ECLI:NL:RBNHO:2017:6134

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
4766422
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • C.A. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over manipulatie van correspondentie door huurder

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een huurgeschil tussen een stichting (hierna: eiseres) en een huurder (hierna: gedaagde). De eiseres heeft de huurovereenkomst ontbonden op basis van de stelling dat de gedaagde manipulatie heeft gepleegd met betrekking tot correspondentie van de verhuurder. De zaak is gestart met een tussenvonnis op 11 mei 2016, waarin gedaagde werd toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. Tijdens de zittingen zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de manager vastgoedbeheer van eiseres en een medewerker klantenservice. De getuigenverklaringen wezen erop dat de e-mail en brieven die door gedaagde zijn ingediend, niet afkomstig zijn van eiseres en mogelijk gemanipuleerd zijn. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de vorderingen van eiseres tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde moeten worden toegewezen, omdat gedaagde bedrog heeft gepleegd. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat gedaagde de proceskosten moet betalen, omdat hij grotendeels ongelijk heeft gekregen. De uitspraak is gedaan op 26 april 2017.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 4766422 \ CV EXPL 16-963
Uitspraakdatum: 26 april 2017
Vonnis in de zaak van:
de stichting
[naam stichting]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: Geerlings & Hofstede Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J.J. Perrels

1.Het verdere procesverloop

1.1.
In het tussen partijen in deze zaak gewezen tussenvonnis van 11 mei 2016 is [gedaagde] toegelaten tot tegenbewijs en is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de wijze waarop hij bewijs wenst te leveren.
1.2.
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de akte van [gedaagde] op de rol van 8 juni 2016;
  • het proces-verbaal van de zitting/getuigenverhoor van 24 augustus 2016, met bijlagen;
  • de akte depot van [gedaagde] van 14 november 2016;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 20 januari 2017;
  • de aktes uitlatingen van partijen van 29 maart 2017.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen waren in de gelegenheid gesteld om 29 maart 2017 een conclusie na enquêtes te nemen. [gedaagde] heeft bij zijn conclusie stukken overgelegd. Deze zullen buiten beschouwing worden gelaten, nu daarvoor geen gelegenheid meer was gegeven. Voorts heeft [gedaagde] een conclusie van eis in reconventie ingediend en ook verwezen naar zijn conclusie van eis in reconventie van 29 januari 2016. Reeds op de terechtzitting op 24 augustus 2016 heeft de kantonrechter geoordeeld dat de eis in reconventie van 29 januari 2016 buiten beschouwing wordt gelaten, nu deze niet bij de rechtbank was geregistreerd en ook niet tijdig was ingediend. Enkele producties die aan die eis in reconventie waren gehecht, zijn wel in de procedure meegenomen. Ook de eis in reconventie bij akte van 29 maart 2017 zal buiten beschouwing worden gelaten, nu deze tardief en buiten de procesorde is ingediend.
2.2.
In zijn conclusie na enquêtes heeft [gedaagde] voorts aangevoerd dat de vermeerdering van eis te laat heeft plaatsgevonden. [gedaagde] heeft niet op de wijziging van eis kunnen anticiperen. Ook is niet in de wijziging van eis opgenomen dat niet enkel de huurachterstand aan het verzoek tot ontbinding ten grondslag lag. De kantonrechter overweegt dat reeds in het tussenvonnis van 11 mei 2016 is geoordeeld dat de wijziging van eis niet in strijd is met de eisen van de goede procesorde en dat [eiseres] aan de ontbinding eveneens ten grondslag heeft gelegd dat [gedaagde] zich niet als goed huurder heeft gedragen.
2.3.
De kantonrechter blijft bij de overwegingen en beslissingen in het vonnis van
11 mei 2016. In dit vonnis is [gedaagde] toegelaten tot het tegenbewijs van hetgeen de kantonrechter voorshands als vaststaand heeft aangenomen, namelijk dat [gedaagde] de e-mail en brief van 12 september 2012 en de brief van 3 december 2012 heeft gemanipuleerd.
2.4.
