ECLI:NL:RBNHO:2017:6170

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
20 juli 2017
Zaaknummer
C/15/247225 / FA RK 16-4841
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.E. Heyning-Huydecoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en omgangsregeling in het kader van vechtscheiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 26 juli 2017, is er een beslissing genomen over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun minderjarige kinderen en de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat er geen substantiële verbetering te verwachten is in de nabije toekomst. De vader, die met alcoholverslaving en agressie kampt, heeft niet ingezien dat zijn gedrag een negatieve impact heeft op de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de beslissing over het gezag een jaar aan te houden, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende informatie beschikbaar was om nu al te beslissen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag te beëindigen toegewezen, en de moeder is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag. Het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen is afgewezen, omdat de rechtbank van mening is dat het in strijd is met de belangen van de kinderen, gezien de huidige situatie en de gedragingen van de vader. De rechtbank benadrukt dat de vader nog steeds een rol kan spelen in het leven van de kinderen, mits hij bereid is om aan verbetering van de communicatie en verstandhouding te werken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sectie Familie & Jeugd
locatie Haarlem
gezag / omgang
zaak-/rekestnr.: C/15/247225 / FA RK 16-4841
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 26 juli 2017
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A.F.M. Visscher, kantoorhoudende te Volendam,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.C.A.M. Schilder, kantoorhoudende te Volendam.

1.Procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit
-de beschikking van deze rechtbank van 1 februari 2017, hersteld bij beschikking van 15 februari 2017, en de daarin vermelde stukken;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 30 mei 2017, ingekomen op 6 juni 2017;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 20 juni 2017.
1.2
De behandeling van de zaak is voortgezet op de zitting van 26 juni 2017 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun advocaten. De Raad voor de Kinderbescherming is ter zitting vertegenwoordigd door [naam] . Als vertegenwoordiger van de Jeugd- en Gezinsbeschermers was aanwezig [naam] .
1.3
De minderjarige [minderjarige] heeft, voorafgaand aan de zitting haar mening in raadkamer kenbaar gemaakt.

