Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2017 in de zaak tussen
Procesverloop
.Eiseres heeft gereageerd bij brief van 11 april 2017.
.
Overwegingen
De bevoegdheid (HAA 16/5215)
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 29 november 1996 in zaak nr. E03.94.1703; AB 1997, 66), moet een mededeling van een bestuursorgaan dat het in een bepaald geval niet bevoegd is het door verzoeker gewenste rechtsgevolg te bewerkstelligen, in beginsel worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, aangezien een dergelijke mededeling in ieder geval een beoordeling inhoudt aangaande de aanwezigheid en de reikwijdte van de door de aanvrager om een besluit veronderstelde bevoegdheid. Indien aan het bestuursorgaan waaraan het verzoek is gericht, geen enkele bevoegdheid is toegekend ter uitvoering van de wettelijke regeling waarop het verzoek betrekking heeft en het ook geen bemoeienis heeft met de aan andere bestuursorganen opgedragen uitvoering of handhaving van deze wettelijke regeling, is echter geen sprake van een besluit.
(lex silencio positivo) van toepassing is op de aanvraag van eiseres.
Het betoog van eiseres ter zitting dat de regeling ten tijde van het besluit van 18 mei 2016 van kracht was en op grond van de te verrichten ex-nunc toetsing toegepast diende te worden, kan ook niet leiden tot het daarmee beoogde doel. De te verrichten ex-nunc toetsing kan er niet toe leiden dat de lex silencio positivo eerder in werking treedt dan in artikel 65 van de Dienstenwet is bepaald. Indien en voor zover eiseres daarmee nog bedoeld zou hebben dat de beslistermijn pas met ingang van 1 januari 2012 is gaan lopen, wordt zij ook daarin niet gevolgd, nu voor de vergunning van rechtswege de datum van indiening van de aanvraag bepalend is en niet het moment van inwerkingtreding van artikel 28, eerste lid, van de Dienstenwet.
Het betoog van eiseres wordt dan ook verworpen.
Beslissing
- verklaart het beroep (16/5215) gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover het betreft de
- verklaart het bezwaar gericht tegen de weigering tot wijziging van de tenaamstelling van de aan de eerdere exploitant verleend vergunning voor het terras op de middenberm ongegrond;
- verklaart het beroep (HAA 17/448) niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht in het beroep met kenmerk HAA 16/5215 van € 334,-- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990,--.