ECLI:NL:RBNHO:2017:587

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
25 januari 2017
Zaaknummer
C/15/235562 / HA ZA 15-783
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht en overdracht van aandelen in besloten vennootschap Hoorcentrum JvG

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, vordert eiseres, [eiser] B.V., een verklaring voor recht dat er een overeenkomst is gesloten met gedaagde, [gedaagde] B.V., betreffende de overdracht van aandelen in de besloten vennootschap Hoorcentrum JvG. De partijen, beide aandeelhouders van Hoorcentrum JvG, zijn in een conflict verwikkeld, wat heeft geleid tot een onhoudbare situatie binnen de vennootschap. Eiseres stelt dat er in januari 2014 overeenstemming is bereikt over de overname van de aandelen, maar gedaagde betwist dit en stelt dat het aanbod tot verkoop is ingetrokken. De rechtbank heeft de procedure gevolgd, waarbij partijen hebben geprobeerd om via mediation tot een oplossing te komen, maar zonder resultaat.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wilsovereenstemming is bereikt over de essentiële elementen van de overeenkomst, met name de prijs van de aandelen. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van eiseres, die zijn gebaseerd op de veronderstelling dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen, niet kunnen worden toegewezen. Ook de vordering op basis van artikel 2:336 BW wordt afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat er geen onbestuurbare situatie is binnen de vennootschap. De rechtbank wijst de vorderingen van eiseres af en compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/235562 / HA ZA 15-783
Vonnis van 1 februari 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] B.V.,
gevestigd te Bennebroek,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. Koudstaal te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.J. Kaas te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 13 januari 2016, waarbij tevens een comparitie in de hoofdzaak is bepaald
  • het proces-verbaal van comparitie van 21 juni 2016 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Aan het eind van de comparitie van 21 juni 2016 hebben partijen afgesproken om onder begeleiding van een mediator naar een oplossing van het geschil te zoeken. Daartoe is de verdere behandeling van de zaak aangehouden.
Bij bericht 22 november 2016 heeft mr. Kaas meegedeeld dat de mediation weliswaar is beëindigd maar dat partijen in gesprek zijn om alsnog een minnelijke regeling te treffen, om reden waarvan wordt verzocht de zaak nog twee maanden aan te houden.
Bij bericht van 22 november 2016 heeft mr. Koudstaal namens [eiser] verzocht om vonnis te wijzen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn beide statutair bestuurder van de besloten vennootschap Hoorcentrum JvG B.V. (hierna: Hoorcentrum JvG). [gedaagde] en [eiser] houden beide 50% van de aandelen in Hoorcentrum JvG.
2.2.
Met ingang van 29 mei 2012 drijft Hoorcentrum JvG de onderneming die zich blijkens het uittreksel uit de Kamer van Koophandel bezighoudt met de handel in, het aanmeten en verstrekken van hoortoestellen en aanverwante artikelen, alsmede het adviseren op audiologisch gebied in het algemeen en ten aanzien van hoortoestellen en aanverwante apparatuur in het bijzonder.
2.3.
In de akte van oprichting van Hoorcentrum JvG is onder meer als volgt vermeld:
(…)
Blokkeringsregeling/aanbiedingsplicht algemeen
Artikel 14
(…)
3. De aandeelhouder die een of meer aandelen wil overdragen –hierna te noemen: “de aanbieder”– deelt aan het bestuur mede, welke aandelen hij wenst over te dragen.
(…)
De prijs zal tenzij de aandeelhouders eenparig overeenkomen – worden vastgesteld door een of meer onafhankelijk deskundigen, die door de aandeelhouders in gemeenschappelijk overleg worden benoemd. Komen zij hieromtrent binnen twee weken na ontvangst van de in lid 5 bedoelde kennisgeving van het aanbod niet tot overeenstemming, dan zal de meest gerede partij aan de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de vennootschap statutair is gevestigd, de benoeming van drie onafhankelijke deskundigen verzoeken.
(…)
10. De aanbieder blijft bevoegd zijn aanbod in te trekken mits dit geschiedt binnen een maand nadat hem bekend is geworden aan welke gegadigde hij al de aandelen waarop het aanbod betrekking heeft, kan verkopen en tegen welke prijs.
(…)
2.4.
[de man] (hierna: de man) is enig aandeelhouder/bestuurder van [eiser].
[de vrouw] (hierna: de vrouw) is enig aandeelhouder/bestuurder van [gedaagde].
De man en de vrouw zijn voormalig echtelieden en waren van 21 mei 1997 tot en met 28 november 2000 gehuwd.
