ECLI:NL:RBNHO:2017:5101

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 juni 2017
Publicatiedatum
21 juni 2017
Zaaknummer
C/15/247307 / FA RK 16-4884
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot stiefouderadoptie en de toepassing van Pools recht op toestemming ouders

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 21 juni 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot stiefouderadoptie. De verzoeker, die samenleefde met de moeder van de minderjarige, heeft verzocht om adoptie van de minderjarige, geboren uit het huwelijk van de moeder en de vader. De rechtbank heeft eerst de internationale privaatrechtelijke aspecten beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en dat op de adoptie het Nederlands recht van toepassing is, maar dat voor de toestemming van de ouders het Pools recht geldt. De moeder heeft toestemming gegeven voor de adoptie, maar de vader, die niet meer belast is met het gezag, heeft zijn toestemming geweigerd. De rechtbank heeft vervolgens de voorwaarden voor stiefouderadoptie beoordeeld aan de hand van de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden, omdat niet is komen vast te staan dat de minderjarige niets meer te verwachten heeft van de vader in de hoedanigheid van ouder en dat adoptie in het kennelijk belang van de minderjarige is. De rechtbank wijst het verzoek tot adoptie af, met de overweging dat het in het belang van de minderjarige is om de mogelijkheid te behouden om haar vader en zijn familie beter te leren kennen. De rechtbank dringt aan op professionele begeleiding voor de partijen en benadrukt dat de moeder de vader op de hoogte moet houden van belangrijke zaken met betrekking tot de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
stiefouderadoptie
zaak-/rekestnr.: C/15/247307 / FA RK 16-4884
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 21 juni 2017
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: verzoeker,
advocaat: mr. L.M. Wagemaker, kantoorhoudende te Hoorn Nh,
-tegen-
[de vader],
wonende te [woonplaats]
hierna mede te noemen: de vader,
strekkende tot de adoptie van
[minderjarige], geboren op
[geboortedatum] te [plaats] ,
hierna mede te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.M. Wagemaker, kantoorhoudende te Hoorn Nh.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoeker, ingekomen op 5 augustus 2016;
- de berichten, met bijlagen, van de advocaat van verzoeker van 9 september 2016,
14 september 2016, 10 oktober 2016, 7 november 2016, 6 januari 2017 en 20 januari 2017.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 januari 2017 in aanwezigheid van verzoeker, bijgestaan door mr. L.M. Wagemaker, de moeder eveneens bijgestaan door mr. L.M. Wagemaker, alsmede de vader.
1.3
De behandeling van de zaak is vervolgens aangehouden in afwachting van indiening van vertaalde stukken door verzoeker.
1.4
Bij berichten van 23 februari 2017, 21 maart 2017 en 23 maart 2017 heeft verzoeker nadere aanvullende stukken ingediend.
1.5
Ter griffie van de rechtbank is op 3 april 2017 een brief, inclusief beëdigde vertaling, ingekomen van de vader van 12 februari 2017.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
[minderjarige] is op [geboortedatum] te [plaats] , geboren uit het huwelijk van [de moeder] en [de vader] . [minderjarige] droeg bij haar geboorte de geslachtsnaam [geslachtsnaam] .
2.2
Bij beschikking van de arrondissementsrechtbank te [plaats] , Polen, van [datum] is het huwelijk tussen de moeder en de vader ontbonden. Daarbij is voorts onder andere bepaald dat de uitoefening van het ouderlijk gezag over [minderjarige] aan de moeder is toegekend, het recht verlenend en de plicht aan de vader tot het mede-beslissen over de essentiële zaken van [minderjarige] zoals keuze van de woonplaats, onderwijsinrichting, plaats van recreatie, manier van medische behandeling. Beide ouders zijn belast met de kosten van het onderhoud en opvoeding van [minderjarige] , in verband waarmee de vader is veroordeeld tot het betalen van alimentatie ten bedrage van 100 (honderd) PLN per maand, te betalen aan de moeder.
2.3
De moeder is op [datum] te Hoorn met verzoeker gehuwd en draagt sindsdien de geslachtsnaam [geslachtsnaam] . Uit dit huwelijk is op [geboortedatum] in [plaats] geboren de minderjarige [minderjarige] .
2.4
Bij beschikking van het kantongerecht te [plaats] , Polen, van [datum] , is het ouderlijk gezag van de vader over [minderjarige] beëindigd. De moeder is thans belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] .