Om te voldoen aan de bewijsopdracht [gedaagde] heeft getuigen laten horen en schriftelijke stukken in het geding gebracht.
2.5.
[gedaagde] heeft zich in deze procedure beroepen op onder meer een e-mail van
8 augustus 2012, een brief van 20 augustus 2012, een e-mail van 11 september 2012, de
e-mail en brieven van 12 september 2012 en de brief van 3 december 2012. Volgens [gedaagde] is deze correspondentie afkomstig van [eiseres] .
2.6.
De van belang zijnde passages uit deze stukken zijn de volgende.
2.6.1.
In de e-mail van 8 augustus 2012 van [medewerker klantenservice] aan [gedaagde] staat:
“Wij hebben uw reparatieverzoek uit 2011 betreffende lekkage op de benedenverdieping laten beoordelen en goedkeuren door de betreffende manager van de locatie [naam locatie] , [manager vastgoedbeheer] .
Met name gezien de tijd die reeds is verstreken (excuses hiervoor), heeft [eiseres] uit coulance besloten om niet zelf nog een taxatie te laten uitvoeren. maar gebruik te maken van het externe taxatie-rapport dat u reeds heeft ingeleverd en wat als afdoende beschouwd wordt.
Een dezer dagen zal [manager vastgoedbeheer] u zijn beslissing m.b.t. de hoogte van uw schadevergoeding laten weten.”
2.6.2.
In de brief van 20 augustus 2012 gericht aan Onderhoudsbedrijf [aannemer] in [plaats] staat:
“Naar aanleiding van ons telefoongesprek en uw schade-taxatie rapport-gegevens, welke wij hierbij overnemen, blijkt dat er inderdaad sprake is van een schade die schijnbaar veroorzaakt is door een lekkende waterleiding op het adres van [gedaagde] (…)
Wij zijn inderdaad van mening dat [eiseres] terecht door [gedaagde] aansprakelijk is gesteld, (…) en hebben besloten dat [gedaagde] een nieuwe laminaatvloer kan aanschaffen met een maximum bedrag van € 1.500,00. Ik zal [gedaagde] ook deze beslissing doen toekomen.
[eiseres] is ervan op de hoogte dat deze zaak al een tijdje speelt en dat dit voor de rekening komt van [eiseres] , gezien de lange tijd die het geduurd heeft dat wij hierop gereageerd hebben. (…)
Ik zal [gedaagde] ook mededelen dat de factuur voor deze nieuwe vloer aan ons overgelegd kan worden , waarna wij dit totale bedrag, mits tot € 1.500,00 per direct aan hem zullen overmaken of [gedaagde] kan het verrekenen met zijn huur.
Met vriendelijke groet,
[eiseres] ,
i.o.[handtekening]
[manager vastgoedbeheer]
Manager Vastgoedbeheer
Locatie [naam locatie] ”
2.6.3.
Deze brief vermeldt in de kop
”Afdeling Vastgoedbeheer//Toezeggingen”.
2.6.4.
De e-mail van 11 september 2012 van [medewerker klantenservice] aan [gedaagde] luidt:
”Ik heb met de afdeling Vastgoedbeheer vestiging [naam locatie] afgesproken dat wij eerdaags nog een email laten sturen van [manager vastgoedbeheer] 's emailadres inzake de eerdere toezeggingen die wij besproken hebben en die reeds goedgekeurd zijn door Vastgoedbeheer.
Het schijnt dat [manager vastgoedbeheer] zelf op vakantie is, maar men heeft daar gewoon toegang tot zijn e-mail adres. Het kan wel zo zijn dat u een ongetekende digitale versie krijgt, omdat en niet wist of men de beschikking had over zijn digitale handtekening.”
2.6.5.