Zowel de man als de vrouw zijn thans werkzaam in de vestiging van Hoorcentrum JvG te Heemstede; de man van maandag tot en met donderdag en de vrouw van woensdag tot en met zaterdagochtend.
2.5.
De man en de vrouw vormden voorheen een vennootschap onder firma, ten behoeve van de exploitatie van een winkel in hoorapparaten in Amsterdam. De winkel in Amsterdam is in 2008 verkocht.
In het kader van de overname van aandelen is de voormalige vennootschap onder firma geruisloos ingebracht in Hoorcentrum JvG.
2.6.
Zowel [eiser] als [gedaagde] hebben ieder afzonderlijk een managementovereenkomst gesloten met Hoorcentrum JvG. In beide managementovereenkomsten is onder meer als volgt vermeld:
Artikel 1- Aanstelling en werkzaamheden
1.1
Met ingang van 1 januari 2012 zal de B.V. voor de duur van deze overeenkomst managementdiensten verschaffen aan Hoorcentrum. De B.V. wordt statutair directeur van Hoorcentrum.
(…)
1.3
In verband met de uitvoering van haar verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst zal de B.V. een persoon ter beschikking van Hoorcentrum stellen die naar het oordeel van Hoorcentrum bekwaam en geschikt wordt geacht om de in artikel 1.1 bedoelde activiteiten te verrichten. (…)
2.7.
In een brief van 23 januari 2014, van de vrouw aan de man, is onder meer als volgt vermeld:
(…)
Middels dit schrijven wil ik jou aangeven dat mijn aanbod om jou mijn deel van de BV JvG over te laten nemen wel degelijk een serieus aanbod is.
(…)
Hiermee zeg ik onze samenwerking op en jou aangeven dat jij het eerste recht van koop hebt op mijn aandelen in Hoorcentrum JvG BV.
Onze aandelen zijn verhandelbaar vanaf 1 januari 2015. Derhalve wil ik jou verzoeken na te denken over wat jij hiermee wilt en hier medio juni van dit jaar op terug te komen. Mocht jij mijn aandelen niet over willen of kunnen nemen dan wil ik in juni met jou om de tafel gaan zitten om een andere oplossing te zoeken. Ik denk dat dit een goede termijn is om één en ander op een juiste manier af te handelen en te regelen.
Laat in ieder geval één ding duidelijk zijn, per 1 januari 2015 ben ik niet langer werkzaam in Hoorcentrum JvG BV.
(…)
2.8.
In een e-mailbericht van 24 januari 2014 schrijft de man aan de vrouw als volgt:
Ik heb je mail ontvangen en kennis genomen van jouw voornemen om per 1-1-2015 Hoorcentrum JvG te verlaten d.m.v. het aanbieden van jouw aandelen aan mij. Ik respecteer je keuze en zal de aanbieding dan ook accepteren.
In de komende tijd zal ik stappen gaan ondernemen, om e.e.a. gestalte te geven zodat wij in juni hierover rond de tafel gaan zitten er inhoudelijk al wat duidelijkheid gegeven kan worden hoe deze aanbieding naar alle redelijkheid ingevuld kan worden.
2.9.
In een brief van 24 maart 2015 van de vrouw aan de man is onder meer als volgt vermeld:
(…)
Heb jouw mail met je bod ontvangen. De hoogte hiervan is m.i. redelijk in overeenstemming met de huidige waarde van de zaak.
Er is met dit bod van jou, wat mij betreft, een einde gekomen aan de impasse waar wij in zaten.
Voor mij is het echter niet zinvol dit bod te accepteren. Het bedrag dat ik wil hebben voor mijn aandelen in de zaak, die ik mede heb opgebouwd, ligt beduidend hoger.