2.5
Met ingang van [datum] staat [minderjarige] in de basisregistratie personen geregistreerd onder de geslachtsnaam [geslachtsnaam] .

3.Verzoek

3.1
Verzoeker heeft verzocht om de adoptie uit te spreken van [minderjarige] door verzoeker. Bij voorwaardelijk verzoek heeft verzoeker, indien dit niet van rechtswege uit de adoptie voortvloeit, verzocht hem mede te belasten met het gezag over [minderjarige] en te bepalen dat haar geslachtsnaam zal zijn [geslachtsnaam] .
3.2
Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft verzoeker aangevoerd dat voldaan is aan de gronden en voorwaarden als genoemd in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Hij en de moeder leven met [minderjarige] sinds december 2007 in gezinsverband samen. De moeder stemt in met het verzoek. Verzoeker is van mening dat de adoptie in het kennelijk belang van [minderjarige] is, zowel vanuit het oogpunt van de verbreking van de familiebanden met de biologische vader als uit dat van bevestiging van de familiebanden met de stiefvader en het (half)zusje van [minderjarige] . [minderjarige] heeft sinds 10 februari 2015 geen contact meer met de vader. Sinds het vertrek van [minderjarige] uit Polen in december 2007 zijn er slechts vijf à zes contactmomenten geweest van maximaal twee uur, op initiatief van de moeder. De vader is niet betrokken bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . [minderjarige] spreekt alleen Nederlands. [minderjarige] heeft niets meer van haar vader in die hoedanigheid te verwachten en niet bekend is of hij het verzoek tegenspreekt. Verzoeker is van mening dat echter aan een eventuele tegenspraak van de vader voorbij kan worden gegaan, nu de vader de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op grove wijze heeft verwaarloosd. Verzoeker zorgt al meer dan acht jaar samen met de moeder voor [minderjarige] en zij voeden haar samen op. [minderjarige] beschouwt verzoeker als haar vader en wil niets liever dan zijn geslachtsnaam gebruiken, net als haar zusje [naam] , aldus verzoeker.

4.Verweer

4.1
De vader heeft ter zitting verweer gevoerd aan de hand van een verklaring, welke hij aan de rechtbank, vertaald door een beëdigd vertaler, heeft overgelegd. Na de zitting is van de vader een brief ingekomen, inclusief Nederlandse vertaling, waarin hij dit standpunt nogmaals heeft herhaald.
4.2
De vader heeft aangevoerd dat hij zich pertinent verzet tegen de adoptie. De moeder heeft beweerd dat hij niet de vader was van [minderjarige] . Vervolgens heeft zij alle mogelijke middelen gebruikt om hem uit het gezag te ontzetten en de geslachtsnaam van [minderjarige] te kunnen wijzigen in die van verzoeker. De vader heeft geen kans gekregen om een vader voor [minderjarige] te zijn of een relatie met haar op te bouwen, omdat de moeder zonder zijn toestemming met [minderjarige] naar Nederland is vertrokken en contact heeft afgehouden. Er is hem geen adres bekend van [minderjarige] in Nederland, en de moeder beantwoordt de telefoon niet. De vader betaalt de kinderalimentatie voor [minderjarige] als de moeder in Polen is, daar hij niet over een bankrekeningnummer van de moeder beschikt. De vader wil dat [minderjarige] hem leert kennen en dat zij een relatie kunnen opbouwen. Ook wenst de vader dat [minderjarige] deel uitmaakt van de familie van vader en haar (half)broertje leert kennen.

5.Beoordeling

Internationaal privaatrechtelijke aspecten
5.1
Gelet op het feit dat de moeder, de vader en [minderjarige] de Poolse nationaliteit bezitten en verzoeker de Nederlandse nationaliteit bezit, draagt deze zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag dient te worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en zo ja, welk recht van toepassing is op het verzoek.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 3 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht, nu verzoeker, de moeder en de minderjarige hun woonplaats in Nederland hebben.
5.3
Op grond van artikel 10:105 van het Burgerlijk Wetboek is op een in Nederland uit te spreken adoptie het Nederlands recht van toepassing, met dien verstande, dat op de toestemming dan wel de raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit toepasselijk is. Hieruit volgt dat op de gevraagde stiefouderadoptie Nederlands recht van toepassing is, maar dat op de daarvoor benodigde toestemming van de vader en de moeder Pools recht van toepassing is.
