ECLI:NL:RBNHO:2017:6160

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
c/15/261797/ HA RK 17/131
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

Op 20 juli 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland, Wrakingskamer, uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoeker tegen mr. M. Hoendervoogt. Verzoeker had verzocht om uitstel van de behandeling van zijn zaak, die gepland stond voor 28 juli 2017, vanwege gezondheidsklachten. De rechter weigerde dit verzoek, wat leidde tot de wraking. Verzoeker stelde dat de rechter geen rekening hield met zijn situatie en dat hij geen vertrouwen had in de onpartijdigheid van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter geen blijk had gegeven van vooringenomenheid en dat de beslissing om geen uitstel te verlenen een legitieme procesbeslissing was. De wrakingskamer benadrukte dat een onwelgevallige beslissing op zich geen grond voor wraking oplevert, tenzij er sprake is van duidelijke vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en het proces in de hoofdzaak voortgezet.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/261797 / HA RK 17/131
Beslissing van 20 juli 2017
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker 1]
wonende te [woonplaats 1]
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. M. Hoendervoogt,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft bij emailbericht van 11 juli 2017 verzocht om een uitstel van de behandeling van de bij deze rechtbank, afdeling privaatrecht, sectie kanton, locatie Alkmaar aanhangige zaak met als zaaknummer C/15/6103022 / AO VERZ 17/75, hierna ook te noemen: de hoofdzaak. De mondelinge behandeling staat gepland voor 28 juli 2017.
Zijn advocaat staat hem in deze procedure niet bij en verzoeker wil zijn zaak zelf bepleiten. Verzoeker stelt dat zijn artsen hem hebben geadviseerd zich voorlopig niet met deze zaak bezig te houden en daarom wenst verzoeker dat de behandeling wordt uitgesteld tot 18 januari 2018. In overleg met de artsen is gekeken of er misschien eerder een mogelijkheid is, maar dat is op zijn vroegst – in het gunstigste geval – 11 oktober 2017.
1.2
De rechter heeft vervolgens beslist dat er geen uitstel voor de mondelinge behandeling zal worden gegeven en via de griffie van de rechtbank aan verzoeker meegedeeld dat zijn verzoek tot aanhouding was afgewezen.
1.3
Verzoeker heeft bij emailbericht van 12 juli 2017, 9.29 uur, meegedeeld dat er dan niemand aanwezig zou zijn en dat hij vanzelf in hoger beroep zal gaan.
Later op de dag, 21.53 uur, heeft verzoeker meegedeeld dat hij zich wil beroepen op het recht om de rechter te wraken, waarna de griffier van deze rechtbank hem per e-mail heeft geantwoord dat een wrakingsverzoek schriftelijk moet worden gedaan en gemotiveerd dient te zijn.
1.4
De verzoeker heeft bij brief van 17 juli 2017, ingekomen op 19 juli 2017, de wraking verzocht van de rechter.
1.5
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 20 juli 2017. Verzoeker (per telefoon uitgenodigd door de voorzitter, met schriftelijke bevestiging bij e-mail en gewone post), de rechter (per e-mail uitgenodigd) en de wederpartij van verzoeker in de hoofdzaak (per faxbericht) zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
Verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak zijn niet verschenen.

2.Standpunten

2.1.
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek het volgende aangevoerd:
“De zitting voor deze zaak is gepland op 28 juli a.s. echter kan ik daarbij niet aanwezig zijn. Aangezien ik door een ongeneselijke ziekte meerdere operaties moet ondergaan kan ik niet eerder dan 18 januari 2018. Dit heb ik meerdere malen zowel telefonisch als per mail aangegeven, echter staat volgens zowel de kantonrechter als de [gerechtsambtenaar] de datum van 28 juli 2017 vast.
Een afgevaardigde sturen, zoals een advocaat, kan niet omdat ik mijn eigen verdediging wil voeren. Ik heb het gevoel dat er geenszins rekening wordt gehouden met mijn gezondheidsklachten. Het heeft er schijn van dat de kantonrechter op de hand is van de wederpartij. Wat ik ook aangeef, het mag helaas niet baten.
Door het onbegrip en het standvastig aanhouden van de datum van 28 juli heb ik geen vertrouwen in deze rechter. Daarom wil ik hierbij een verzoek indienen om de rechter te wraken.”
2.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust maar is door de wrakingskamer, gelet op de korte tijdspanne tot de zitting, niet in de gelegenheid gesteld om een schriftelijke reactie te geven op het verzoek.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (de zogenaamde subjectieve toets).
Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (de zogenaamde objectieve toets).
Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
3.2.
De te beoordelen grond voor dit verzoek beperkt zich feitelijk tot de stelling dat geen rekening wordt gehouden met de gezondheidsklachten van verzoeker. Verzoeker is het niet eens is met de beslissing van de rechter om geen uitstel te verlenen en de behandeling van de zaak aan te houden tot oktober 2017 of januari 2018.
3.3.
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. De wrakingskamer is van oordeel dat dit laatste niet het geval is en overweegt daartoe als volgt
3.4.
Het is een bevoegdheid van de rechter om op verzoeken tot uitstel te beslissen. Dergelijke beslissingen zijn zuivere procesbeslissingen. De rechter heeft gebruik gemaakt van de haar op grond van artikel 20 Rv toekomende bevoegdheid om te waken tegen onredelijke vertraging van de procedure. Bij de afweging om al dan niet een aanhouding te verlenen, speelt de inhoud van het geschil doorgaans uiteraard een belangrijke rol.
In deze zaak gaat het om een arbeidsgeschil, met als onderliggende overeenkomst een tijdelijk contract tot 1 november 2017. Het financieel belang is ruim € 36.000,-. Verzoeker wordt als werkgever tot vergoeding van dat bedrag aangesproken.
3.5.
De wrakingskamer is van oordeel dat de rechter onder voormelde omstandigheden met de genomen beslissing geen blijk heeft gegeven van enige vooringenomenheid jegens verzoeker. Evenmin kan worden gezegd dat de schijn van partijdigheid niet is vermeden.
Immers, weliswaar staat het verzoeker vrij om niet te kiezen voor inschakeling van een advocaat of schriftelijk gemachtigde, maar het is aan de rechter om een procesbeslissing te nemen waarbij de daaruit voortvloeiende procesvertraging wordt meegewogen.
Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
4.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van de sectie kanton, locatie Alkmaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.H.B. Littooy, voorzitter, mr. S.M. Jongkind-Jonker en mr. L.J. Saarloos, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Bruijn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2017.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.