(…)

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. verklaring voor recht dat partijen op 24 januari 2014 een overeenkomst hebben gesloten waarbij [gedaagde] heeft besloten de aandelen van de besloten vennootschap Hoorcentrum JvG te verkopen en over te dragen aan [eiser]
2. veroordeling van [gedaagde] om al haar benodigde medewerking te verlenen aan de overdracht van haar aandelen in Hoorcentrum JvG aan [eiser] ten overstaan van een door [eiser] aan te wijzen notaris, nadat de prijs waartegen de aandelen aan [eiser] dienen te worden overgedragen is bepaald, door een door de rechtbank aan te wijzen deskundige, althans op de statutair voorgeschreven wijze, binnen een week nadat de door de rechtbank aangewezen deskundige althans op statutaire wijze de waarde van de aandelen is bepaald, zulks op straffe van een dwangsom van € 15.000,- per dag of dagdeel
3. en/of veroordeling van [gedaagde] om ter bepaling van de prijs van haar aandelen van Hoorcentrum JvG binnen 1 week na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de statutaire regeling als bedoeld in artikel 14 lid 3 van de statuten, zulks op straffe van een dwangsom van € 15.000,- per dag of dagdeel
4. en/of veroordeling van [gedaagde] om op grond van artikel 2:336 BW haar aandelen van Hoorcentrum JvG binnen 1 week na betekening van dit vonnis over te dragen aan [eiser] ten overstaan van een door [eiser] aan te wijzen notaris en daartoe haar benodigde medewerking te verlenen, zulks op straffe van een dwangsom van € 15.000,- per dag of dagdeel, een en ander onder verrekening van de lening van [eiser] aan [gedaagde] als omschreven in het lichaam van de dagvaarding met de koopsom te betalen aan [gedaagde],
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten.
3.2.
[eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat de vennootschap Hoorcentrum JvG niet kan functioneren omdat de aandeelhouders, tevens bestuurders, in conflict met elkaar zijn. Er is een onhoudbare situatie ontstaan, aldus [eiser]. [eiser] stelt dat binnen het bestuur van de vennootschap een patstelling bestaat, dat de aandeelhoudersvergadering de bestuurders niet kan corrigeren omdat elk van de aandeelhouders 50% van de aandelen houdt, en de stemmen dientengevolge staken.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
veroordeling van [eiser] binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, alle noodzakelijke medewerking te verlenen om te komen tot overdracht van de door [eiser] in Hoorcentrum JvG gehouden aandelen aan [gedaagde] bij gebreke waarvan de uitspraak van de betreffende medewerking in de plaats kan worden gesteld op grond van artikel 3:300 lid 2 BW tegen een nader door een of meer deskundigen, dan wel door de rechtbank vast te stellen prijs per aandeel, alsmede bij niet of niet tijdige nakoming veroordeling van [eiser] tot betaling van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag,
met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure, waaronder de deskundigenkosten.
3.6.
[eiser] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Primair legt [eiser] aan haar vordering ten grondslag de overeenkomst waarbij partijen de aandelenoverdracht overeen zijn gekomen. [eiser] stelt daartoe dat in januari 2014 overeenstemming is bereikt over de overname van de aandelen van [gedaagde] door [eiser]. Nadien hebben partijen, aldus [eiser], meerdere malen over de prijs gesproken en over de datum van overname, die om fiscale redenen pas per 29 mei 2015 kon plaatsvinden. [eiser] betwist dat [gedaagde] het aanbod tot verkoop van haar aandelen heeft ingetrokken. Subsidiair legt [eiser] aan haar vordering het bepaalde in artikel 2:336 BW ten grondslag.
4.2.
[gedaagde] betwist dat sprake is van overeenstemming over de over te dragen aandelen en de prijs van de aandelen. Voorts voert [gedaagde] ten verwere aan dat zij haar aanbod heeft ingetrokken alvorens partijen tot overeenstemming zijn gekomen.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de overgelegde correspondentie volgt dat tussen de man en de vrouw is gecorrespondeerd over een mogelijke overdracht van aandelen. Nog daargelaten de vraag of zij daarbij optraden in hun hoedanigheid van bestuurders van hun beider vennootschappen, volgt uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken dat geen wilsovereenstemming is bereikt over één van de essentialia van de overeenkomst, te weten de prijs voor de aandelen. Anders dan [eiser] betoogt, kan niet worden geconcludeerd dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de overname van [eiser] van de aandelen van [gedaagde]. De enkele aanvaarding van het aanbod tot overname van de aandelen is onvoldoende om te concluderen dat een koopovereenkomst tot stand is gekomen. De rechtbank volgt [eiser] dan ook niet in de stelling dat sprake is van een koopovereenkomst. Daarmee komt de primaire grondslag, nakoming van de koopovereenkomst, aan de vorderingen van [eiser] te ontvallen.
4.4.
Voorzover [eiser] zijn vordering baseert op de bepalingen van de blokkeringsregeling in de statuten van Hoorcentrum JvG overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op de tussen partijen gevoerde correspondentie en de stellingen over en weer is van een aanbod tot het overdragen van aandelen door [gedaagde] geen sprake meer. De bepalingen in artikel 14 van de statuten van Hoorcentrum JvG, zoals hiervoor onder 2.3 weergegeven, zijn derhalve niet van toepassing.
4.5.