De e-mail en brief van 12 september 2012 aan [gedaagde] luiden:
”Uit uw gegevens en die van het taxatiebedrijf blijkt dat er inderdaad sprake is van een schade die veroorzaakt is door een lekkende waterleiding de plaatsing van het oude keukenblok en pas herkend tijdens het plaatsen van het nieuwe keukenblok. (…)
Wij zijn inderdaad van mening dat [eiseres] hiervoor aansprakelijk is en dat u een nieuwe laminaatvloer kunt aanschaffen met een maximumbedrag van € 1.500,00. U bent ook niet aansprakelijk voor het ontbreken van de (hoge) plinten op de gehele benedenverdieping als gevolg van de reeds bestaande laminaatvloer. (…)
U kunt de factuur voor deze nieuwe vloer aan ons overleggen, waarna wij dit totale bedrag mits tot € 1.500,00, per direct aan u zullen overmaken of u kunt het verrekenen met de huur.
Met vriendelijke groet,
[eiseres] ,
[manager vastgoedbeheer]
Manager Vastgoedbeheer
Locatie [naam locatie] ”
2.6.6.
De brief van 12 september 2012 gericht aan [gedaagde] vermeldt in de kop
“Contractnummer [nummer 001] Afdeling Contracten”.
2.6.7.
In de brief van 3 december 2012 gericht aan [gedaagde] staat:
”Ik heb uw verzoeken (met bijgevoegde bewijsstukken) in behandeling genomen en heb voor u de volgende mededelingen en toezeggingen. (…)
M.b.t. de eerdere waterschade bij de verwarmingen, ontdekt na vervanging van het keukenblok en de vervolgschade hiervan aan uw tapijt tegels, vitrages en gordijnen, kunt u de rekening voor de vervangingskosten hiervoor bij ons inleveren, waarna wij deze volledig zullen vergoeden, dan wel kunt u deze kosten verrekenen met de huur.
Ook al is [eiseres] dit wettelijk niet verplicht te betalen, uit oogpunt van redelijkheid en billijkheid zal [eiseres] bij alle bewoners hierop een uitzondering maken.
Met vriendelijke groet,
[eiseres] ,
i.o.[handtekening]
[manager vastgoedbeheer]
Manager Vastgoedbeheer
Locatie [naam locatie] ”
2.6.8.
Genoemde brief vermeldt in de kop
“Contractnummer [nummer 001]Afdeling Contracten/Toezeggingen”.
2.7.
De getuigen hebben - voor zover van belang - het volgende verklaard.
2.7.1.
Getuige [manager vastgoedbeheer] heeft verklaard:
“Ik heb bij [eiseres] gewerkt van 1 januari 2010 tot 1 januari 2013. Ik was daar in dienst als manager vastgoedbeheer. Ik hield mij bezig met het onderhoud van het bezit van [eiseres] in de [naam locatie] . Ik gaf leiding aan een afdeling met acht fte.
U bespreekt met mij de aangifte die ik heb gedaan op 12 februari 2015. (…) Ik sta 100% achter de inhoud daarvan. En wat er staat is de waarheid. (…)In het algemeen werd de afhandeling van klachten toegekend aan één van de medewerkers van mijn afdeling. De brieven die naar aanleiding daarvan werden gestuurd kreeg ik altijd te zien. Alle belangrijke brieven over schadeclaims, of waar de advocatuur bij betrokken was, werden altijd door mij ondertekend.
Brieven van mijn hand werden weleens i.o. getekend maar dan had ik deze wel gezien.
E-mails die vanaf mijn e-mailadres werden verstuurd waren van mijn hand. Ik was de enige die kon inloggen op mijn e-mailadres. Voor zover ik weet had ook niemand mijn inlogcode. Deze wordt om de zoveel weken gewisseld. Het is absoluut niet zo dat e-mails vanaf mijn
e-mailadres door andere medewerkers werden verstuurd.
