ECLI:NL:RBNHO:2017:5145

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juli 2017
Publicatiedatum
22 juni 2017
Zaaknummer
RK 16-005776
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoedingsverzoek op basis van artikel 591a Sv met betrekking tot kosten van rechtsbijstand

Op 5 september 2016 diende mr. J.A. Huibers, advocaat, een verzoekschrift in bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. Verzoeker, domicilie kiezende aan de Koningslaan 56 te Amsterdam, vroeg om een schadevergoeding van € 2.722,50 van de Staat voor de kosten van zijn raadsman in verband met een strafzaak. De strafzaak was geëindigd met een vrijspraak op 15 juni 2016. Op 19 juni 2017 werd het verzoekschrift in raadkamer behandeld, waarbij zowel verzoeker als zijn raadsman niet aanwezig waren. De officier van justitie, mr. A.V. van Kooij, was wel aanwezig en steunde het verzoek.

De rechtbank oordeelde dat verzoeker recht had op vergoeding van de kosten van zijn raadsman, maar dat de rechter niet alleen marginaal, maar volledig moest toetsen. De rechtbank vond dat niet alle reiskosten vergoed konden worden, omdat verzoeker ervoor had gekozen een advocaat uit Amsterdam in te schakelen, terwijl er ook advocaten dichter bij zijn woonplaats Hoorn beschikbaar waren. De rechtbank matigde de verzochte vergoeding voor reistijd tot 1 uur en bepaalde dat 18 minuten van de in rekening gebrachte tijd voor werkzaamheden na de vrijspraak niet vergoed zouden worden. Uiteindelijk werd een totale vergoeding van € 2.488,25 toegekend, bestaande uit € 2.208,25 voor de kosten van de raadsman en € 280,00 voor de indiening van het verzoekschrift.

De beschikking werd gegeven door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2017. De officier van justitie had 14 dagen de tijd om hoger beroep in te stellen, terwijl verzoeker binnen een maand na betekening van de uitspraak in hoger beroep kon gaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 16.005776
Parketnummer: 96/074947-16
Uitspraakdatum: 3 juli 2017
Beschikking(art. 591a Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 5 september 2016 is ter griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een door mr. J.A. Huibers, advocaat, ingediend verzoekschrift van
[verzoeker], verzoeker,
[geboorteplaats],
[woonplaats],
domicilie kiezende aan de Koningslaan 56 te (1075 AE) Amsterdam,
ten kantore van mr. J.A. Huibers, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning aan verzoeker van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 2.722,50 wegens de door deze met betrekking tot de strafzaak met bovengenoemd parketnummer gemaakte kosten van een raadsman, alsmede tot vergoeding van de kosten van een raadsman met betrekking tot de indiening van het onderhavige verzoekschrift.
Op 19 juni 2017 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
De raadsman heeft op voorhand bericht dat hij niet ter zitting aanwezig zal zijn.
Ook verzoeker is niet verschenen.
Wel was aanwezig de officier van justitie mr. A.V. van Kooij.

