijze van informatie uitwisselen niet moet gaan dienen als een vervanging van de mondelinge communicatie tussen de ouders.
informatieregeling
4.12
Gelet op door de ouders in de artikelen 3.9, 3.10 en 4 van het ouderschapsplan reeds overeengekomen informatie- en consultatieplicht en de ter zitting door de moeder uitgesproken bereidheid, zal de rechtbank zekerheidshalve (en concreter) bepalen dat de moeder de vader eenmaal per twee maanden per e-mail informeert over het welzijn en de ontwikkeling van de minderjarigen, alsmede andere belangrijke zaken aangaande de minderjarigen, behoudens de informatie die de vader als gezaghebbende ouder rechtstreeks via school ontvangt. De moeder heeft ter zitting toegezegd deze verplichting te zullen nakomen. De rechtbank verwacht van de vader op zijn beurt dat hij het bepaalde in deze punten van het ouderschapsplan eveneens nakomt.
omgang met [naam] en [naam]
4.13
De vader heeft verzocht om – onder oplegging van een dwangsom – te bepalen dat het de moeder niet is toegestaan om de minderjarigen zonder haar directe toezicht omgang te laten hebben met [naam] en [naam] , omdat hij meent dat er in het verleden seksueel grensoverschrijdend gedrag van [naam] in de richting van dochter [minderjarige] heeft plaatsgevonden en herhaling niet is uitgesloten. Ook dit verzoek zal de rechtbank bij gebrek aan een wettelijke grondslag afwijzen.
Zoals ook door de Raad ter zitting is aangegeven zullen kwesties als deze in het kader van het door ouders te starten hulpverleningstraject aan de orde moeten komen. De rechtbank verwacht van beide ouders dat zij het beste met de minderjarigen voor hebben en dat zij zich zullen inspannen om de minderjarigen zo veilig mogelijk te laten opgroeien. Alert reageren op verdachte signalen is een verantwoordelijkheid van beide ouders.
deskundigenonderzoek
4.14
De kosten van een onderzoek op grond van artikel 194 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarom de vader heeft verzocht, dienen in beginsel door partijen te worden gedragen. Nu beide partijen zich bereid hebben verklaard zich in te zetten voor een hulpverleningstraject en er overigens geen bijzondere omstandigheden zijn, ziet de rechtbank geen mogelijkheid om daarop in dit geval een uitzondering te maken. De moeder heeft ter zitting aangegeven niet in staat te zijn om de kosten voor een dergelijk onderzoek te dragen en de vader heeft niet verklaard de volledige onderzoekskosten voor zijn rekening te willen nemen. Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank dit verzoek van de vader af.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
stelt, met wijziging in zoverre van de hierboven genoemde beschikking van deze rechtbank van [datum] en het daarvan deel uitmakende ouderschapsplan van [datum] , de volgende zorgregeling vast:
a. de minderjarigen:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] ;
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] ;
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] ;
verblijven eenmaal per twee weken van vrijdag tot zondag bij de vader, waarbij de minderjarigen op vrijdagavond op 18:30 uur en op zondagavond 18:30 uur bij het [tankstation] tankstation in [plaats] aan de andere ouder zullen worden overgedragen;
b. in de oneven jaren verblijven de minderjarigen de laatste twee weken van de zomervakantie bij de vader en in de even jaren verblijven de minderjarigen de eerste twee weken bij de vader;
c. in de oneven jaren verblijven de minderjarigen in de herfstvakantie bij de moeder en in de even jaren bij de vader;
d. in de oneven jaren verblijven de minderjarigen de eerste week van de kerstvakantie bij de vader en de tweede week bij de moeder en in de even jaren andersom;
e. in de even jaren verblijven de minderjarigen in de voorjaarsvakantie bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
f. in de meivakantie verblijven de minderjarigen als die vakantie één week duurt in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;
g. in de meivakantie verblijven de minderjarigen als die vakantie twee weken duurt de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder;
h. voor de vakanties geldt dat de overdracht aan het begin van de vakantie plaatsvindt op de vrijdagavond om 18:30 uur en aan het eind van de vakantie (het wisselmoment) plaatsvindt op de zondagmiddag om 17.00 uur bij het [tankstation] tankstation in [plaats] ;
5.2
bepaalt dat de moeder de vader eenmaal per twee maanden per e-mail informeert over het welzijn en de ontwikkeling van de minderjarigen, alsmede andere belangrijke zaken aangaande de minderjarigen, behoudens de informatie die de vader als gezaghebbende ouder rechtstreeks via school ontvangt;
5.3
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P van der Haak, rechter tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.I. Vleeming-Wever als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2017.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.