Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[minderjarige], geboren op
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 21 juni 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot stiefouderadoptie. De verzoeker, die samenleefde met de moeder van de minderjarige, heeft verzocht om adoptie van de minderjarige, geboren uit het huwelijk van de moeder en de vader. De rechtbank heeft eerst de internationale privaatrechtelijke aspecten beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en dat op de adoptie het Nederlands recht van toepassing is, maar dat voor de toestemming van de ouders het Pools recht geldt. De moeder heeft toestemming gegeven voor de adoptie, maar de vader, die niet meer belast is met het gezag, heeft zijn toestemming geweigerd. De rechtbank heeft vervolgens de voorwaarden voor stiefouderadoptie beoordeeld aan de hand van de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden, omdat niet is komen vast te staan dat de minderjarige niets meer te verwachten heeft van de vader in de hoedanigheid van ouder en dat adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige is. De rechtbank wijst het verzoek tot adoptie af, met de overweging dat het in het belang van de minderjarige is om de mogelijkheid te behouden om haar vader en zijn familie beter te leren kennen. De rechtbank dringt aan op professionele begeleiding voor de partijen en benadrukt dat de moeder de vader op de hoogte moet houden van belangrijke zaken met betrekking tot de minderjarige.