2.Beoordeling

De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door het onherroepelijk worden van het vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 15 juni 2016, waarbij verzoeker van het hem tenlastegelegde is vrijgesproken.
Het door verzoeker ondertekende verzoekschrift is tijdig ingediend.
Op de voet van het bepaalde in artikel 591a jo artikel 90 van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – in beginsel aanspraak maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten van een raadsman.
Voorafgaande aan de mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft de griffier van de rechtbank aan de raadsman een aantal inhoudelijke vragen gesteld. De raadsman heeft in reactie daarop in zijn e-mailbericht van 9 mei 2017 namens verzoeker onder meer gewezen op het volgende.
De verzochte vergoeding voor de reistijd wordt in soortgelijke gevallen altijd integraal voldaan. Die uren zijn ook daadwerkelijk gemaakt.
De op de urenspecificatie vermelde verrichtingen zijn in deze zaak besteed. De tijdsbesteding in de andere zaak, waarvoor verzoeker wel is veroordeeld, is niet in de specificatie opgenomen. Negen uur inclusief reistijd is een redelijke tijdsbesteding voor een politierechterzaak. Daarbij hoort ook de tijd die is besteed aan het schriftelijk informeren van verzoeker over hetgeen ter terechtzitting is gebeurd, de uitspraak en de mogelijkheid dat het Openbaar Ministerie nog appel kan instellen, het beantwoorden van vragen van verzoeker naar aanleiding van deze informatie en het informeren bij de strafgriffie of het Openbaar Ministerie al dan niet appel heeft ingesteld.
De declaratie is het uitgangspunt voor de beoordeling. De rechter heeft ruimte om daarvan af te wijken indien en voor zover daarvoor gronden van billijkheid zijn. Die gronden van billijkheid kunnen bijvoorbeeld zijn gelegen in de bovenmatigheid van de declaratie. In het laatste geval moet het wel gaan om een bovenmatigheid die in meer of mindere mate in het oog springt. Is daarvan geen sprake, dan dient de rechter de omvang van de in rekening gebrachte kosten marginaal te toetsen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek kan worden toegewezen.
De rechtbank acht in dit geval gronden aanwezig die de toekenning van een vergoeding rechtvaardigen. Ten aanzien van de hoogte daarvan wordt het volgende overwogen.
Onjuist is het standpunt dat de rechter een verzoek als het onderhavige en de daarbij behorende specificatie van de verzochte vergoeding slechts marginaal dient te toetsen. Veelal zal het daar in de praktijk wel op neerkomen, maar dat is een efficiency-afweging die kennelijk op rechtbanken wordt gemaakt.
De volle toets leidt er in dit geval toe dat niet de volledige reiskosten zullen worden vergoed. De rechtbank acht het niet billijk dat die reiskosten geheel voor rekening van de Staat zouden moeten komen. Het staat een verdachte uiteraard vrij om zich te laten bijstaan door een advocaat van zijn keuze. Evenzeer is het begrijpelijk dat dit een advocaat is met (bijzondere) kennis van het strafrecht ten aanzien van het strafrechtelijke verwijt dat verzoeker werd gemaakt. Het valt echter niet in te zien dat een advocaat met gelijke kwalificaties niet dichter bij de woonplaats van verzoeker, Hoorn, zou zijn te vinden. Dit geldt ook voor de expertise met betrekking tot verhoorbijstand. Nu verzoeker er in deze zaak desondanks voor heeft gekozen zich in deze te laten bijstaan door een in Amsterdam gevestigde advocaat, is het billijk dat een deel van de bij verzoeker in rekening gebrachte reiskosten en reistijd van die advocaat voor rekening van verzoeker blijft.
Dat geldt in de onderhavige zaak des te meer, nu de advocaat van verzoeker hem niet alleen bijstond in de zaak, waarin hij is vrijgesproken, maar ook in een gelijktijdig berechte zaak, waarin verzoeker is veroordeeld. De rechtbank zal daarom de verzochte vergoeding voor de reistijd naar en van de zitting matigen tot 1 uur.
Daarnaast wordt de vergoeding enigszins gematigd in verband met de in rekening gebrachte kosten voor werkzaamheden, die zijn verricht, nadat de vrijspraak was gegeven. Het is billijk om daar enige vergoeding voor vast te stellen, maar daar valt niet bijvoorbeeld het achteraf schriftelijk informeren van wat er op de zitting is gebeurd onder. Daarom zal 18 minuten in plaats van 54 minuten worden toegewezen.
In totaal komt voor vergoeding in aanmerking: 7,3 uur x € 250,- x 21% btw = € 2.208,25.

3.Beslissing

De rechtbank:
Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van
€ 2.488,25
(zegge: tweeduizend vierhonderdachtentachtig euro en vijfentwintig cent),
welk bedrag als volgt is samengesteld:
€ 2.208,25 wegens de kosten van een raadsman voor zijn werkzaamheden ten behoeve van deze strafzaak;
€ 280,00 wegens de kosten van een raadsman voor de indiening van het verzoekschrift.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van de bij deze beschikking aan verzoeker toegekende vergoeding op de derdengeldrekening van verzoekers advocaat, bankrekeningnummer NL51INGB 0006 5806 49 ten name van Stichting Beheer Derdengelden Huibers, Nieuwburg & Rombouts Advocaten, onder vermelding van “schadevergoeding [verzoeker]
/om– dossiernummer 601396.”

4.Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum

Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. Saarloos, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.A. van der Meij, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2017.
Informatie bij deze beschikking
De opdracht tot uitbetaling van dit bedrag kan pas worden gegeven nadat de beslissing onherroepelijk is geworden. Bijgaande beschikking is op dit moment nog niet onherroepelijk; de officier van justitie heeft 14 dagen de tijd om hoger beroep in te stellen en voor de verzoekende partij is binnen een maand (30 dagen) na betekening van deze uitspraak hoger beroep mogelijk. Genoemde termijnen kunnen worden bekort wanneer ter griffie afstand wordt gedaan van het recht op het instellen van hoger beroep.
U kunt op de volgende wijze ter griffie afstand doen van het recht op het instellen van hoger beroep:
  • (als verzoeker) in persoon bij de informatiebalie van onze rechtbank;
  • (als advocaat) in persoon bij de informatiebalie van onze rechtbank, indien u verklaart daartoe door verzoeker te zijn gevolmachtigd;
  • (in het geval dat noch verzoeker noch de advocaat in de gelegenheid is om in persoon bij de informatiebalie afstand te doen) door aan een medewerker van de strafgriffie daartoe een schriftelijke bijzondere volmacht te verlenen.