In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 13 februari 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot instelling van bewind over de goederen van de betrokkene. Het verzoek is ingediend door de verzoeker, die ook de dochter van de betrokkene is. De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, de bijlagen en de mondelinge behandeling die op 19 januari 2017 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze behandeling waren de verzoeker, haar gemachtigde mr. E.E. Sprenkeling, de betrokkene en andere betrokkenen aanwezig.
De verzoeker heeft verzocht om bewind in te stellen over de goederen van de betrokkene, omdat deze als gevolg van haar lichamelijke en geestelijke toestand niet in staat zou zijn haar vermogensrechtelijke belangen waar te nemen. Bij het verzoek is een levenstestament overgelegd, waarin de betrokkene maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat zij onder curatele wordt gesteld of dat er beschermingsbewind of mentorschap wordt ingesteld. In dit testament heeft de betrokkene haar dochters volmachten gegeven.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er op basis van het levenstestament in beginsel geen reden is om bewind uit te spreken. Hoewel er omstandigheden denkbaar zijn waarbij bewind toch aangewezen zou zijn, zijn deze in dit geval niet aangetoond. De kantonrechter oordeelt dat de onderlinge verhoudingen tussen de kinderen van de betrokkene op dit moment onvoldoende grond bieden voor het instellen van bewind. De kantonrechter heeft het verzoek dan ook afgewezen, met de overweging dat er andere mogelijkheden zijn om eventuele problemen op te lossen, en dat het te vergaand zou zijn om in te gaan tegen de duidelijke wensen van de betrokkene zoals vastgelegd in haar levenstestament.