2.7.1.Getuige [manager vastgoedbeheer] heeft verklaard:
“Ik heb bij [eiseres] gewerkt van 1 januari 2010 tot 1 januari 2013. Ik was daar in dienst als manager vastgoedbeheer. Ik hield mij bezig met het onderhoud van het bezit van [eiseres] in de [naam locatie] . Ik gaf leiding aan een afdeling met acht fte.
U bespreekt met mij de aangifte die ik heb gedaan op 12 februari 2015. (…) Ik sta 100% achter de inhoud daarvan. En wat er staat is de waarheid. (…)In het algemeen werd de afhandeling van klachten toegekend aan één van de medewerkers van mijn afdeling. De brieven die naar aanleiding daarvan werden gestuurd kreeg ik altijd te zien. Alle belangrijke brieven over schadeclaims, of waar de advocatuur bij betrokken was, werden altijd door mij ondertekend.
Brieven van mijn hand werden weleens i.o. getekend maar dan had ik deze wel gezien.
E-mails die vanaf mijn e-mailadres werden verstuurd waren van mijn hand. Ik was de enige die kon inloggen op mijn e-mailadres. Voor zover ik weet had ook niemand mijn inlogcode. Deze wordt om de zoveel weken gewisseld. Het is absoluut niet zo dat e-mails vanaf mijn
e-mailadres door andere medewerkers werden verstuurd.
In de tijd dat ik bij [eiseres] werkte, had ik geen digitale handtekening of handtekeningstempel. Ik tekende de brieven dus zelf. Ik kreeg de brieven van mijn secretaresse, ondertekende ze en dan maakte zij kopieën van de brieven. Ik tekende voornamelijk met blauw of zwart en dat kon een gewone pen of een vulpen zijn. U toont mij de brief van 3 december 2012, gehecht aan de conclusie van antwoord, als productie 1. De handtekening die daarop vermeld staat is niet de mijne. Ik herken de handtekening ook niet. (…)
U leest mij voor de e-mail van [medewerker klantenservice] van 8 augustus 2012, die is gehecht aan het proces-verbaal van 24 augustus 2016. Ik kan me niet herinneren deze e-mail ooit te hebben gezien. Meestal liep een reparatie afhandeling als deze niet via het klantencontactcentrum. Externe taxatierapporten werden over het algemeen uitgevoerd door Dekra. Ik kan me niet herinneren of in dit geval een extern taxatierapport is uitgebracht.
U leest mij voor de e-mail van 11 september 2012 van [medewerker klantenservice] , gevoegd bij het proces-verbaal van 24 augustus 2016. Als ik het zo hoor, dan is wat er wordt vermeld een reden voor ontslag van de betreffende persoon. Ik ben daar fel op, want dit is buiten de procedures om. Sterker nog, ik was in die periode inderdaad met vakantie en had in die periode gewoon toegang tot mijn e-mailadres bij [eiseres] . Ik had ook contact met mijn medewerkers, voor noodgevallen. Zeker niet voor brieven die zaken aangaan. Ik kon dus ook zien of er vanaf mijn e-mailadres zou zijn gemaild.(…)Ik had twee medewerkers die de bevoegdheid hadden om tot EUR 1.000,- voor financiële uitkeringen te tekenen en die had ik in zicht. Zij kwamen daarvoor altijd bij mij. Voor kleinere bedragen, bijvoorbeeld vergoeding van een beltegoed van EUR 10,- mochten zij wel tekenen. Meestal kwamen ze wel bij mij omdat ik ook moest tekenen voor de daadwerkelijke uitbetaling. Brieven konden wel i.o. worden verstuurd maar dan kreeg ik deze te zien. Er zat een kopie daarvan in mijn leesmap. Dergelijke brieven zijn trouwens op één hand te tellen. De inhoud van de brief van 3 december had mij wel reden gegeven om de desbetreffende medewerker op het matje te roepen.
(…)De brieven worden in origineel verzonden. Een kopie wordt in het digitale dossier opgeslagen. Een verzending van de brieven gebeurde buiten mijn blikveld.
Als ik kijk naar de brief van 3 december 2012 dan klopt het sjabloon helemaal niet. Het vermelden van het contractnummer is niet gebruikelijk. De afdeling die is vermeld, bestaat niet. Het telefoonnummer wordt niet in het briefhoofd gezet. De stijl van de brief is niet de mijne. De laatste zin is buiten alle procedures om, omdat de toezegging die daarin staat te ruim is en te onbepaald. [eiseres] hanteert wel de redelijkheid en de billijkheid, maar niet op deze manier.