Feiten en omstandigheden
5.4
Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken en door betrokkenen is verklaard gaat de rechtbank uit van het volgende.
[minderjarige] is geboren tijdens het huwelijk van de vader en de moeder. De moeder had voorafgaand aan de zwangerschap en de geboorte van [minderjarige] een verhouding met verzoeker. De moeder heeft dit aan de vader opgebiecht en daarbij aangegeven dat hij niet de vader is van [minderjarige] . Zowel de moeder als de vader als verzoeker zijn ervan uitgegaan dat [minderjarige] een dochter was van verzoeker en niet van de vader. De moeder heeft na de geboorte van [minderjarige] in het geheim haar relatie met verzoeker voortgezet, waarbij verzoeker haar en [minderjarige] regelmatig in Polen kwam bezoeken. De moeder en de vader vormden nog steeds een gezin, naar eigen zeggen van de moeder omdat zij Polen niet kon verlaten zolang [minderjarige] niet over een eigen paspoort beschikte. Toen [minderjarige] twee jaar oud was heeft de moeder een paspoort voor [minderjarige] geregeld. Zonder overleg met de vader is de moeder in december 2007 van de ene op de andere dag naar Nederland vertrokken om daar samen met verzoeker een gezin te vormen. Vervolgens is zij in maart 2009 van de vader gescheiden. In datzelfde jaar heeft de vrouw bij de rechtbank te Polen een verzoek tot ontkenning van het door huwelijk ontstane vaderschap ingediend. In verband met die procedure is een DNA-onderzoek gedaan. Tot verbazing van zowel verzoeker en de moeder als de vader is daaruit gebleken dat niet verzoeker, maar de vader de biologische vader is van [minderjarige] . [minderjarige] woonde op dat moment al twee jaar in Nederland bij de moeder en verzoeker. Bij bezoeken aan Polen werd de vader als ‘oom’ aangeduid. In 2015 is de moeder in Polen een procedure gestart tot beëindiging van het gezag van de vader. Bij beschikking van het kantongerecht te [plaats] , Polen, van [datum] , is het ouderlijk gezag van de vader over [minderjarige] beëindigd.
De moeder en verzoeker hebben [minderjarige] in maart 2015 verteld wie haar biologische vader is. Volgens de moeder heeft [minderjarige] geen behoefte om de vader te ontmoeten en beschouwt [minderjarige] verzoeker als haar vader. [minderjarige] spreekt alleen Nederlands. Volgens de moeder haalde [minderjarige] toen zij klein was het Nederlands en Pools teveel door elkaar, waardoor verzoeker en de moeder er toen voor hebben gekozen om [minderjarige] alleen in het Nederlands op te voeden. Bij bezoeken aan de familie van de moeder in Polen vertaalt de moeder voor [minderjarige] . Blijkens een overgelegd verzoekschrift van de advocaat van de moeder in Polen heeft de moeder in juli 2016 in Polen een verzoek ingediend tot wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige] in [geslachtsnaam] . Verzoeker noch de moeder hebben een stuk overgelegd waaruit de toewijzing van dit verzoek door de Poolse overheid blijkt. Verzoeker heeft wel een in november 2016 gewijzigde Poolse geboorteakte van [minderjarige] overgelegd alsmede een op [datum] afgegeven Pools paspoort voor [minderjarige] . Uit deze twee officiële documenten blijkt dat de geslachtsnaam van [minderjarige] thans [geslachtsnaam] is. In Nederland is de geslachtsnaam van [minderjarige] met ingang van [datum] in de basisregistratie personen aangepast van [geslachtsnaam] in [geslachtsnaam] .
Beoordeling
5.5
De rechtbank stelt vast dat het in deze zaak om twee belangrijke vragen gaat.
Gelet op het bepaalde in artikel 10:105 BW is de eerste vraag die moet worden beantwoord of de moeder en de vader naar Pools recht toestemming dienen te geven voor de adoptie. Als dat zo is en de vader weigert zijn toestemming, kan daar dan naar Pools recht aan worden voorbijgegaan?
De tweede vraag is of, als de toestemming van de moeder en de vader niet is vereist, of als daaraan voorbij kan worden gegaan, dan naar Nederlands recht is voldaan aan de gronden en voorwaarden als bepaald in de artikelen 1:227 en 1:228 BW.
