ECLI:NL:RBNHO:2017:51

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 januari 2017
Publicatiedatum
3 januari 2017
Zaaknummer
C/15/247442 / HA ZA 16-532
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in internationaal luchtvervoer geschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 januari 2017 uitspraak gedaan in een incident tot onbevoegdheid in een geschil dat betrekking heeft op internationaal luchtvervoer. De eiseres in de hoofdzaak, de buitenlandse vennootschap naar Duits recht Panalpina Welttransport (Deutschland) GmbH, heeft een vordering ingesteld tegen Air China Cargo Co., Ltd. en Swissport Cargo Services The Netherlands B.V. De rechtbank diende te beoordelen of zij bevoegd was om van het geschil kennis te nemen, waarbij het Verdrag van Montreal van toepassing was. Air China Cargo en Swissport stelden dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren, omdat de rechtsmacht volgens het verdrag toekomt aan de Chinese of Duitse rechter. Panalpina betwistte dit en voerde aan dat de rechtbank wel degelijk bevoegd was, omdat Schiphol als plaats van bestemming moest worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde echter dat Duitsland als plaats van bestemming moest worden beschouwd, omdat de vervoersovereenkomst betrekking had op luchtvervoer van China naar Duitsland, en het vervoer van Schiphol naar Duitsland over land was overeengekomen. Hierdoor verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen. Panalpina werd veroordeeld in de proceskosten van zowel Air China Cargo als Swissport.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/247442 / HA ZA 16-532
Vonnis in incident van 11 januari 2017
in de zaak van
de buitenlandse vennootschap naar Duits recht
PANALPINA WELTTRANSPORT (DEUTSCHLAND) GMBH,
gevestigd te Mörfelden, (Bondsrepubliek Duitsland),
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaten mr. A. al Mansouri en mr. M.K.M. Enderink te Utrecht,
tegen
1. de buitenlandse vennootschap naar Chinees recht
AIR CHINA CARGO CO., LTD,
statutair gevestigd te Bejing (Volksrepubliek China)
tevens kantoor houdende te Schiphol,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. T. van der Valk te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SWISSPORT CARGO SERVICES THE NETHERLANDS B.V.,
statutair gevestigd te Luchthaven Schiphol en kantoor houdende te Schiphol,
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Panalpina en Air China Cargo genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdheid van de zijde van Air China Cargo
  • de incidentele conclusie strekkende tot onbevoegdheid van Swissport
  • de incidentele conclusie van antwoord ten aanzien van Air China Cargo
  • de incidentele conclusie van antwoord ten aanzien van Swissport
  • de akte houdende uitlating producties van Swissport
  • de akte houdende uitlating producties in het bevoegdheidsincident van Air China Cargo.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Air China Cargo vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Zij wijst er op dat de in artikel 33 van het Verdrag van Montreal vastgelegde jurisdictieregeling exclusief en uitputtend is en dat op grond van die bepaling de rechtbank Noord-Holland geen rechtsmacht kan ontlenen aan andere bronnen en derhalve niet bevoegd is van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen. Zij stelt dat in artikel 45 en 46 van genoemd verdrag er nog een aanvullende bevoegdheidsregeling is opgenomen, die echter alleen in beeld komt als Swissport aangemerkt zou kunnen worden als actual carrier en gezamenlijk met Air China Cargo als contracting carrier wordt aangesproken, maar dat Panalpina geen beroep heeft gedaan op deze aanvullende bevoegdheidsregeling. Zij benadrukt dat Swissport overigens slechts als agent kan worden aangemerkt en niet als actual carrier in de zin van het verdrag.
Tot slot verzoekt zij de rechtbank, indien zij onverhoopt tot afwijzing van de incidentele vordering zou beslissen, tussentijds appel tegen die beslissing open te stellen.
2.2.
Swissport vordert eveneens dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Ook zij beroept zich op het Verdrag van Montreal. Zij stelt dat op grond van het bepaalde in artikel 33 van het verdrag van Montreal de Chinese of de Duitse rechter rechtsmacht toekomt aangezien Air China haar hoofdvestiging heeft in China, de luchtvrachtbrieven in China zijn ondertekend en afgegeven en de uiteindelijke bestemming van de lading waarop het geschil in de hoofdzaak betrekking heeft Duitsland was. Zij benadrukt dat zij dient te gelden als servant/agent van Air China Cargo en als zodanig handelde within the scope of their employment, zoals bedoeld in artikel 43 van genoemd verdrag. Zij stelt dat de rechtbank Noord-Holland geen rechtsmacht toekomt, noch ter zake van de vorderingen van Panalpina jegens Air China Cargo noch ter zake van de vorderingen van Panalpina jegens Swissport.
Tot slot verzoekt zij de rechtbank, indien zij onverhoopt tot afwijzing van de incidentele vordering zou beslissen, tussentijds appel tegen die beslissing open te stellen.
2.3.