Andere mensen van mijn afdeling hadden geen digitale handtekening of handtekeningstempel. (…)
De e-mails en brieven die ik onder ogen heb gekregen die van mijn hand zouden zijn heb ik in elk geval nooit geschreven.
Toen ik bij [eiseres] werkte was het uitgesloten dat voor de [naam locatie] carte blanche voor het uitkeringen van vergoedingen werd gegeven. Dat mocht niemand. Ik wil daar nog aan toevoegen dat het zelf verrekenen met de huur ook niet gebruikelijk was. Normaal werd er een opdracht voor uitbetaling van een schadebedrag gedaan. Dan werd er via de incasso afdeling getoetst of er een huurachterstand was en of er met die huurachterstand kon worden verrekend. Voor zover ik weet werd er dan ook verrekend.”
2.7.2.[medewerker klantenservice] heeft als getuige verklaard:
“Ik heb vanaf de helft van 2010 tot 1 december 2014 als medewerker klantenservice voor [eiseres] gewerkt. Ik werkte in [vestigingsplaats] (…)
U laat mij de e-mails van 6 september 2012 en 11 september 2012 zien, die zijn bijgevoegd bij het proces-verbaal van 24 augustus 2016. De e-mail van 6 september 2012 over de vernieuwing van de laminaatvloer zou ik hebben doorgestuurd aan [manager vastgoedbeheer] . Wat er in de
e-mail van 11 september 2012 staat klopt niet, want technisch gezien heeft niemand toegang tot andermans e-mailadres. Bij vakantie worden de e-mails die worden doorgestuurd weer ge-forward naar de vervanger van die persoon. Bij vakantie wordt namelijk een out of office-melding gegeven.”
2.7.3.[gedaagde] heeft als (partij)getuige verklaard:
”Ik heb de e-mail en brief van 12 september 2012 en de brief van 3 december 2012 die in deze zaak in geding zijn niet gemanipuleerd. Ik weet niet wat de normale gang van zaken is bij [eiseres] waar het de communicatie betreft. Ik weet ook niet in welke vorm zij dat doen bij [eiseres] dus ik kan niets vertellen over waarom de getuigen [manager vastgoedbeheer] en [medewerker klantenservice] hebben verklaard dat de gang van zaken als vermeld in die stukken niet de gang van zaken bij [eiseres] is.(…) Ik heb eerst een e-mail van [manager vastgoedbeheer] gekregen in september 2012, daarna kreeg ik de brief per post (…)
In een e-mail is mij toegezegd dat [manager vastgoedbeheer] een brief zou sturen. Het ging hier om schade uit 2010 naar aanleiding van een verbouwing door [eiseres] . Ik had een nieuwe keuken gekregen. Ik had [eiseres] gevraagd te komen kijken en dat is ook gebeurd. Er zou een extern schadebureau worden ingeschakeld, maar dat is nooit gebeurd. [aannemer] , een man die bij mij de keuken heeft uitgebouwd in 2012 vertelde mij in 2011/2012 dat hij ook schaderapporten kon opstellen. Dat heeft hij gedaan. Dat schaderapport heeft [aannemer] aan [eiseres] gestuurd en daarvan heb ik een kopie gekregen, want ik heb er ook aan gerefereerd in mijn correspondentie. Er gebeurde alleen niets met die schade. (…)
Voor zover ik weet heeft de afhandeling van het schaderapport niet plaatsgevonden. [aannemer] heeft telefonisch contact met [manager vastgoedbeheer] opgenomen. [manager vastgoedbeheer] heeft toen gezegd dat zijn rapport zou worden meegenomen in de schadeafhandeling en dat geen gebruik zou worden gemaakt van het eigen schadebureau van [eiseres] . Dat had er mee te maken dat er al veel tijd was verstreken sinds 2010. Ik heb het schadebedrag niet gekregen. Ik verwijs naar de brief die ik hierover heb gekregen, waarin staat dat dat bedrag mocht worden verrekend met de huur. Als dat niet mogelijk was geweest dan had ik dat schadebedrag graag op mijn rekening ontvangen. Ik ben later nog bij de geschillencommissie van [eiseres] geweest en dat bedrag is ook toegekend in die procedure. Bij die commissie heeft [eiseres] voorgesteld dat het schadebedrag zou worden verrekend met de huur en daarmee ben ik akkoord gegaan. (…)
U houdt mij voor dat [eiseres] zegt dat de stukken waar we het vandaag over hebben niet kloppen en vraagt mij om reactie. Ik mag er toch vanuit gaan dat de brieven van een woningbouwvereniging kloppen. Naar aanleiding van de brief uit 2015 waarin staat dat het allemaal niet klopt heb ik mij op het standpunt gesteld dat die brieven correct zijn.