Toestemming van de ouders
5.6
Uit artikel 119 § 1 van het Pools wetboek voor familie- en personenrecht (de Kodeks rodzinny i opiekuńczy: afgekort als k.r.o) volgt dat de ouders van de geadopteerde toestemming moeten geven voor de adoptie, tenzij hen het ouderlijk gezag is ontnomen, zij onbekend zijn, dan wel indien het bereiken van overeenstemming met de ouders onmogelijk is. Op grond van artikel 119 § 2 k.r.o kan aan de toestemming van de ouders voorbij worden gegaan indien de ouders beperkt handelingsbekwaam zijn en de weigering om toestemming te verlenen in strijd is met het belang van het kind. De toestemming tot adoptie kan niet eerder worden verleend dan een maand na de geboorte van het kind (artikel 119.2 k.r.o).
5.7
De moeder is belast met het gezag over [minderjarige] . Zij heeft verklaard toestemming te geven voor de adoptie door verzoeker. De vader is niet (meer) belast met het gezag over [minderjarige] , nu hem dit bij de beschikking van het kantongerecht te [plaats] , Polen, van [datum] , is ontnomen. Hierdoor is de toestemming van de vader voor de adoptie dan ook niet (langer) vereist.
Gronden en voorwaarden adoptie
5.8
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of is voldaan aan de gronden en voorwaarden als bepaald in de artikel 1:227 en 1:228 BW, voor zover deze betrekking hebben op een stiefouderadoptie. Stiefouderadoptie is op grond van artikel 1:227, tweede en derde lid BW mogelijk als:
a. a) verzoeker en de moeder onafgebroken drie jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek hebben samengeleefd;
b) de adoptie in het kennelijk belang van [minderjarige] is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat [minderjarige] niets meer van de vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 228, wordt voldaan.
De voorwaarden voor stiefouderadoptie genoemd in artikel 1:228 BW zijn:
dat [minderjarige] op de dag van het eerste verzoek minderjarig is;
dat [minderjarige] geen kleinkind is van verzoeker;
dat verzoeker ten minste achttien jaar ouder is dan [minderjarige] ;
at geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
dat verzoeker en de moeder [minderjarige] gedurende tenminste een jaar gezamenlijk hebben verzorgd en opgevoed;
dat de moeder alleen of samen met verzoeker het gezag over [minderjarige] heeft.
5.9
De rechtbank is van oordeel dat is niet is voldaan aan de gronden genoemd in artikel 1:277, derde lid, BW, nu niet is komen vast te staan dat [minderjarige] niets meer te verwachten heeft van de vader in de hoedanigheid van ouder en evenmin is komen vast te staan dat adoptie in het kennelijk belang van [minderjarige] is. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van het volgende.
De vader is er, evenals verzoeker, door mededelingen van de moeder reeds vanaf de geboorte van [minderjarige] vanuit gegaan dat hij niet biologische vader van [minderjarige] was. Desondanks heeft de vader [minderjarige] vanaf haar geboorte samen met de moeder meer dan twee jaar in gezinsverband verzorgd en opgevoed. Zonder zijn medeweten is de moeder met [minderjarige] in december 2007 naar Nederland vertrokken om bij verzoeker te gaan wonen, met wie zij, eveneens zonder medeweten van de vader, nog steeds een relatie onderhield. De ouders zijn vervolgens gescheiden. Na het vertrek van de moeder met [minderjarige] hebben alle betrokkenen hun draai in het leven weer gevonden en dit leven op ieders eigen manier ingericht, ervan uitgaande dat [minderjarige] een dochter was van verzoeker. In 2009, toen [minderjarige] vier jaar oud was, is uit de DNA-test gebleken dat de vader wél de biologische vader van [minderjarige] is. Dit moet voor alle betrokkenen een schok zijn geweest. Vanaf dat moment was er echter sprake van een fait accompli. [minderjarige] woonde met haar moeder en verzoeker in Nederland, groeide op als dochter van verzoeker, sprak geen Pools en had niet of nauwelijks contact met de vader, die zij kende en aanduidde als ‘oom’.