In de tijd dat ik bij [eiseres] werkte, had ik geen digitale handtekening of handtekeningstempel. Ik tekende de brieven dus zelf. Ik kreeg de brieven van mijn secretaresse, ondertekende ze en dan maakte zij kopieën van de brieven. Ik tekende voornamelijk met blauw of zwart en dat kon een gewone pen of een vulpen zijn. U toont mij de brief van 3 december 2012, gehecht aan de conclusie van antwoord, als productie 1. De handtekening die daarop vermeld staat is niet de mijne. Ik herken de handtekening ook niet. (…)
U leest mij voor de e-mail van [medewerker klantenservice] van 8 augustus 2012, die is gehecht aan het proces-verbaal van 24 augustus 2016. Ik kan me niet herinneren deze e-mail ooit te hebben gezien. Meestal liep een reparatie afhandeling als deze niet via het klantencontactcentrum. Externe taxatierapporten werden over het algemeen uitgevoerd door Dekra. Ik kan me niet herinneren of in dit geval een extern taxatierapport is uitgebracht.
U leest mij voor de e-mail van 11 september 2012 van [medewerker klantenservice] , gevoegd bij het proces-verbaal van 24 augustus 2016. Als ik het zo hoor, dan is wat er wordt vermeld een reden voor ontslag van de betreffende persoon. Ik ben daar fel op, want dit is buiten de procedures om. Sterker nog, ik was in die periode inderdaad met vakantie en had in die periode gewoon toegang tot mijn e-mailadres bij [eiseres] . Ik had ook contact met mijn medewerkers, voor noodgevallen. Zeker niet voor brieven die zaken aangaan. Ik kon dus ook zien of er vanaf mijn e-mailadres zou zijn gemaild.(…)Ik had twee medewerkers die de bevoegdheid hadden om tot EUR 1.000,- voor financiële uitkeringen te tekenen en die had ik in zicht. Zij kwamen daarvoor altijd bij mij. Voor kleinere bedragen, bijvoorbeeld vergoeding van een beltegoed van EUR 10,- mochten zij wel tekenen. Meestal kwamen ze wel bij mij omdat ik ook moest tekenen voor de daadwerkelijke uitbetaling. Brieven konden wel i.o. worden verstuurd maar dan kreeg ik deze te zien. Er zat een kopie daarvan in mijn leesmap. Dergelijke brieven zijn trouwens op één hand te tellen. De inhoud van de brief van 3 december had mij wel reden gegeven om de desbetreffende medewerker op het matje te roepen.
(…)De brieven worden in origineel verzonden. Een kopie wordt in het digitale dossier opgeslagen. Een verzending van de brieven gebeurde buiten mijn blikveld.
Als ik kijk naar de brief van 3 december 2012 dan klopt het sjabloon helemaal niet. Het vermelden van het contractnummer is niet gebruikelijk. De afdeling die is vermeld, bestaat niet. Het telefoonnummer wordt niet in het briefhoofd gezet. De stijl van de brief is niet de mijne. De laatste zin is buiten alle procedures om, omdat de toezegging die daarin staat te ruim is en te onbepaald. [eiseres] hanteert wel de redelijkheid en de billijkheid, maar niet op deze manier.
Andere mensen van mijn afdeling hadden geen digitale handtekening of handtekeningstempel. (…)
De e-mails en brieven die ik onder ogen heb gekregen die van mijn hand zouden zijn heb ik in elk geval nooit geschreven.
Toen ik bij [eiseres] werkte was het uitgesloten dat voor de [naam locatie] carte blanche voor het uitkeringen van vergoedingen werd gegeven. Dat mocht niemand. Ik wil daar nog aan toevoegen dat het zelf verrekenen met de huur ook niet gebruikelijk was. Normaal werd er een opdracht voor uitbetaling van een schadebedrag gedaan. Dan werd er via de incasso afdeling getoetst of er een huurachterstand was en of er met die huurachterstand kon worden verrekend. Voor zover ik weet werd er dan ook verrekend.”
2.7.2.
[medewerker klantenservice] heeft als getuige verklaard:
“Ik heb vanaf de helft van 2010 tot 1 december 2014 als medewerker klantenservice voor [eiseres] gewerkt. Ik werkte in [vestigingsplaats] (…)
U laat mij de e-mails van 6 september 2012 en 11 september 2012 zien, die zijn bijgevoegd bij het proces-verbaal van 24 augustus 2016. De e-mail van 6 september 2012 over de vernieuwing van de laminaatvloer zou ik hebben doorgestuurd aan [manager vastgoedbeheer] . Wat er in de
e-mail van 11 september 2012 staat klopt niet, want technisch gezien heeft niemand toegang tot andermans e-mailadres. Bij vakantie worden de e-mails die worden doorgestuurd weer ge-forward naar de vervanger van die persoon. Bij vakantie wordt namelijk een out of office-melding gegeven.”