Panalpina voert verweer. Zij betwist dat de rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren. Zij voert aan dat ingevolge artikel 18 lid 4 van het Verdrag van Montreal al het vervoer over land, zee of binnenwateren buiten de grenzen van de luchthaven buiten de periode van luchtvervoer valt. Zij verklaart dat in dit geval sprake is van een overeengekomen gedeeltelijke vervanging van het luchtvervoer – namelijk met betrekking tot het gedeelte van Schiphol naar Duitsland – waardoor gekeken moet worden naar de luchthavens van vertrek en bestemming van de gehele (gecombineerde) vervoersovereenkomst. Zij stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van het luchtvervoer niet Duitsland maar Schiphol als plaats van bestemming dient te gelden, zodat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 33 van het Verdrag van Montreal rechtsmacht toekomt. Voorts voert zij aan dat rechtbank aanvullende rechtsbevoegdheid toekomt ingevolge artikel 46 van het verdrag omdat Swissport moet worden aangemerkt als een feitelijk vervoerder en niet als (afhandelings)agent. In dat verband verklaart zij dat een feitelijk vervoerder een deel van het transport/de handelingen voortvloeiende uit het transport op zich heeft genomen terwijl een (afhandelings)agent doorgaans niet op directe instructies van hun opdrachtgever werken maar aan hen opgedragen taken zelfstandig uitvoeren. De diensten van Swissport vallen onder de categorie van diensten die direct voortvloeien uit het vervoer en daarmee dient Swissport bij afwezigheid van een directe contractuele relatie tussen Panalpina en Swissport als feitelijk vervoerder te worden aangemerkt.
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Panalpina is gevestigd in Duitsland, Air China Cargo in China en Swissport is statutair gevestigd op Schiphol, derhalve in Nederland. De zaak draagt derhalve een internationaal karakter en de rechtbank dient in de eerste plaats te beoordelen of zij bevoegd is van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen.
2.5.
Volgens Air China Cargo en Swissport is deze rechtbank niet bevoegd, Panalpina is van mening dat deze rechtbank wel bevoegd is. Zowel Nederland, als China en Duitsland zijn partij bij het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, Montreal 28 mei 1999 (hierna: Verdrag van Montreal) en het geschil in de hoofdzaak betreft een schade die is ontstaan bij de uitvoering van een overeenkomst tot internationaal luchtvervoer. Het Verdrag van Montreal is derhalve van toepassing. Hierover verschillen partijen ook niet van mening, maar wel over de vraag welke plaats in het geschil in de hoofdzaak moet worden aangemerkt als plaats van bestemming als bedoeld in genoemd verdrag.
Artikel 33 eerste lid van het Verdrag van Montreal luidt:
De rechtsvordering tot schadevergoeding moet ter keuze van de eiser worden ingesteld binnen het gebied van een der Staten die Partij zijn bij dit Verdrag, hetzij voor de rechter van de woonplaats van de vervoerder, of van de hoofdzetel van diens onderneming of van de plaats waar hij een vestiging heeft, door de zorg waarvan de overeenkomst is gesloten, hetzij voor de rechter van de plaats van bestemming.
2.6.
Panalpina stelt dat in het geschil in de hoofdzaak Schiphol dient te worden aangemerkt als plaats van bestemming omdat de goederen vanaf Schiphol naar Duitsland vervoerd zouden worden over de weg en niet door de lucht, zodat geen sprake meer was van luchtvervoer. Panalpina heeft in dat verband gewezen op het bepaalde in artikel 18 lid 4 van het verdrag. Deze bepaling luidt:
Het tijdvak van het luchtvervoer omvat geen enkel vervoer over land, zee of binnenwateren, verricht buiten een luchthaven. Indien dergelijk vervoer evenwel plaatsvindt ter uitvoering van een luchtvervoerovereenkomst met het oog op de inlading, aflevering of overlading, wordt elke schade, behoudens tegenbewijs, geacht het gevolg te zijn van een gebeurtenis die tijdens het luchtvervoer plaats heeft gehad. Indien de vervoerder, zonder de instemming van de afzender, het vervoer dat tussen de partijen is overeengekomen als luchtvervoer geheel of gedeeltelijk vervangt door een andere wijze van vervoer, wordt deze andere wijze van vervoer geacht deel uit te maken van het tijdvak van het luchtvervoer.
2.7.
Uit de tweede volzin van deze bepaling blijkt dat indien het vervoer (onder meer) over land plaatsvindt ter uitvoering van een luchtvervoerovereenkomst met het oog op de aflevering of overlading, elke schade, behoudens tegenbewijs, geacht wordt het gevolg te zijn van een gebeurtenis die tijdens het luchtvervoer heeft plaats gehad. Het geschil in de hoofdzaak heeft betrekking op een schade die tijdens de overlading voorafgaande aan de uiteindelijke aflevering is ontstaan door diefstal. De plaats van overlading was Schiphol, de plaats van bestemming was Duitsland. Naar het oordeel van de rechtbank dient het bepaalde in artikel 18 lid 4 van het Verdrag zo te worden uitgelegd dat in dit geval Duitsland dient te gelden als de plaats van bestemming. De vervoersovereenkomst zag immers op luchtvervoer vanuit China naar Duitsland en het vervoer van de goederen vanaf Schiphol naar de bestemming in Duitsland over land was tussen Panalpina en haar opdrachtgever overeengekomen. Nu Duitsland als plaats van bestemming als bedoeld in het verdrag dient te gelden, is de rechtbank niet bevoegd om van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen.
2.8.
Panalpina zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van Air China Cargo en Swissport in dit incident.

3.Beoordeling in de hoofdzaak

3.1.
Nu uit het vorengaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat zij niet bevoegd is van dit geschil kennis te nemen, zal Panalpina worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van Air China Cargo en Swissport.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident en in de hoofdzaak
4.1.
wijst de incidentele vorderingen van Air China Cargo en Swissport toe en verklaart zich niet bevoegd van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen;
4.2.
veroordeelt Panalpina in de kosten van de procedure tot heden aan de zijde van Air China Cargo begroot op € 619,00 aan verschotten en op € 452,00 (1 punt à € 452,00) aan salaris advocaat;
4.3.
veroordeelt Panalpina in de kosten van de procedure tot heden aan de zijde van Swissport begroot op € 619,00 aan verschotten en op € 452,00 (1 punt à € 452,00) aan salaris advocaat;
4.4.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2017. [1]

Voetnoten

1.type: 1155