Tot zover stemmen de verhalen van betrokkenen overeen. Over het verloop van de contacten daarna en de procedures die door de moeder zijn gevoerd, verschillen betrokkenen van mening. De moeder en verzoeker stellen dat de vader nimmer enig initiatief heeft getoond om betrokken te raken bij [minderjarige] , hetgeen heeft geresulteerd in het verlies van zijn gezag over haar. De rechtbank dient de uitspraak van de Poolse rechter daaromtrent te erkennen, waarbij de rechtbank wel opmerkt dat het voor haar onduidelijk is op welke grond de rechter in Polen zich bevoegd heeft verklaard om een beslissing inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid met betrekking tot [minderjarige] te nemen, nu [minderjarige] haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, en deze ook hier had ten tijde van de behandeling van die zaak. Vervolgens heeft de moeder ervoor gekozen om de geslachtsnaam van [minderjarige] te wijzigen in die van verzoeker. Ook hier is voor de rechtbank onduidelijk hoe deze procedure - wederom in Polen - is verlopen.
De vader stelt dat de moeder en verzoeker er voor hebben gezorgd dat hij geen kans heeft gekregen om een vader voor [minderjarige] te zijn en een band met haar op te bouwen en dat hij nimmer enige inspraak over het welzijn van [minderjarige] heeft gehad. De vader heeft ter zitting verklaard dat hij niet bekend is met het feit dat hij geen gezag meer over [minderjarige] zou hebben, noch met het feit dat haar geslachtsnaam is gewijzigd.
Vaststaat in ieder geval, zoals de moeder ook ter zitting heeft verklaard, dat [minderjarige] pas sinds maart 2015 op de hoogte is van haar afstammingsstatus. Ook staat vast dat de vader nog immer onderhoudsplichtig is voor [minderjarige] en alimentatie voor haar betaalt zoals is bepaald bij de echtscheidingsbeschikking. Voorts heeft de vader nadrukkelijk te kennen gegeven een rol te willen spelen in het leven van [minderjarige] en haar vader te willen zijn en blijven.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat [minderjarige] niets meer van de vader in de hoedanigheid van ouder heeft te verwachten. Nu reeds aan die grond genoemd in artikel 1:227, derde lid, BW naar het oordeel van de rechtbank niet is voldaan, dient het verzoek van verzoeker tot adoptie van [minderjarige] te worden afgewezen.
Ook overigens is de rechtbank van oordeel dat adoptie thans niet in het belang van [minderjarige] is. [minderjarige] is pas twee jaar bekend met haar afstammingsstatus en nog te jong om zich daar een goed oordeel over te kunnen vormen. De huidige situatie is voornamelijk het resultaat van de handelswijze van de moeder en verzoeker. Gevolg hiervan is dat [minderjarige] geen band heeft kunnen opbouwen met haar vader. Het is in het belang van [minderjarige] dat de mogelijkheid er is om haar vader en de rest van haar familie beter te leren kennen. Zij kan dan zelfstandig een beeld van haar vader vormen en bepalen of en op welke wijze zij een band met hem wenst te onderhouden. Het is voor de sociaal-psychologische en emotionele ontwikkeling van [minderjarige] van belang dat er ruimte is om de mensen die betrokken zijn bij haar ontstaan en bestaan deel uit kunnen laten maken van haar leven. Een adoptie waarbij de familierechtelijke banden met de vader en zijn bloedverwanten wordt verbroken, dus ook met het halfbroertje van [minderjarige] , is naar het oordeel van de rechtbank op dit moment te vergaand. De rechtbank overweegt daarbij dat met minder ingrijpende maatregelen de belangen van verzoeker kunnen worden gediend om goed voor [minderjarige] te kunnen zorgen, bijvoorbeeld door een verzoek in te dienen tot gezamenlijk gezag met de moeder als bedoeld in artikel 1:253t BW. Die maatregel is minder verstrekkend dan adoptie doordat de familierechtelijke band tussen de vader en [minderjarige] niet definitief wordt verbroken.
De rechtbank drukt partijen op het hart om vanaf nu te handelen in het belang van [minderjarige] .
Dit brengt met zich dat zij moet worden geïnformeerd over haar vader en vervolgens in contact met hem moet worden gebracht. Het is verstandig dat partijen zich hierbij professioneel laten begeleiden. Daarnaast is de moeder op grond van artikel 1:377b BW gehouden om de vader op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [minderjarige] .
5.1
Nu de rechtbank het verzoek tot adoptie zal afwijzen, kan een bespreking van de overige -voorwaardelijke- verzoeken tot gezagsverkrijging en geslachtsnaamwijziging achterwege blijven.
5.11
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1
Wijst de verzoeken van verzoeker af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2017.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.