2.7.3.
[gedaagde] heeft als (partij)getuige verklaard:
”Ik heb de e-mail en brief van 12 september 2012 en de brief van 3 december 2012 die in deze zaak in geding zijn niet gemanipuleerd. Ik weet niet wat de normale gang van zaken is bij [eiseres] waar het de communicatie betreft. Ik weet ook niet in welke vorm zij dat doen bij [eiseres] dus ik kan niets vertellen over waarom de getuigen [manager vastgoedbeheer] en [medewerker klantenservice] hebben verklaard dat de gang van zaken als vermeld in die stukken niet de gang van zaken bij [eiseres] is.(…) Ik heb eerst een e-mail van [manager vastgoedbeheer] gekregen in september 2012, daarna kreeg ik de brief per post (…)
In een e-mail is mij toegezegd dat [manager vastgoedbeheer] een brief zou sturen. Het ging hier om schade uit 2010 naar aanleiding van een verbouwing door [eiseres] . Ik had een nieuwe keuken gekregen. Ik had [eiseres] gevraagd te komen kijken en dat is ook gebeurd. Er zou een extern schadebureau worden ingeschakeld, maar dat is nooit gebeurd. [aannemer] , een man die bij mij de keuken heeft uitgebouwd in 2012 vertelde mij in 2011/2012 dat hij ook schaderapporten kon opstellen. Dat heeft hij gedaan. Dat schaderapport heeft [aannemer] aan [eiseres] gestuurd en daarvan heb ik een kopie gekregen, want ik heb er ook aan gerefereerd in mijn correspondentie. Er gebeurde alleen niets met die schade. (…)
Voor zover ik weet heeft de afhandeling van het schaderapport niet plaatsgevonden. [aannemer] heeft telefonisch contact met [manager vastgoedbeheer] opgenomen. [manager vastgoedbeheer] heeft toen gezegd dat zijn rapport zou worden meegenomen in de schadeafhandeling en dat geen gebruik zou worden gemaakt van het eigen schadebureau van [eiseres] . Dat had er mee te maken dat er al veel tijd was verstreken sinds 2010. Ik heb het schadebedrag niet gekregen. Ik verwijs naar de brief die ik hierover heb gekregen, waarin staat dat dat bedrag mocht worden verrekend met de huur. Als dat niet mogelijk was geweest dan had ik dat schadebedrag graag op mijn rekening ontvangen. Ik ben later nog bij de geschillencommissie van [eiseres] geweest en dat bedrag is ook toegekend in die procedure. Bij die commissie heeft [eiseres] voorgesteld dat het schadebedrag zou worden verrekend met de huur en daarmee ben ik akkoord gegaan. (…)
U houdt mij voor dat [eiseres] zegt dat de stukken waar we het vandaag over hebben niet kloppen en vraagt mij om reactie. Ik mag er toch vanuit gaan dat de brieven van een woningbouwvereniging kloppen. Naar aanleiding van de brief uit 2015 waarin staat dat het allemaal niet klopt heb ik mij op het standpunt gesteld dat die brieven correct zijn.
(…) [aannemer] kwam eind oktober/begin november 2016 een slot in een slaapkamerdeur vervangen. Toen kwam ter sprake dat ik op 9 december als getuige zou worden gehoord. Ik vertelde hem toen dat ik in 2012 een brief had gekregen van [eiseres] waarin stond dat de schade zou worden verrekend met de huur. Hij vroeg toen of dat dezelfde [eiseres] was als waarvoor hij dat schaderapport had gemaakt. Hij vertelde toen ook dat [eiseres] hem in die tijd een brief had gestuurd waarin staat dat mijn schade zou worden verrekend. Hij had die brief nog. Ik heb hem gevraagd om onze brieven met elkaar te vergelijken. Dat is ook gebeurd, ik vond toen dat de lay-out van onze brieven praktisch gelijk was.”
