Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
“Wel wil ik u de mogelijkheid bieden om een alternatieve (gelijkwaardige) huurder voor te stellen of om schriftelijk een bod voor afkoop te doen.”.
“(…) In voornoemde brief heb ik u de mogelijkheid geboden om een alternatieve (gelijkwaardige) huurder voor te stellen of een schriftelijk bod voor afkoop te doen. Tot op heden heb ik echter geen reactie van u ontvangen.
3.De vordering
- voor recht verklaart dat de huurovereenkomst tussen partijen eindigt per 1 augustus 2017 of zoveel eerder dat een nieuwe huurovereenkomst tot stand is gekomen;
- [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 30.607,76 aan onbetaalde huurtermijnen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldata;
- [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.388,83 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.740,00 aan kosten Nuon; en
- [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
4.Het verweer
5.De beoordeling
1 augustus 2016 zou eindigen indien Lara met een andere huurder een huurovereenkomst had gesloten, [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij mocht begrijpen dat zij enkel een gelijkwaardige huurder hoefde aan te dragen. Het komt dan aan op de bedoeling van partijen en hetgeen zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.