Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.de heer [naam gedaagde 1] , wonende te [plaats]
1.Het procesverloop
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben pleitnota’s overgelegd.
aan de zijde van Parteon: producties 1 tot en met 12;
aan de zijde van gedaagden 2 brieven van 15 juni 2017 met diverse ongenummerde producties.
2.De feiten
3.De vordering
- om binnen 3 dagen na betekening van het te wijzen vonnis de woning aan het [(adres)] met de daarin vanwege gedaagden aanwezige goederen en personen te verlaten, met afgifte aan Parteon van de sleutels en al hetgeen tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van Parteon te stellen op straffe van een dwangsom van € 500,-- voor elke dag of gedeelte daarvan dat gedaagden hiermee in gebreke blijven, althans een door de kantonrechter in goede justitie nader te bepalen dwangsom;
- gedaagden te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder de nakosten.
[Gedaagde 1] handelt in strijd met zijn plicht de woning aan [woonadres] niet zelf te bewonen, althans daar zijn hoofdverblijf te hebben. In dit verband is het volgende van belang.
4.Het verweer
is opgegroeid bij zijn ouders in de woning aan de [adres1] . In 2007 kreeg hij zelf een huurwoning van Parteon toegewezen aan [woonadres] [nummer]. Die woning bewoont hij ook daadwerkelijk, zijn spullen liggen daar en hij ontvangt daar zijn vrienden.
In januari/februari 2017 was zijn moeder, mevrouw [Z] , drie weken op vakantie naar Duitsland en [Gedaagde 1] moest zijn honden, die jongen hadden gekregen, ophalen op het verblijfadres. Hij was op zoek naar andere opvang en dacht toen dat de woning van zijn moeder daar beter geschikt voor was in verband met de grootte en de tegelvloer. Net in die tijd, op 21 februari 2017, vond een onderzoek in de woning van zijn moeder plaats door de politie. Die hele woning is door de politie overhoop gehaald. De politie doorzocht de woning voor een wapen maar een wapen werd niet gevonden.
Het klopt dat [Z] overdag niet altijd thuis is in haar woning aan [ADRES 1], omdat ze actief betrokken is bij vluchtelingenwerk.
[Gedaagde 1] is vlogger en een enkele keer heeft hij een filmpje opgenomen vanuit de woning van zijn moeder. Hij is geen broodfokker van honden. Er is wel eens een raam van de woning van zijn moeder ingegooid, kennelijk door iemand die [Gedaagde 1] ter verantwoording wilde roepen. Overigens heeft [Gedaagde 1] nu goed contact met degenen die dat gedaan hebben.
Evenals [Z] ontkent [Gedaagde 1] de door Parteon gestelde overlast in en rond de woning aan [ADRES 1].
[Gedaagde 1] betwist dat hij zijn woning aan [woonadres] aan anderen in gebruik heeft afgestaan.