2.7.4.
Getuige [aannemer] heeft verklaard:
”(…) [gedaagde] heeft mij vier tot zes jaar geleden benaderd voor werkzaamheden aan zijn keuken en de rest van zijn woning in [woonplaats] .
De heer Perrels heeft mij gebeld en gevraagd of ik de brief van [eiseres] aan hem wil geven en of ik wilde getuigen. Dat was eind vorig jaar. Voor die tijd had [gedaagde] mij al gebeld en gezegd dat Perrels contact zou opnemen. (…) Het gaat om een brief die ik een tijd terug van [eiseres] heb gekregen dat had ik [gedaagde] ook verteld, kort nadat ik die brief had gekregen. Ik heb hem daarover gebeld. Ik had die brief niet echt gelezen maar wel even doorgekeken de inhoud was mij niet bijgebleven. Die brief is bij mij de stapel opgegaan. Ik heb een behoorlijke stapel liggen. Administratie houd ik niet zo bij, ik ben bouwer.
(…)
Ik heb een tijd geleden gekeken naar waterschade aan zijn vloer. Dat was voordat ik de brief van [eiseres] kreeg. [gedaagde] had mij verteld dat hij een schaderapport nodig had en dat hij daarmee naar de woningbouw zou gaan. Ik heb dat schaderapport opgesteld en heb dit alleen aan [gedaagde] verstuurd. Ik heb hiervoor geen geld gevraagd. Ik stel schaderapporten gratis op. (…)
Over het schaderapport heb ik geen enkel contact met [eiseres] gehad. Ik stuur op verzoek van klanten de schaderapporten alleen naar de klant zelf in het schaderapport staan mijn zakelijke gegevens, zoals adres, telefoonnummer, e-mail adres.
Die[kantonrechter: bedoeld is “U”]
toont een schade (Taxatie) rapport van 6 augustus 2012(…).
Het kan zijn dat dit het rapport is waarover ik het net had.
U toont mij een brief van 20 augustus 2012 van [eiseres] . Dit is de brief waarover ik net al heb verklaard. Deze brief is bij mij op de stapel gegaan. (…)
U vertelt mij dat in de brief van [eiseres] van 20 augustus 2012 wordt verwezen naar een telefoongesprek dat zou zijn gevoerd. U houdt me voor dat ik net heb verklaard dat ik helemaal geen contact heb gehad met [eiseres] . En u vraagt mij om een reactie. Ik kan mij niet herinneren dat ik een telefoongesprek heb gehad.
Ik heb niet vaak meegemaakt dat ik van anderen dan klanten berichten krijg over de voortgang van de schadeafhandeling.
U vraagt mij naar mijn schaderapport. De foto’s daarin heb ik zelf met mijn telefoon gemaakt. Die heb ik uitgeprint. Ik heb de foto’s verwijderd van de telefoon. Deze foto’s gebruik ik ook niet op mijn eigen website.
U zegt mij dat u producties in het geding brengt. Die worden gehecht aan dit proces verbaal. Het gaat om een portfolio van een parketlegger (…). U vraagt mij naar mijn foto’s die als bijlage 5a/5b bij mijn schaderapport zijn gevoegd. En merkt op dat u gelijkenissen ziet met de foto’s van pagina 2 van de portfolio. U vraagt mij waar ik deze foto’s van bijlage 5a/5b in het schaderapport heb gemaakt en wijst daarbij op productie 11 bij de stukken die u vandaag heeft overgelegd (plattegrond). Het is al een tijd geleden dat ik die foto’s heb gemaakt en ik weet echt niet meer waar ik die foto’s heb genomen.
(…)
Volgens mij heb ik nooit een gesprek met [eiseres] gehad, Ik kan het mij niet herinneren, het kan wel zijn gebeurd. (…)”
2.8.