(…) [aannemer] kwam eind oktober/begin november 2016 een slot in een slaapkamerdeur vervangen. Toen kwam ter sprake dat ik op 9 december als getuige zou worden gehoord. Ik vertelde hem toen dat ik in 2012 een brief had gekregen van [eiseres] waarin stond dat de schade zou worden verrekend met de huur. Hij vroeg toen of dat dezelfde [eiseres] was als waarvoor hij dat schaderapport had gemaakt. Hij vertelde toen ook dat [eiseres] hem in die tijd een brief had gestuurd waarin staat dat mijn schade zou worden verrekend. Hij had die brief nog. Ik heb hem gevraagd om onze brieven met elkaar te vergelijken. Dat is ook gebeurd, ik vond toen dat de lay-out van onze brieven praktisch gelijk was.”
2.7.4.Getuige [aannemer] heeft verklaard:
”(…) [gedaagde] heeft mij vier tot zes jaar geleden benaderd voor werkzaamheden aan zijn keuken en de rest van zijn woning in [woonplaats] .
De heer Perrels heeft mij gebeld en gevraagd of ik de brief van [eiseres] aan hem wil geven en of ik wilde getuigen. Dat was eind vorig jaar. Voor die tijd had [gedaagde] mij al gebeld en gezegd dat Perrels contact zou opnemen. (…) Het gaat om een brief die ik een tijd terug van [eiseres] heb gekregen dat had ik [gedaagde] ook verteld, kort nadat ik die brief had gekregen. Ik heb hem daarover gebeld. Ik had die brief niet echt gelezen maar wel even doorgekeken de inhoud was mij niet bijgebleven. Die brief is bij mij de stapel opgegaan. Ik heb een behoorlijke stapel liggen. Administratie houd ik niet zo bij, ik ben bouwer.
(…)
Ik heb een tijd geleden gekeken naar waterschade aan zijn vloer. Dat was voordat ik de brief van [eiseres] kreeg. [gedaagde] had mij verteld dat hij een schaderapport nodig had en dat hij daarmee naar de woningbouw zou gaan. Ik heb dat schaderapport opgesteld en heb dit alleen aan [gedaagde] verstuurd. Ik heb hiervoor geen geld gevraagd. Ik stel schaderapporten gratis op. (…)
Over het schaderapport heb ik geen enkel contact met [eiseres] gehad. Ik stuur op verzoek van klanten de schaderapporten alleen naar de klant zelf in het schaderapport staan mijn zakelijke gegevens, zoals adres, telefoonnummer, e-mail adres.
Die[kantonrechter: bedoeld is “U”]
toont een schade (Taxatie) rapport van 6 augustus 2012(…).
Het kan zijn dat dit het rapport is waarover ik het net had.
U toont mij een brief van 20 augustus 2012 van [eiseres] . Dit is de brief waarover ik net al heb verklaard. Deze brief is bij mij op de stapel gegaan. (…)
U vertelt mij dat in de brief van [eiseres] van 20 augustus 2012 wordt verwezen naar een telefoongesprek dat zou zijn gevoerd. U houdt me voor dat ik net heb verklaard dat ik helemaal geen contact heb gehad met [eiseres] . En u vraagt mij om een reactie. Ik kan mij niet herinneren dat ik een telefoongesprek heb gehad.
Ik heb niet vaak meegemaakt dat ik van anderen dan klanten berichten krijg over de voortgang van de schadeafhandeling.
U vraagt mij naar mijn schaderapport. De foto’s daarin heb ik zelf met mijn telefoon gemaakt. Die heb ik uitgeprint. Ik heb de foto’s verwijderd van de telefoon. Deze foto’s gebruik ik ook niet op mijn eigen website.
U zegt mij dat u producties in het geding brengt. Die worden gehecht aan dit proces verbaal. Het gaat om een portfolio van een parketlegger (…). U vraagt mij naar mijn foto’s die als bijlage 5a/5b bij mijn schaderapport zijn gevoegd. En merkt op dat u gelijkenissen ziet met de foto’s van pagina 2 van de portfolio. U vraagt mij waar ik deze foto’s van bijlage 5a/5b in het schaderapport heb gemaakt en wijst daarbij op productie 11 bij de stukken die u vandaag heeft overgelegd (plattegrond). Het is al een tijd geleden dat ik die foto’s heb gemaakt en ik weet echt niet meer waar ik die foto’s heb genomen.
(…)
Volgens mij heb ik nooit een gesprek met [eiseres] gehad, Ik kan het mij niet herinneren, het kan wel zijn gebeurd. (…)”