2.Verdere beoordeling

2.1
Bij beschikking van 1 februari 2017, hersteld bij beschikking van 15 februari 2017 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen: de Raad, verzocht om ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) en het gezag een onderzoek te verrichten en de rechtbank te adviseren. Het verslag van het onderzoek en het erop gebaseerde advies is neergelegd in het rapport van 30 mei 2017.
2.2
Tijdens het onderzoek heeft de Raad op 11 mei 2017 een multidisciplinair overleg doen plaatsvinden waarin is besloten dat de Raad zal onderzoeken of er (wederom) een kinderbeschermingsmaatregel nodig is. Dit onderzoek heeft ertoe geleid dat de Raad op
1 juni 2017 de kinderrechter om een ondertoezichtstelling heeft verzocht. Bij beschikking van 10 juli 2017 heeft de kinderrechter het verzoek om ondertoezichtstelling afgewezen.
gezag
2.3
De Raad adviseert de rechtbank de beslissing over de meest passende gezagssituatie een jaar aan te houden en te beginnen met hulpverlening aan de ouders die als doel heeft het aanpakken van de echtscheidingsproblematiek en het verbeteren van de communicatie. De Raad acht een termijn van een jaar nodig, gelet op de ernst van de problematiek, het feit dat vader nog volop bezig is met het vormgeven van zijn nieuwe leven en het feit dat ouders de tijd moeten krijgen hun relatie met elkaar middels hulpverlening te verbeteren. In de hulpverlening is tot op heden het accent nog niet genoeg gelegd op de echtscheidingsproblematiek en het feit dat ouders samen veranderingen tot stand moeten brengen.
Volgens het rapport ervaren de kinderen al wel last van de problematische communicatie tussen de ouders en kan gesteld worden dat ze hierin wel het risico lopen klem en verloren te raken. De Raad acht het mogelijk dat deelname aan Kinderen uit de Knel meer zicht gaat geven over de mogelijkheden van ouders en of er nog verbetering te brengen is in de situatie.
2.4
Uitgangspunt van de wet is dat ouders na de scheiding gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kinderen blijven uitoefenen. Ingevolge artikel 1:253n, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan echter op verzoek van de niet met elkaar
gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag worden beëindigd, indien nadien de
omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Op grond van artikel 1:253n, tweede lid, van het BW zijn
de gronden van artikel 1:251a, eerste lid, van het BW van overeenkomstige toepassing.
Hierin is bepaald dat de rechter het gezamenlijk gezag kan beëindigen en één van beide
ouders met het gezag over een kind kan belasten, indien er een onaanvaardbaar risico is dat
het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin
binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt of indien dit anderszins in het belang van
het kind noodzakelijk is.
2.5
Volgens vaste jurisprudentie is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind(eren) in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Hiervoor is tenminste een minimale vorm van constructieve communicatie tussen de ouders noodzakelijk.
2.6
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de communicatie tussen de ouders al jarenlang ernstig verstoord is. Volgens het rapport van de Raad zijn er veel ruzies geweest tussen de ouders waarbij persoonlijke problematiek (genoemd worden alcoholverslaving en agressie van vader en agressie van moeder) een rol speelde. Er zijn veel escalaties geweest tussen de ouders waarbij ook de politie betrokken is geweest.
2.7
Een aanhouding van de beslissing op over het gezag voor een periode van een jaar, zoals door de Raad wordt geadviseerd, zal naar de verwachting van de rechtbank geen ander licht op deze kwestie werpen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende informatie beschikbaar om thans reeds over het verzoek betreffende het gezag te beslissen. De rechtbank is van oordeel dat niet te verwachten is dat in de verstandhouding en communicatie tussen de ouders daadwerkelijk binnen een jaar substantiële verbetering zal komen en zij in staat zullen zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening. Hierbij betrekt de rechtbank dat ter zitting is gebleken dat de vader nog steeds niet inziet dat de thans ontstane situatie (ook) door zijn toedoen is ontstaan en dat hij om dit te doorbreken hulpverlening zal moeten gaan accepteren.
De rechtbank is van oordeel dat wijziging van het gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Het verzoek van de moeder zal derhalve worden toegewezen. Dit betekent niet dat de vader geen enkele rol meer in het leven van de kinderen kan spelen. Hij blijft hun vader en wanneer hij zich realiseert dat hij mee kan werken aan verbetering van de verstandhouding tussen hem, de moeder en de kinderen waardoor de thans ontstane impasse wordt doorbroken, kan het contact met de kinderen weer worden opgebouwd.
zorgregeling
2.8
De vader heeft de rechtbank verzocht om een zorgregeling vast te stellen. Gelet op de beslissing van de rechtbank omtrent het gezag, zal de rechtbank in het navolgende de term omgang hanteren zoals deze voorkomt in artikel 1:377a BW.
2.9
Uit het eerste lid van artikel 1:377a van het BW blijkt dat het kind recht heeft op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat, en dat de niet met het gezag belaste ouder het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind heeft. De vraag die beantwoord moet worden is of het belang van de minderjarigen thans met zich brengt dat er tussen hen en de vader een omgangsregeling wordt vastgesteld.
2.1
De Raad adviseert de rechtbank (ook) de beslissing over de omgang aan te houden voor de duur van één jaar, waarna de Raad een definitief advies geeft hierover.
2.11
De rechtbank is van oordeel dat het niet in het belang van de kinderen is dat de beslissing over de omgang voor een periode van een jaar wordt aangehouden. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende informatie beschikbaar om thans reeds over het verzoek te beslissen. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat het in principe in het belang van de kinderen is dat zij met de vader een vrij en veilig contact kunnen hebben. De rechtbank verwijst naar de passage in het rapport van de Raad waaruit blijkt dat Jeugdbescherming verwacht dat de moeder de kinderen zal blijven stimuleren om met vader om te gaan. Dat zij hierin actief optreedt blijkt uit het feit dat de moeder contact heeft opgenomen met de Jeugdbescherming om aan te geven dat zij de indruk heeft dat de kinderen hun vader missen en met het zorgteam om te bekijken wat de mogelijkheden zijn voor begeleide omgang.
2.12
Uit de het rapport van de Raad en de verklaringen van [minderjarige] in raadkamer blijkt dat beide kinderen hun vader wel willen zien, maar onder de juiste omstandigheden. Vader moet voor de kinderen betrouwbaar en voorspelbaar zijn. Voor de kinderen blijft het een probleem dat de vader hen vragen stelt over de moeder. Tot op heden heeft de vader echter nog niet begrepen wat de impact is van zijn eigen gedragingen op de kinderen. Daarom acht de rechtbank vaststelling van concrete omgang tussen de vader en de kinderen op dit moment (nog) in strijd met zwaarwegende belangen van de minderjarigen. Het verzoek van vader om vaststelling van een omgangsregeling zal daarom worden afgewezen.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1
Bepaalt dat het gezamenlijk gezag van de ouders wordt beëindigd en dat thans de moeder wordt belast met de uitoefening van het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarigen [minderjarigen] :
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats]
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] .
6.2
Wijst af het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling.
6.3
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
6.4
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Heyning-Huydecoper, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Kroon als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2017.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.