Het beeld dat uit de verklaringen van [manager vastgoedbeheer] en [medewerker klantenservice] oprijst is het volgende. Klachtenafhandelingen en de beoordeling van schadeclaims vinden plaats door de afdeling waar [manager vastgoedbeheer] indertijd leiding aan gaf. Deze afdeling is genaamd Vastgoedbeheer. Bij [eiseres] heeft niemand toegang tot andermans e-mailadres. Bij vakantie worden de e-mails die worden doorgestuurd weer ge-forward naar de vervanger van die persoon. Bij vakantie wordt een out of office-melding gegeven. Uit de verklaring van [manager vastgoedbeheer] komt naar voren dat hij als leidinggevende claims boven € 1.000,-- en alle betalingen aan derden accordeert, carte blanche voor (toekomstige) schadeclaims wordt niet gegeven en verrekening van zo’n claim vindt alleen plaats als een huurachterstand bestaat. [manager vastgoedbeheer] heeft conform zijn aangifte bij de politie herhaald dat hij niet de onderhavige e-mail en brieven heeft gestuurd aan [gedaagde] .
2.9.
Tot zover is de conclusie dat de afgelegde getuigenverklaringen van [manager vastgoedbeheer] en [medewerker klantenservice] veeleer ondersteuning bieden voor hetgeen de kantonrechter voorshands bewezen heeft geacht en in ieder geval geen tegenbewijs opleveren.
2.10.
Aan de verklaring van [aannemer] zal de kantonrechter geen bewijswaarde hechten. Hiervoor is het volgende van belang. In de eerste plaats is [aannemer] pas als getuige opgevoerd, nadat [manager vastgoedbeheer] en [medewerker klantenservice] in december 2016 hadden getuigd. Verder heeft te gelden dat [aannemer] niets over de echtheid van de e-mail en brieven in geding kan verklaren. Bovendien acht de kantonrechter zijn verklaring met [eiseres] niet geloofwaardig. De kantonrechter acht ten eerste niet logisch dat [eiseres] [aannemer] per brief op de hoogte heeft gesteld van de schadeafhandeling ziend op de waterschade van [gedaagde] in 2010/2011. Dit geldt alleen al omdat [aannemer] heeft verklaard dat hij het rapport in opdracht [gedaagde] heeft gemaakt, dit uitsluitend aan [gedaagde] heeft gestuurd en het niet gebruikelijk is dat derden hem op de hoogte stellen van het verdere verloop van schadeafhandelingen als deze. Ook is niet logisch dat [aannemer] voor zijn schaderapport geen factuur aan [gedaagde] heeft gestuurd, gelet op het - volgens hem en [gedaagde] - zakelijke karakter van hun relatie. Daar komt bij dat [aannemer] heeft verklaard zich van de inhoud van de vermeende brief van 20 augustus 2012 niets te herinneren en [gedaagde] vlak na ontvangst daarvan al op de hoogte te hebben gesteld van die brief. De verklaring van [aannemer] staat hierin haaks op die van [gedaagde] als partijgetuige. [gedaagde] heeft immers verklaard dat [aannemer] indertijd het schaderapport aan [eiseres] heeft gestuurd, dat [aannemer] hem in oktober/november 2016 - dus ruim vier jaar na de vermeende ontvangst van de brief - op het bestaan van deze brief heeft gewezen en daarbij gezegd heeft dat in die brief staat dat diens schade zou worden verrekend. Verder heeft [aannemer] in eerste instantie verklaard helemaal geen contact te hebben gehad met [eiseres] , terwijl in de brief van 20 augustus 2012 wordt gerefereerd aan een telefoongesprek dat hij zou hebben gevoerd met [manager vastgoedbeheer] . Na daarmee te zijn geconfronteerd heeft [aannemer] verklaard zich het telefoongesprek te kunnen herinneren om even later te verklaren dat het telefoongesprek nooit heeft plaatsgevonden, dat hij het zich niet kan herinneren en dat het gesprek wel kan hebben plaatsgevonden. Dit alles overziend, lijkt [aannemer] enkel te zijn ingeschakeld om het relaas en de stellingen van [gedaagde] te onderschrijven.