De stelling van [eiser] dat sprake is van misbruik van bevoegdheid omdat de vrouw niet meewerkt aan de overdracht van de aandelen tegen een redelijke prijs en derhalve uit dien hoofde onrechtmatig handelt jegens de man, ten gevolge waarvan hij schade lijdt, wordt als niet nader onderbouwd, verworpen.
4.6.
Subsidiair vordert [eiser] op de voet van artikel 2:336 van het Burgerlijk Wetboek om [gedaagde] te veroordelen haar aandelen over te dragen. Daaraan legt [eiser] ten grondslag dat [gedaagde] weigert haar medewerking te verlenen aan het bijeenroepen van een algemene vergadering van aandeelhouders en dat de aandeelhoudersvergadering vleugellam is door het staken van de stemmen. De onderneming is, aldus [eiser], daardoor onbestuurbaar.
4.7.
[gedaagde] betwist dat sprake is van een patstelling tussen de aandeelhouders, dan wel dat de onderneming onbestuurbaar is. Daarbij wijst [gedaagde] erop dat de man en de vrouw afspraken hebben over hun werktijden en de verdeling van de taken binnen het bedrijf.
4.8.
De rechtbank overweegt als volgt.
Niet gebleken is dat de onderneming onbestuurbaar is. De stelling van [eiser] dat [gedaagde] tracht te verhinderen dat een algemene aandeelhoudersvergadering wordt gehouden, voor zover dat al juist zou zijn, leidt op zichzelf niet tot de conclusie dat de onderneming onbestuurbaar is. De stelling dat gelet op de verschillen van inzicht tussen de man en de vrouw te voorzien valt dat er in een algemene vergadering van aandeelhouders geen besluiten kunnen worden genomen, is evenmin voldoende. Niet gebleken is dat sprake is van een zodanige impasse dat de continuïteit van de bedrijfsvoering van Hoorcentrum JvG in gevaar is en dat daardoor de belangen van de onderneming worden geschaad. De vestiging van Hoorcentrum JvG is open en de man en de vrouw behandelen de cliënten. Naar de onweersproken stelling van [gedaagde] is ook sprake van een positief bedrijfsresultaat.
Anders dan [eiser] betoogt, volgt uit de omstandigheid dat de enige twee aandeelhouders het permanent niet met elkaar eens zijn, niet dat de belangen van de onderneming automatisch worden geschaad. Dat het voortduren van de samenwerking niet langer een reële optie is; dat hiervoor teveel is gebeurd en de man en de vrouw wat visie betreft te ver uit elkaar liggen, maakt de samenwerking, zo begrijpt de rechtbank de stellingen van partijen, weliswaar niet makkelijk, maar daaruit volgt op zichzelf niet dat de onderneming onbestuurbaar is.
Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat de stelling van [eiser] dat de vrouw onvoldoende geschoold is, en derhalve niet bevoegd is om zonder toezicht en fiat van de man binnen de onderneming te kunnen functioneren, in dit kader niet van belang is. Nog daargelaten de juistheid van die stelling – hetgeen de vrouw betwist – komt [eiser] in deze procedure geen beroep toe op de verplichtingen van [gedaagde] uit hoofde van de managementovereenkomsten met Hoorcentrum JvG.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een situatie waarin [gedaagde] het belang van de vennootschap zodanig schaadt of heeft geschaad, dat het voortduren van het aandeelhouderschap in redelijkheid niet kan worden geduld.
Dat leidt ertoe dat de bepaling van artikel 2:336 BW niet van toepassing is.
4.9.
Gelet op al het hiervoor overwogene zullen de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
4.10.
Het verzoek van [gedaagde] ter zitting om in het geval dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen nog in de gelegenheid te worden gesteld om een conclusie van dupliek in conventie en een conclusie van repliek in reconventie te nemen, wordt niet gehonoreerd. [gedaagde] is voldoende in de gelegenheid geweest om op de comparitie te reageren op de door [eiser] bij conclusie van antwoord in reconventie overgelegde producties.
in reconventie
4.11.
Blijkens de toelichting ter zitting legt [gedaagde] aan haar vordering ten grondslag dat, in het geval dat een keuze moet worden gemaakt omtrent de overdracht van 50% van de aandelen, zij dezelfde rechten heeft als [eiser] om de aandelen over te nemen en de onderneming voort te zetten.
4.12.
Nu gelet op het hiervoor in conventie overwogene overdracht van de aandelen niet aan de orde is, zal de vordering van [gedaagde], die overigens onvoldoende is onderbouwd, worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
4.13.
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat het feitelijk een geschil tussen de man en de vrouw betreft, die gewezen echtelieden zijn, aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen af,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2017. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 802