ECLI:NL:RBNHO:2017:6185
Rechtbank Noord-Holland
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een overeenkomst voor energielevering en de bevoegdheid van de Nederlandse rechter
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 april 2017 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, vertegenwoordigd door mr. A.P.W. Tonen, had verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 20 april 2016, waarbij hij was veroordeeld tot betaling aan Hoist Kredit AB, een rechtspersoon naar buitenlands recht. Hoist had de opposant gedagvaard wegens onbetaalde facturen voor energielevering, die volgens hen voortkwamen uit een overeenkomst met Energiedirect B.V. De opposant betwistte echter het bestaan van deze overeenkomst en de rechtsgeldigheid van de cessie van de vordering aan Hoist.
De kantonrechter heeft allereerst de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat deze bevoegdheid aanwezig was op basis van de Brusselse Verordening (EG) nr. 44/2001, aangezien de gedaagde in Nederland woonachtig is. Vervolgens werd de vraag of er een overeenkomst bestond tussen de opposant en Energiedirect B.V. onderzocht. De kantonrechter oordeelde dat Hoist onvoldoende bewijs had geleverd voor het bestaan van de overeenkomst, aangezien de overgelegde documenten niet door de opposant waren ondertekend en de betalingen niet overtuigend waren aangetoond.
Uiteindelijk concludeerde de kantonrechter dat het verzet gegrond was, waardoor het verstekvonnis niet in stand kon blijven. De oorspronkelijke vordering van Hoist werd afgewezen, en Hoist werd veroordeeld in de proceskosten van zowel de verstek- als de verzetprocedure, met uitzondering van de kosten van de verzetdagvaarding, die door de opposant zelf moesten worden gedragen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.