2.11.
Vraag is of aan de brief van 20 augustus 2012 bewijswaarde kan worden gehecht. Vooropstaat dat [manager vastgoedbeheer] , de vermeende opsteller van de brief van 20 augustus 2012, niet is gehoord over deze brief en de vraag of deze brief van hem of [eiseres] afkomstig is. De brief is immers pas geproduceerd tijdens het getuigenverhoor van [aannemer] . Desondanks is de kantonrechter van oordeel dat aan deze brief geen bewijswaarde kan worden toegekend.
Dit gelet op hetgeen onder 2.8 is overwogen. Ook deze brief lijkt te zijn geproduceerd om het verhaal van [gedaagde] kracht bij te zetten. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat de lay-out van de brief gelijk is aan die van 12 september 2012 en 3 december 2012, maar dat de daarin vermelde afdeling de naam Vastgoedbeheer/Contracten heeft dan die in laatstgenoemde brieven. Daarover heeft getuige [manager vastgoedbeheer] al verklaard dat de afdeling Contracten niet bestaat. De kantonrechter heeft verder geconstateerd dat de handtekeningen op de brieven exact hetzelfde zijn en dat op het originele exemplaar van de brief van
3 december 2012 geen originele handtekening staat, maar een stempel of kopie van een handtekening. Getuige [manager vastgoedbeheer] heeft verklaard dat hij de handtekening niet herkent en dat [eiseres] indertijd geen gebruik maakte van handtekeningenstempels.
2.12.
Tegenover de verklaring van [gedaagde] , waaraan beperkte bewijskracht kan worden toegekend omdat hij partijgetuige is, staan de verklaringen van [manager vastgoedbeheer] en [medewerker klantenservice] , waaruit naar het oordeel van de kantonrechter voldoende is komen vast te staan dat de e-mail en brieven van 12 september 2012 en de brief van 3 december 2012 niet afkomstig zijn van [eiseres] althans dat deze zijn gemanipuleerd. [gedaagde] heeft deze correspondentie in zijn voordeel aangewend door te stellen dat hij een (verrekenbare) vordering heeft op [eiseres] . Zoals in het tussenvonnis van 11 mei 2016 is overwogen levert dit bedrog op en is dit reden om de huurovereenkomst te ontbinden. 2.12. Conclusie van het voorgaande is dat de vorderingen van [eiseres] die zien op de ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en terugbetaling van de onterecht ontvangen schadebedragen moeten worden toegewezen.
2.13.
[eiseres] heeft bij haar conclusie na enquêtes het door haar gevorderde bedrag aan huurachterstand niet gewijzigd nu zij niet wil dat er nog meer tijd verstrijkt door het in de gelegenheid stellen van [gedaagde] om op de wijziging van eis te reageren. Zij stelt dat [gedaagde] sinds de dagvaarding meer betalingen en aflossingen heeft verricht en dat deze zullen worden verrekend met het gevorderde bedrag. [eiseres] heeft echter geen recente specificatie overgelegd met betrekking tot de door haar gevorderde huurachterstand. Gelet hierop zal de kantonrechter het door [eiseres] gevorderde bedrag aan huurachterstand afwijzen, aangezien deze door [gedaagde] wordt betwist en door [eiseres] onvoldoende gespecificeerd is.
2.14.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat hij grotendeels ongelijk krijgt.

3.De beslissing

De kantonrechter;
3.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woonruimte aan het adres [adres] in [woonplaats] ;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] de woonruimte aan adres [adres] in [woonplaats] binnen drie dagen na betekening van het vonnis te ontruimen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een vergoeding van € 642,20 per maand of gedeelte daarvan, zolang hij de woonruimte in gebruik houdt;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten die tot en met vandaag aan de kant van [eiseres] worden bepaald op de volgende bedragen:
dagvaarding € 95,68
griffierecht € 471,--
salaris gemachtigde (4,5 punt a € 175,00) € 787,50;
3.5.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. van Dijk, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter